Oudezijds Voorburgwal 61
Oudezijds Voorburgwal 61, AmsterdamOoit was er een rijwiel- en motorstalling in de kelder van dit fraaie koopmanshuis gevestigd. Dit was met grote, zwarte letters aangegeven op de gevel. Maar er is aan de buitenkant nog meer van de bouwhistorie te ontdekken; over de binnenkant hebben we het dan nog niet eens gehad.
In de kern is het een laat 16e eeuws pand
In het oudste deel van dit koopmanshuis kwamen, tijdens de restauratie op de verdieping, achter voorzetwanden restanten van muurstijlen tevoorschijn, met afgehakt zwanenhalskorbeel uit de 16e eeuw. Op de zolder leverde het houtonderzoek (dendrochronologisch onderzoek) van een aantal spantonderdelen dateringen van 1595,1596,1592 op. In de kern hebben we hier dus met een laat 16e eeuws pand te maken. Met een houten voorgevel en zijgevels van steen.
Aan beide zijden van de gevel is bij de bouw een osendrop aangebracht; een druipgoot in de ruimte tussen twee panden, bedoeld om water, druipend van uitstekende dakpannen, op te vangen. De osendrop is bestraat als een goot of van natuursteen voorzien, zodat regenwater daadwerkelijk kan worden afgevoerd. Hoosdrup, druipgoot, huisdrop – er bestaan wel zestien synoniemen. Kattenzijdje is een van de leukste. Het gangetje kon zó smal zijn dat een kat er nog net tussen paste. Soms was de goot zo breed dat het eerder een smalle steeg leek. Behalve voor afvoer van hemelwater moest de verplichte osendrop ook dienen als afweer tegen overslaande brand.
Een verbouwing van formaat werd in het tweede deel van de 17e eeuw gerealiseerd. Het pand krijgt dan een stenen voorgevel en de verdiepingen worden aangepast aan de heersende mode.
Representatieve hal met vestibule
Zo krijgt het pand een classicistische zandstenen halsgevel met zandstenen vleugelstukken en trosversieringen (festoenen). Verder heeft het pand een gebogen fronton op de top. Bloemslingers rond de hijsbalk en festoenen onder de ramen. De deuromlijsting is geblokt en ernaast zit een smal zijlicht met een tak als traliewerk. Het souterrain krijgt een zandstenen basement. De voorgevel is daarna in het begin van de 19e eeuw ook weer aangepast aan de mode van toen.
De natuurstenen trap geeft toegang tot de representatieve hal. Deze is symmetrisch opgezet, wat gerealiseerd is door bijvoorbeeld tegen de zijgevel ‘schijndeuren’ aan te brengen. Ze zijn een spiegeling van de wandindeling aan de overzijde van de gang. De schijndeuren geven nu toegang tot kasten in de osendrop. De hal is aan de voorzijde, de zogenaamde vestibule, voorzien van zwierig en rank Lodewijk XV-stucwerk met een marmeren lambrisering.
Het ontwerp is zonder gebruikmaking van sjablonen op muur, plafond en gewelf aanbracht. De nog aanwezige geornamenteerde stucplafonds uit de 16e en deels ook uit de 17e eeuw zijn vervaardigd door vakwerklieden, vaak uit het buitenland. Het stucwerk is tijdens de restauratie schoongemaakt door meesterstukadoor Roland Vliegers. Alle verflagen – die steeds meer details deden vervagen – zijn verwijderd met behulp van stoom en stekertje.
Het stucwerk in de hoge vestibule toont de hand van de meester, 400 jaar geleden bij een kaarslicht of olielampje aangebracht. Zeer verfijnd allemaal.
Het Amsterdamse ornamentenbedrijf is de grootste
Honderd jaar na het aanbrengen van dit stucwerk gaat het aanbrengen van stucwerk heel anders. Met de snel toenemende bouwproductie in de tweede helft van de 19e eeuw neemt ook de behoefte aan sierstucwerk voor het interieur toe. Gestukadoorde plafonds worden naar interieurmode opvattingen uit die tijd voorzien van lijstwerk en ornamenten. Voor een stukadoor is het gemakkelijker om de ornamentiek uit een bestaande collectie sjablonen te halen dan alles zelf ter plaatse te maken. Het werken met sjablonen neemt een grote vlucht en met name de Amsterdamse firma J. Silberling en Co. wordt bekend om zijn grote collectie sjablonen.
De unieke collectie is in de jaren 1860 tot 1920 tot stand gekomen. Op industriële schaal worden mallen vervaardigd, op bestelling afgegoten en ter plaatse bezorgd. De catalogus, als losbladig systeem, is een verkoopbrochure en instructie ineen. Het bedrijf verzamelt het bronmateriaal van plafonds in Lodewijk XIV-stijl tot en met Art Deco en Jugendstil. Drie eeuwen ornamentkunst worden daar nauwkeurig vastgelegd, waardoor de collectie de grootste verzameling van stucornamenten wordt. Dit materiaal vormt de basis voor de kwalitatief hoogstaande restauraties. En, als een stukadoor in een pand een nog niet gedocumenteerd plafond tegenkomt, wordt dit toegevoegd aan de collectie.
Zes schepen met in totaal 60.000 stenen uit Italië
De vloer van portaal en vestibule heeft verder zeskantige wit marmeren tegels. Deze tegels lopen door onder de huidige linkerwand van de vestibule.
Vloerenonderzoek door Inger Groeneveld, bouwhistorica bij Monumenten en Archeologie in Amsterdam, in de jaren 2005-2009 voor de RDMZ /RCE toont aan dat zeskanten in Amsterdamse vloeren zeer zeldzaam zijn. Tot op heden zijn er een vijftal vloeren in Amsterdam en Haarlem bekend. Naast dit exemplaar zijn in het Stadsherstelmonument Korsjespoortsteeg 8, onder later aangebrachte vloerafwerkingen, ook dergelijke zeskantige witmarmeren tegels te vinden. Een deel van deze tegels hebben we hergebruikt in de nieuwe eenlaagse achteraanbouw in dit pand op de Oudezijds Voorburgwal.
In 1671, het eerste jaar dat er over dergelijke stenen gerept wordt, voeren zes schepen vol met zeskanten naar Amsterdam. Dat kunnen wel tot 60.000 stenen zijn geweest, aangezien een scheeplading vloerstenen uit rond 10.000 stenen bestond. We weten dat de uit Carrara afkomstige zeskanten wel in de jaren 1670-1710 (en daarna) voorkwamen.
Vrienden kregen een rondleiding tijdens de restaurauratie
Vrienden bedankt
Dankzij de contributiebijdragen van de Vrienden zijn de hal en de natuurstenen toegangstrap gerestaureerd.
Vierhonderd jaar zonder Amsterdamse fundering
Tijdens ons funderingsonderzoek ontdekten we ook dat er helemaal geen palen onder de muren aanwezig zijn. Er was ‘op staal’ gefundeerd zoals dat heet. Het metselwerk draagt gewoon op de grond. Daarom zal het pand een nieuwe fundering krijgen.
De term ‘bouwen op staal’ is afkomstig van het Oud-Germaanse ‘stal’ en het Oud-Franse ‘estal’ wat zoveel betekent als ‘staan op’, ‘rusten op’, ‘stand’ en ‘grond’. Het woord ‘staal’ verwijst hier dus naar de ondergrond, waar staal juist de grote afwezige is. De vaste grond is zandgrond die zo hard en stabiel is dat er niet hoeft te worden geheid. Bron: Bouwkundige Termen van Haslinghuis en Janse.
Omdat dit monument rijk is aan monumentale onderdelen is er kleurhistorisch onderzoek uitgevoerd en aan de hand daarvan zijn de kleuren bepaald.
In de voorkamer op de beletage is de aangetroffen 19e-eeuwse grijze tint aangehouden voor de raampartijen en het plafond. Omdat de empire schuiframen doorlopen naar de hangkamer erboven, zijn ook hier de raampartijen in deze grijze tint geschilderd.
Voor het plafond in de hangkamer is bewust gekozen voor benadering van de 18e-eeuwse blauwe kleurafwerking. Vooral omdat het plafond ook vanuit de hoge vestibule (ook 18e-eeuws en Pruisisch blauw) zichtbaar is.
Voor de hoger gelegen verdiepingen is de grijze tint uit de 19e eeuw als basis genomen voor het houtwerk om zo de huizen in een ingetogen kleurstelling af te werken en eenheid in het pand te behouden.
In de keuken trof men blonde houtimitaties onder een oker kleurafwerking. Omdat niet met zekerheid te zeggen was hoe deze houtimitaties eruitgezien hebben en oker een gebruikelijke kleur was in keukens, is de keuken in het achterhuis in de gevonden okerkleur geschilderd.
De entree bestaat uit een hoge 18e-eeuwse vestibule en een laag 17e-eeuws portaal. De oudste afwerking die is aangetroffen op het portaal is een bruine verflaag, die kleur is dan ook weer teruggebracht.
De eerste Hollandsche poppenfabriek’ Hollandia
Als wijnkoper Jan Braemszn. begin zeventiende eeuw overlijdt, laat hij zijn zoon Tijmen Jan Braemszn. zijn bezit na. Tijmen is dan zeventien en nog te jong om daar zelf over te kunnen beschikken Zijn voogd koopt van het ontvangen geld twee panden, waarvan er één aan de Oudezijds Oostervoorburgwal 61 staat, en de andere grenst aan de achterzijde ervan. De panden blijven in familiebezit tot 1675.
In het rijtje huizen waarin ook ons pand staat, vestigen zich eind negentiende eeuw en in de eerste helft van de twintigste eeuw ondernemers met afwisselend kleine en grotere bedrijven. De kleine vaak in de pakkelder in het souterrain, met aparte ingang vanaf de straat. Er is veel bedrijvigheid en er zijn veel wisselingen. Ateliers voor confectie en de handel hebben een groot aandeel in het bedrijfsleven op dit stuk Wallen.
Ons pand op nr. 61 herbergt vanaf 1915 ‘de eerste Hollandsche poppenfabriek’ Hollandia (1908) en modeatelier Arthur Trompetter en Co. – Manufacturen en Agenturen. Elf jaar daarna wordt het faillissement over ‘Abraham Trompetter (zich noemend Arthur)’ uitgesproken. Later zit er een japonnenatelier. In de dertiger jaren huist in de pakkelder een Rijwiel & Motorstalling, die later wordt omgedoopt tot Rijwiel Stalling & Reparatie. Na verkoop in 1958 sluit de pakkelder als bedrijfsruimte. Na restauratie zijn er twee woningen in het pand gekomen.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Delpher
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
Een bijdrage van Het Cultuurfonds
Edith Oen-Oei Schone Kunstenfonds
De Vrienden van Stadsherstel