Bijna voorgoed weggevaagd door
een pyromaan

K

Kloveniersburgwal 38

Kloveniersburgwal 38, Amsterdam

De woningen in dit stukje oud Amsterdam werden lange tijd aangeduid als ‘die Buerenhuysen’, mogelijk vanwege de eenvoud. Dit geldt niet voor deze charmante 18e-eeuwse klokgevel met Rococo-kuif op de hoek Kloveniersburgwal / Boerensteeg. Het achterhuis in deze steeg, dat lange tijd bij het buurpand nummer 40 hoorde, is sinds de restauratie onderdeel van dit hoekhuis. Dat het pand er nog staat mag een wonder heten: een pyromaan stichtte hier in 1966 brand met tragische gevolgen.

1647
Bouw
2e Kwart 18e eeuw
Klokgevel
1963
Stadsherstel eigenaar
1966
Brand
1969
Restauratie
Nu
Bedrijfsruimte & woningen
1553
Nederig voorkomen

Het was het eerste huis in de schaduw van de oude stadsvesten

Uit het kohier van huizen van 1543 en de plattegrond van Cornelis Anthonisz van een jaar later blijkt dat op deze plek dan nog geen huizen staan. Tien jaar later echter is sprake van “Die Hoechstraet met die Buerenhuysen” en van de huizen van “’t Buerencloester”, mogelijk een verwijzing naar de ligging tussen het Pouwelsbroedersklooster en het Bethaniënklooster in. Geopperd wordt dat het nederige voorkomen de toevoeging ‘boeren’ gaf, in elk geval worden ze in de daaropvolgende jaren zo genoemd. Dit geldt zowel voor de huizen in de steeg, als die in de Dwarsstraat. Dit is het straatje dat bij ons hoekpand op nummer 38 op de Kloveniersburgwal uitkwam, maar al snel werd ook dat aangeduid met de Boerensteeg. De Boerensteeg bestaat nog altijd, zij het afgesloten met een hek en niet meer openbaar toegankelijk.

Uit archiefgegevens blijkt dat het hoekperceel een van vier panden moet zijn geweest die Cornelis Luytsz hier bezat en dat hij het verhuurde aan meester Wouter die Barbier, later Mr. Wouter Janssz in de Badtstoef genoemd. In het kohier van 1559 staat precies omschreven dat deze Wouter het eerste huis aan de Vesten of stadswal bewoonde. Vanaf 1562 zou Adriaan Willemsz eigenaaar zijn geweest van de huizen aan de zuiderhoek van de Boerensteeg.

Kade
Boerensteeg 9

De afbraak van de stadsmuur bracht licht en lucht

Tot het einde van de 16e eeuw is de Kloveniersburgwal de buitenste stadsgracht van oud Amsterdam. As deze de functie van verdedigingsgracht verliest wordt begin 17e eeuw de oude stadsmuur gesloopt. Wat een verschil moet dat gemaakt hebben: de huizen kwamen ineens aan de kade te liggen. Ze moesten hiervoor wel melioratie betalen omdat ze nu licht en lucht kregen, maar de panden stegen aanzienlijk in waarde.

De eerst bewaarde overdracht van het hoekhuis dateert van na de afbraak van de wal, als de weduwe Neeltje Thonis het in 1638 voor ƒ 4000,- verkoopt. Al in 1605 was zij eigenaresse, in dat jaar machtigde zij Pieter Coenenz inzake het beheer en de verhuur van haar woningen. Klerenverkoper Willem Pietersz Hasselaer, wordt eigenaar.

Aan de noordzijde grenst het huis aan ’t Boere Steechjen; het perceel ten zuiden is bij de aankoop nog steeds in eigendom bij de erfgenamen van eerdergenoemde Cornelis Luytsz. Aan de achterzijde grenst het aan het huis van Femmetje Theunis met een gemeenschappelijke muur en trap of opgang. Femmetje is de weduwe van schuitenvoerder Jochem Dircxsz, die in 1624 Boerensteeg 9, “een woning en erfje, gelegen bij het Boshuys, in ’t Boerensteegje, getekend nr. 4” van kraanmeester Jan Cornelisz Root, kocht.

1647
Tweeling

Twee nieuwe huizen en een achterhuis

Hasselaer is al enige jaren eigenaar van het hoekperceel aan de gracht als hij in 1647 het achterliggende Boerensteeg 9 van Femmetje kan kopen voor ƒ 2000,-. In datzelfde jaar is het hoekperceel ‘volbouwd’ met twee nieuwe huizen: de huidige Kloveniersburgwal 40 en 38.

