Oudezijds Voorburgwal 32
Oudezijds Voorburgwal 32, AmsterdamDit pand was in de vorige eeuw in gebruik door Wagenmakerij en Karrenmakerij Van Marken, net zoals de twee buurpanden. Er is nog geprobeerd, onder andere door Hans ’t Mannetje, om de laatste Wagenmakerij van Amsterdam op deze plaats te redden, maar dat is niet gelukt. Wel is de inventaris naar het Openluchtmuseum in Arnhem gegaan.
De Warmoesstraat was het eerste bebouwd
Sinds de 13e eeuw werd er al in het bouwblok Warmoesstraat, Oudezijds Armsteeg, Oudezijds Voorburgwal en de Heintje Hoeksteeg gewoond. De Warmoesstraat werd een zeer voorname straat waar ook de deftige zaken gevestigd waren, waar goud en juwelen, zijde en fluweel werden verkocht.
Toen de stadsmuur aan de Oudezijds Voorburg, oorspronkelijk de oudste stadsgracht, werd geslecht, werd het een gracht waar men graag wilde wonen. Onder andere woonde vlak bij het pand op nummer 32 een lid van de beroemde burgemeestersfamilie Bickers. Vondel woonde vlakbij in de Warmoesstraat en op de gracht op nummer 30 woonde Lambertus van Tweenhuisen, koopman en oprichter van de Amsterdamse Compagnie voor de Walvisvaart.
Vanaf de zeventiende eeuw bevindt zich op nummer 40 een schuilkerk, nu het beroemde museum ‘Ons Lieve Heer op Solder’. In 1880 begonnen twee broers Van Marken een smederij en Wagenmakerij op nummer 30 waar ze ook paarden besloegen. Zij zouden daar tot 1974 blijven. Een tijd hadden ze ook een uitbreiding in de panden op nummer 32 en 34.
Vier generaties op de gracht
Eigenaar Dhr. E. A. van Marken was de laatste van vier generaties Van Marken die allen in nummer 30 gewerkt hadden. Van Marken woonde ook na de opheffing van zijn bedrijf in het pand. Hij maakte er, net als de generaties voor hem, bierwagens, sleperswagens en vooral veel soorten handkarren. Daarnaast werd er reparatiewerk gedaan aan karren, koetsen en meer luxe voertuigen. Ook werden er handkarren verhuurd. Het bedrijf had een klassieke houtbewerkingsoutfit voor de wagenmakerij en een complete smederij voor zwaar werk en voor de hoefsmederij. In het archief ligt nog ongeveer 2 meter aan documenten; vooral constructietekeningen van wagens, koetsen en karren.
Tot net na de Tweede Wereldoorlog was de handkar een algemeen vervoersmiddel in de stad. Toen rond 1970 Hans ’t Mannetje, beeldhouwer in Amsterdam, in het bezit van een handkar kwam, ontdekte hij hoe ongelooflijk handig dit vervoersmiddel was. Van het een kwam het ander en in 1971 richtte hij in Amsterdam de Nederlandse Handkarren Stichting op. Ze kochten oude handkarren, probeerden die op te knappen en organiseerden Sint Christoffelsdag, de jaarlijkse viering op de naamdag van Christoffel (25 juli), de beschermheilige van de reiziger.
Redding van handkarren
Het ging niet goed met de stichting waardoor de handkarren in 1983 terechtkwamen in het Zuiderwilde (dr) en tenslotte in museum De Wemme. De stichting hield zich in 1973 en 1974 vooral bezig met het redden van onze Wagenmakerij; de enige nog overgebleven Wagenmakerij van Amsterdam. Er was geen opvolger en Van Marken wilde de werkplaats verkopen. Het redden van de werkplaats van Van Marken ging niet vanzelf.
In september 1973 schreef de stichting een brief aan de wethouder over de noodzaak van het voortbestaan van de wagenmakerij. Er was nog steeds een klantenkring, waaronder het gemeentelijk vervoerbedrijf, het gemeentelijk energiebedrijf en de Nederlandse Spoorwegen, die in de problemen zouden komen als de dienstverlening ophield.
De stichting zag bovendien een toename van het gebruik van handzame handkarren voor vrachten die het gebruik van een auto niet rechtvaardigen en het zou het transportmiddel kunnen worden in autovrije stadsgebieden. Ook was de werkplaats een uniek industrieel monument dat eventueel een museale functie uitgebreid zou kunnen worden. Bijvoorbeeld voor oude unieke handkarren. De gemeente voelde hier niets voor. Toen een doorstart niet mogelijk bleek, kon de inboedel gelukkig in zijn geheel naar het openluchtmuseum in Arnhem verplaatst worden.
Een gezamenlijk trappenhuis
Het rijksmonument op nummer 32 heeft een 18e eeuwse halsgevel en bezit op meerdere plaatsen nog het 16e eeuwse houtskelet met prachtige zwanenhalskorbelen. Het bleek toen wij funderingsonderzoek deden dat het op staal gefundeerd was. Dat betekent dat er geen palen onder zaten. Toen we het onderzoek uitvoerden en dit constateerden, moesten we ook heel snel het putje weer dichtgooien zodat er geen verzakkingen plaats zouden vinden. Gelukkig hadden we de gezamenlijke bouwmuur van nummer 32/30 al bij de restauratie van nummer 30 op kunnen vangen. En de bouwmuur van 32 is ter plaatse van het gat nummer 34 opgepakt. Zo hoefde de horecagelegenheid op nummer 32 het pand niet uit tijdens het herstel.
De restauratie van het pand werd tegelijk uitgevoerd met de reconstructie van het buurpand Oudezijds Voorburgwal 34. De reden was dat we in 32 het trappenhuis maakten van beide panden. Omdat nummer 34 een zeer smal pand was en de reconstructie nieuwbouw was, hadden we daar te maken met de nieuwbouweisen van het bouwbesluit. Dat betekende dat een groot deel van het gebruiksoppervlak ingenomen zou worden door een trappenhuis. Door een gezamenlijk trappenhuis te realiseren, bleef er meer leefruimte over.
Ook dit pand werd als leerlingbouwplaats uitgevoerd. Twee leerlingen volgden de primaire timmerkrachtopleiding en twee de restauratieopleiding. De restauratieopleiding kan na de timmermansopleiding gedaan worden.
Het project was daardoor ook een ROP; Restauratie Opleidings Project. Na dit project restaureerden we het Veilinghuisje op het binnenterrein met de zinken nieuwbouw ernaast. Beiden zijn nu in gebruik als bierbrouwerij van De Prael. Eind 2007 startten we met de bouw van de KLM-huisjes aan de Oudezijds Armsteeg. Na oplevering van nummer 32 en 34 voegden wij zeven nieuwe tweekamerwoningen toe aan het woonbestand van Amsterdam.
Onze oud-directeur Wim Eggenkamp voerde de hoogste punt handeling uit van dit project: het aansmeren van de nokvorsten. Dit was zijn laatste hoogste punt handeling bij ons. Zestien jaar eerder, toen Wim net directeur geworden was, was dat ook de laatste handeling van de vertrekkende directeur de heer Hengeveld. Natuurlijk was bij het behalen van het hoogste punt de vlag in de top gegaan en kregen de bouwvakkers een kapfooi. Na de handeling van het hoogste punt gingen we borrelen/aan het bier in café Het Aapje. Dat is het café waar Wim 16 jaar eerder zijn eerste borrel had en nu dus zijn laatste. U ziet het, wij houden van tradities.
Bronnen:
De Handkar
Walburg pers
Museum deWemme
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher