Stromarkt 45-47
Stromarkt 45-47, AmsterdamHet eerste huis op deze plek, bewoond door vissers, werd grondig verbouwd of vernieuwd halverwege de 17e eeuw. In het winkelhuis werden uiteenlopende beroepen uitgeoefend: er werden hoeden en melk verkocht en lange tijd was hier een barbier gevestigd. Na de restauratie werden de oude ambachten hier in ere hersteld en kwam in dit pand een pottenbakkerij en kaarsenmakerij.
Na een schipper komt hier een hoedenstoffeerder
De eerste eigenaar van dit perceel vanaf vóór 1600 tot tenminste 1638 is Arent Jansz Rober. Ergens voor 1642 komt het in bezit van Jan Albertsz Poy, die het huis en erf in 1646 voor ƒ 1800,- verkoopt aan Jan Volckertsz. Beiden zijn schipper. Volckertsz verkoopt met ƒ 200,- winst in 1650 aan timmerman Albert Cornelisz, die de boel direct grondig verbouwt: in 1651 wordt het huis als ‘volbouwd’ aangemerkt. Cornelisz houdt het huis in eigendom tot hij het rond 1662 voor ƒ 5820,- verkoopt aan hoedenkramer Esaias Linckenburg. In 1652 is hij in ondertrouw gegaan met Neeltje Coenen. Hij woonde toen op de Nieuwendijk. Na zijn overlijden blijft het in bezit van zijn erfgenamen, rond 1680 is dit Elias Linkenburgh, en zij verkopen het in 1695 aan Jan van der Linde voor ƒ 3000,-.
Vervolgens blijft het lang in de familie, al wordt het verhuurd: zo woont hier in 1742 Rutger Stegman, schipper op Nijmegen, die ƒ 275,- huur betaalt en een inkomen heeft van ƒ 700,-. In 1730 wordt het perceel toebedeeld aan Roelof van der Linden, voor 1/5 erfgenaam van zijn grootouders Johannes van der Linden en Anna van Heemstede.
Van melk tot meubels
Pas in 1769 verandert het huis weer van eigenaar als Gerrit Greeve er ƒ 3800,- voor neertelt. Na zijn overlijden komt het in 1778 in bezit van zijn weduwe Sophia Smit.
In 1805 heeft het pand vijf verschillende huurders met bedragen variërend van ƒ 16,- voor Caatje Meijer – die vast een kamertje niet veel groter dan een bezemkast heeft – via drie kamers die tussen de ƒ 50,- en ƒ 65,- doen, tot het huis waarvoor de weduwe Colder ƒ 150,- betaalt.
In de 19e eeuw zijn onder de huurders meerdere melkslijters: in 1851 mevrouw M. Deugd en in 1864 P. Leurs. In 1879 zijn de insteek, kelder, huis, boven, 2-hoog-voor en achter, 3-hoog in gebruik. Schoenmaker Oosteroom is dan de hoofdbewoner. In 1883 zit er verkooplokaal ‘De Mercuur’ in het pand, waar onder meer meubels te koop worden aangeboden, bijvoorbeeld bij vertrek naar het buitenland.
De kapperszaak werd bestelhuis
De eerstvolgende transactie dateert van 1881 als Joannes Theodorus Wiggers de Vries eigenaar wordt. Joannes (geboren 1820) is koopman/winkelier en gehuwd met Theresia Philippina Maria Kechel van Kechlau (geboren 1820). Zover we hebben kunnen achterhalen heeft hij niet in dit pand gewoond, wel woonde hij tussen 1866-1882 op Stromarkt 6 en aansluitend tot 1892 op nummer 13. Hun kinderen en erfgenamen verkopen het pand in 1901 voor ƒ 8000,- aan barbier Christiaan Zuidmulder Bakker (1871-1970). Op een foto uit ongeveer 1890 is te zien dat er toen al een ‘salon voor scheren en haarsnijden’ in het pand gevestigd was. Mogelijk huurde Zuidmulder Bakker toen al, de eerste advertentie van hem op dit adres is van 1897, het jaar waarin hij trouwt met Wilhelmina Maria Wijkhuizen. We komen begin 20e eeuw meerdere personeels- en nieuwjaarsadvertenties tegen en in 1925 blijkt dat hier een grote ommezwaai heeft plaatsgevonden: C. Zuidmulder Bakker, mogelijk een zoon, is hier een bestelhuis begonnen dat er tenminste tot 1948 zal blijven. Christiaan verhuist in 1940, na het overlijden van zijn vrouw.
In 1972 kopen wij de panden Stromarkt 5, 11 en 21 samen voor ƒ 27.500,- van de gemeente. Ook Stromarkt 13 kopen wij in dat jaar, van een particulier. De bouw van het Sonesta Hotel hier versterkt de kans dat het woonklimaat in deze buurt zal verbeteren.
In 1974 gaat de restauratie van start van het rijtje van vier aan de Stromarkt (nummer 17-23) en van Gouwenaarssteeg 13 en Smaksteeg 24. Het jaar ervoor is de ‘Rode Burcht’, het gebouw van Het Vrije Volk en de Arbeiderspers op het Hekelveld, gesloopt. In 1978 memoreert Geurt Brinkgreve dat het “allerminst een ramp (is) dat het gele geraamte van Het Vrije Volk plaats maakte voor het Sonesta hotel dat beter in het stadsbeeld past, en dat de stimulans gaf voor de restauratie van de Ronde Lutherse en van de zwaar verkrotte huizen langs de Stroomarkt door Stadsherstel”. Deze voor het stadsbeeld belangrijke gevelrij – waaronder de eenvoudige toplijst van Stromarkt 45-47, voorheen nummer 21 – werd zo weer in oude luister hersteld.
Na de restauratie betrok het Sonesta Hotel de Ronde Lutherse Kerk erbij als congrescentrum en liet het een ambachtencentrum bouwen. Op de begane grondverdiepingen van de panden kwamen bedrijven, waarvan er zes werden opgenomen in het ambachtencentrum. In dit pand kwam een pottenbakkerij en kaarsenmakerij.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Delpher
Open archieven
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: G. de Klerk
Restauratieaannemer: Woudenberg