Kerkstraat 400
Kerkstraat 400, AmsterdamOp een voorjaarsochtend in 1894 zetten kruiers de huisraad van Kerkstraat 400 op de stoep voor een executieverkoop. De bewoner had een belastingschuld. Het werd het toneel van een spraakmakende actie die in heel Nederland navolging zou krijgen. Met een handige sabotage wist een nog jonge socialist de gehele inboedel voor de eigenaar terug te kopen, voor 79 cent. Dankzij het redden van dit totaal vervallen monument blijven verhalen als deze bewaard.
Drie huizen op twee erven
Kerkstraat 400 is evenals de buurpanden 398 en 402 gebouwd op de erven 38 en 39 aan de ‘Amstelkerkstraat’. In 1669 verkopen Burgemeester en Thesaurieën van Amsterdam beide erven elk voor één derde part en voor in totaal 1000 gulden aan metselaarsgezel Jasper Gerritszn Rijswert, meester-glazenmaker Henrik Janssen Linde en meester-timmerman Gerrit Janssen van Diemm, die zijn part binnen drie dagen overdoet aan schuitenvoerder Gerrit Pieterszn.
Linde verkoopt zijn derde deel, in het midden van beide erven en ter hoogte van het huidige nummer 400, aan meester-metselaar Jan van Oostrum. Deze betaalt hier ƒ 600 contant voor en bouwt er een huis. Daarna verkoopt hij het door aan waagdrager Hendrick Corneliszn voor ƒ 2913 gulden “waarvan 1000 gulden gereed geld en de rest op Allerheiligen”. In 1719 verkopen de erfgenamen het pand aan Lucretia Blok, en haar dochter verkoopt het in 1722 na haar overlijden aan Dirck Vooght. In 1785 is het pand door ingewikkelde vererving verdeeld in 4,5 (juridische) parten, die elk voor 950 gulden verkocht worden.
F. Domela Nieuwenhuis is getuige bij het huwelijk van Reens
In mei 1894 wordt de executoriale verkoop van de inboedel van Kerkstraat 400 belemmerd door ene Reens, die omstanders toeroept: “Biedt niet, doch laat alles aan mij over”.
Deze man is de dan 23-jarige Abraham ‘Bram’ Mozes Reens (1870-1930), een revolutionair-socialist en anarchist. Reens was diamantklover en later caféhouder van beroep maar vestigt de aandacht vooral op zich met zijn ludieke en provocerende acties. Zo worden koningin-regentes Emma en haar dochter koningin Wilhelmina bij hun intocht in Amsterdam in 1895 begroet met een kakafonie van honderden speelgoedfluitjes, uitgedeeld door Reens. Niet iedereen kan het gedrag van Reens en zijn medestanders waarderen. Zo veroordeelt opperrabbijn dr. H.J. Dünner het gedrag streng in een leerrede in 1893.
Reens wordt gangmaker bij het georganiseerd verhinderen van gerechtelijke inboedelverkopingen wegens belasting- of huurschuld, hetgeen al snel navolging krijgt in heel Nederland. Reens probeert daarbij de prijzen van de huisraad zo laag mogelijk te houden, te beginnen met een demonstratief openingsbod van één cent. De bemachtigde meubels zouden nog tijdens de verkoop terug de huizen van de schuldenaars in gebracht worden. Ook Geertje Feenstra – ‘het meisje van Reens’ – is betrokken bij de acties. Als zij diezelfde zomer trouwen is niemand minder dan Ferdinand Domela Nieuwenhuis getuige.
Reens werd eigenaar van de complete inboedel voor 79 cent
Terug naar die 31e mei 1894. Zover we hebben kunnen nagaan is dit de eerste keer dat Reens deze actie op touw zet. “’t Is Donderdagmorgen 11 uur. De Kerkstraat (…) is ongewoon druk; voor perceel 400 bewoond door onzen vriend Mol verdringt zich een kleine menigte”.
Kruiers sjouwen meubelstukken op straat en het aantal aanwezigen groeit uit tot 1000. De deurwaarder is ‘ten hevigst ontdaan’ als hij doorheeft dat hij met een georganiseerd publiek te maken heeft. De getuigenissen over of wel of geen sprake van intimidatie of geweld was, zullen na afloop verschillen maar het resultaat is dat Reens eigenaar wordt van de gehele inboedel – door de deurwaarder geschat op een waarde van 50 à 60 gulden – voor 79 cent.
De tumultueuze openbare verkopingen groeien uit tot publiek vermaak, waarbij Reens steevast de lachers op zijn hand krijgt en hij is in zijn kringen dan ook een graag geziene gast. Dit geldt niet voor de deurwaarders, opkopers en agenten met wie Reens herhaaldelijk de confrontatie aangaat.
Zijn actie in de Kerkstraat is de directe aanleiding voor rechtsvervolging waarbij een gevangenisstraf van drie maanden wordt geëist. Reens verdedigt zich met de woorden dat niet hij de orde verstoort, “maar de Staat die geld vordert van een ongelukkig gezin dat niets heeft”.
Het proces gaat helemaal tot aan den Hoogen Raad; Reens wordt uiteindelijk vrijgesproken.
In 1970 werden wij eigenaar van dit pand en het naastgelegen Kerkstraat 402. Twee jaar eerder waren wij al in bezit gekomen van nummer 396-398, waarmee dit pand een tweeling vormde. Nummer 400 is echter in de 19e eeuw met een verdieping verhoogd en heeft een lijstgevel gekregen. De houten onderpui, die stamt uit 1875, heeft twee deuren.
Voor de drie panden is een gezamenlijke restauratie uitgevoerd. De panden waren in erg slechte staat bij aanvang van de restauratie. In afwijking van de gebruikelijke aanpak vervaardigde de architect in nauw overleg met Bureau Monumentenzorg en Stadsherstel de restauratieplannen; de directie en uitvoering van de restauratie werd vervolgens in het beheer van Stadsherstel uitgevoerd. Later zouden onder leiding van het eigen bouwbureau van Stadsherstel meerdere restauraties worden uitgevoerd.
Na de restauratie zijn in de drie panden zeven woningen opgeleverd, waarvan drie in dit pand: nummer 400 bestaat uit het souterrain en de bel-etage, op 1-hoog is 398 A en 398 C beslaat de 2e en 3e verdieping. Het trappenhuis bevindt zich in het naastgelegen nummer 396-398.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam Monumentenstad
Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland (BWSA)
Delpher
Ons Amsterdam, Provo avant la lettre, Jessica Voeten, 2022
Stadsarchief Amsterdam
Vrienden van de Historie van de Vakbeweging – Het geheugen van de vakbeweging
Waarachtige volksvrienden. De vroege socialistische beweging in Amsterdam, 1848-1894, Bos, D., 2001
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: H.R. Aiking
Restauratieaannemer: Hillen & Roosen