Het Vergulden Soutvat
Sint Jansstraat 46, AmsterdamWerden hier in de 17e eeuw nog de populaire maar kostbare Spaanse stoelen vervaardigd, in 1683 koopt een weduwe met vele namen het pandje, waarna het ruim een eeuw in de familie blijft. Haar schoonzoon is wijnkoopman en tenminste sinds 1742 zwaait een tapper hier de scepter. In de jaren veertig van de vorige eeuw is hier opnieuw een wijnhandel.
Spaanse stoelen uit Amsterdam
In 1639 verkoopt Nicolaes Gommaer voor ƒ 6200,- een huis genaamd ‘Het Vergulden Soutvat’ en erf “met een woninge daer achteraen ende een vrije uytgangh tot achter in het Schoutensteeghjen toe”. Deze van oorsprong 14e-eeuwse Schoutensteeg bestaat nog steeds: de – afgesloten – ingang bevindt zich tussen Oudezijds Voorburgwal 212-216 en het doodlopende slop loopt achter de huizen van de Sint Jansstraat langs.
De koper is Joris Barentsz, een Spaanse stoelen-maker.
In de 17e eeuw gold een stoel nog als statussymbool, mensen zaten doorgaans op banken. Onder de gegoede burgerij was de Hollandse renaissance stoel, beter bekend als de Spaanse stoel, erg populair. Deze stoel heeft een hoge rugleuning en een rechthoekige zitting. De meeste zijn bekleed met leer, hoewel ook zijde en fluweel voorkomen, vastgemaakt met koperen siernagels. Ze stonden vaak langs de muur als ze niet in gebruik waren. Daarnaast was er onderscheid in stoelen met armleuning die voor de mannen bestemd waren, en zonder. Ondanks de naam kwamen de meeste Spaanse stoelen niet uit Spanje maar gewoon uit Nederland, waar ze door gespecialiseerde stoelenmakers zoals Barentsz werden vervaardigd.
Wijntje, Weijntje, of toch.. Weinefride?
In 1683 brengt Het Vergulde Soutvat bij een executieverkoop ƒ 7416,- op als de weduwe en erfgename van Egbert Jaspersz, eveneens Spaanse stoelen-maker, het verkoopt. Het huis heeft dan een overtimmerde gang, die “soo hoog en wijt” zal moeten blijven als die op dat moment is, met waterlozing in het achtergelegen Schoutensteegje. Op het plaatsje achter het huis staat een gedoogde ‘pottebank’ van het buurhuis tegen de muur van dit huis en aan de oostkant heeft de bewoner van het achterhuis hier een ‘kooken’ tegenaan gebouwd.
De koopster is weduwe Wijntje Molenaers. In 1667 is zij als Trijna getrouwd met Engel Verhel. Dat archiefonderzoek niet altijd makkelijk is illustreert dit stel mooi. Wordt Verhel ook wel als Verhell gespeld, dit is nog overzichtelijk. Voor zijn weduwe geldt dat wij haar tegenkomen met de achternaam gespeld als Molenaers, Molenaars, Molenaer, Molenaar, Molenare en Meulenaer. Dat in combinatie met de vele verschillende versies en spellingen van haar voornaam maakt een bijna onmogelijke opgave: in de archieven komen wij Wijntje of Trijna ook wel tegen als Weijntje, Waeijntje, Weijnte, Waamtje, maar ook als Weinefride en als Meijntje.
Minstens zeven kinderen laten zij dopen in Kerk De Star, de twee oudste – Elizabet (1668) en Antonius (1669) – overlijden als zuigeling. Weinefrida (1670), Henricus (1672), Elizabet (1673), Debora (167) en Antonius (1677) volgen. In 1681 is Engel begraven in de Oude Kerk. Wijntje zelf overlijdt waarschijnlijk in 1706.
In 1713 eigendom van een wijnkoper
Het is de jongste zoon en mede-erfgenaam, koopman Anthony Verhel, die het huis in 1713 verkoopt aan zijn zwager, koopman Nicolaas Clumper (geboren 1667). Deze betaalt ƒ 3000,-.
En zo komen we er per toeval na nog wat speurwerk achter dat Wijntje en Engel nóg twee kinderen kregen die wij niet in het doopregister tegenkwamen. Na Antonius werd nog een dochter geboren: Adriana, zij overleeft niet. En tussen Weinefrida en Henricus blijkt nog een dochter te zitten: in 1671 ziet Ludewina Verhel het levenslicht. In 1691 gaat zij op 19-jarige leeftijd in ondertrouw met de 24-jarige wijnkoper Clumper.
Het echtpaar heeft zes kinderen gekregen, onder wie Cornelia Maria (geboren 1714). Cornelia huwt Nicolaas van de Putte en na haar overlijden hertrouwt hij met Elizabeth Thijm. Het huwelijk met Cornelia is kinderloos gebleven, met Elizabeth krijgt Van de Putte twee zonen: Nicolaas junior en Johannes. Zij zijn het die als enige erfgenamen van hun ouders het huis in 1797 verkopen.
Uit de personele quotisatie van 1742 blijkt dat het huis verhuurd wordt aan tapper Barend Volkers, die daar ƒ 475,- voor betaalt, terwijl hij ƒ 600,- verdient, waarvan hij ook nog een dienstbode betaalt. Jan Hendrik Leesbergh is de koper voor ƒ 5000,-. Het huis heet nog steeds het Vergulde Zoutvat en ook is nog sprake van de overtimmerde gang. Uit de huurderskohieren van 1805 blijkt dat Leesbergh het huis zelf bewoont.
Al eeuwenlang wordt hier getapt
In 1851 woont in het huis ‘stedelijk geamploieerde’ Adrianus Dekker met zijn vrouw Sara Catharina Schalekamp, tapster. Verder zijn zowel de onderste als de bovenste voor- en achterkamer verhuurd. Vanaf 1864 vinden we hier vervolgens de familie De Graaf: Johannes Henricus Casparus de Graaf is pakhuisknecht en ook hier is het zijn vrouw, Anna van Wichen, die achter de tap staat. De Graaf is ook betrokken bij Zieken- en Begrafenisfonds ‘De Goede Hoop’.
In 1879 bewoont hun zoon Johannes Bernardus, bierhandelaar het huis. Verder zijn 1- en 3-hoog voor en 2-hoog voor en achter bewoond. We komen tot 1947 advertenties tegen van J.B. De Graaf, eerst van de bottelarij en in de laatste jaren als wijnhandel. Rond de eeuwwisseling 1900 woont meestertimmerman Willem Trienen in het bovenhuis en in 1934 vieren J.B. van Rijn en E. van Rijn-Schaap hun 40-jarig huwelijk.
Sint Jansstraat 46 is een karakteristiek klein huis met een sobere klok en houten onderpui. We kunnen het samen met nummer 44 en 42 overnemen van Krasnapolsky, dat hier zeventien panden sloopt ten behoeve van een parkeergarage met de ingang aan deze straat vlak naast onze drie monumenten. Dit buurtje staat er dan verloederd bij: veel oude pandjes verkrotten en worden onbewoonbaar verklaard. Er is veel drugsoverlast en criminaliteit en er wordt gekraakt.
Na restauratie zijn de panden geschikt gemaakt voor studentenhuisvesting en dienen al ruim 30 jaar als dispuutshuis voor Stichting Siriushuis.
Door deze geslaagde restauratie besloot Krasnapolsky meer panden aan ons over te dragen voor restauratie.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam Monumentenstad
Delpher
Open archieven
Stadsarchief Amsterdam
Zuiderzeecollectie
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Rappange architecten en partners
Restauratieaannemer: Dickhoff