Waarschijnlijk wordt gelijktijdig Boerensteeg 9 tot achterhuis van nummer 40 gemaakt, dat daarmee achter nummer 38 langs in een L-vorm grenst aan de Boerensteeg, waar het een uitgang heeft. Tot onze restauratie in 1968-1969 blijft deze constructie gehandhaafd; daarna wordt het samengevoegd met het hoekhuis op nummer 38.

In 1668 verkoopt zoon Jacobus Hasselaer, lakenkoper te Harderwijk, als gemachtigde van zijn vader, Kloveniersburgwal 38. Meester-chirurgijn Abraham Jansz van der Spriet betaalt er ƒ 6600,- voor.

In oktober 1674 komt het huis in bezit van goudsmid Johannes Bilsteijn (1637-1706) en zijn vrouw Niesje Mangeles (1647-1710), met wie hij het jaar ervoor in het huwelijk is getreden. Hij heeft dan al twee kinderen van zijn eerste vrouw en een maand eerder is hun eerste zoon geboren. Als het stel “tezamen en ieder in ’t bijzonder” het huis in 1683 verkoopt zijn er inmiddels nog vier kinderen geboren (en één overleden) en ook zijn ze inmiddels, na het overlijden van Niesje’s zus en haar echtgenoot, voogd geworden over hun zes kinderen én over de jonge Abraham van der Tooren, die later net als zijn vader en voogd goud- en zilversmid zal worden.

Verbouwing
Rococo-kuif

Het huis wordt vlak voor overlijden nagelaten aan de Diaconie

De nieuwe eigenaar is Gosewijn van Lunteren, linnenkoper. Het huis blijft vervolgens lang in de familie. Na het overlijden van haar vader, haar moeder Catharina van Aerentsveldt en haar broer is de Elisabeth van Lunteren als enige erfgenaam eigenares van het perceel geworden.

Elisabeth was ongehuwd en heeft het huis bij testament van 10 september 1739 nagelaten aan de Diaconie der Nederduitse Gereformeerde Kerk. Acht dagen voor haar overlijden. Het huis bracht op dat moment ƒ 610,- per jaar aan huur op en werd bewoond door Jan Abbing.

In 1741 staat het huis leeg en laat de Diaconie het samen met andere aangeërfde huizen veilen. David Eckhardt mijnt bij de afslag ƒ 250,- en betaalt in totaal ƒ 9250,-. De kelder en de achterkamer, te bereiken via een trap in de steeg, zijn nog tot mei 1742 verhuurd voor respectievelijk ƒ 160,- en ƒ 50,-. Zelf gaat meester-chirurgijn Eckhardt het huis bewonen. Hij is het ook die het huis zal verbouwen en het zijn huidige uiterlijk met de Rococo-kuif geeft. Dit blijkt ook uit de verkoopprijs als zijn weduwe het huis in 1779, een jaar na zijn overlijden, verkoopt aan Willem van Doesburg voor ƒ 13.000,-. Ook het buurpand met achterhuis dat sinds 1771 in zijn bezit was wisselt dan weer van eigenaar.

Inbrekers
Keurig gehandschoend

Getrokken revolvers op het platje achter het perceel

Van Doesburg gaat failliet waardoor in 1791 Jacobus Bonnecroy het huis kan kopen voor ƒ 10.750,-. In 1796 verkoopt hij het weer, aan Dirk Poppe. In de 19e eeuw wonen hier onder meer een laarzenmaker en een zeevarende.

In 1884 wordt hier door M. Levison ‘grondig onderwijs in de Moderne Talen’ gegeven en in datzelfde jaar wordt toestemming gegeven voor het oprichten van een stokvischbeukerij door J.P. Wegewijs. Deze familie blijft hier lange tijd, er wordt in elk geval tot 1911 stokvis en elft (een haringachtige) verkocht en in 1920 verschijnt nog een krantenberichtje van de ondertrouw van waarschijnlijk een zoon.

In 1941 wordt de politie gewaarschuwd over twee insluipers van een timmermanswerkplaats aan de Boerensteeg 9. “Terstond trokken de politiemannen er op uit” en zij troffen op het platje twee mannen, keurig gehandschoend. Net zo keurig brachten zij de handen omhoog toen de agenten hun revolvers trokken. De twee, oude bekenden van de politie, hadden het gemunt op de ƒ 5000,- aan regenjassen, opgeslagen in het perceel Kloveniersburgwal 40. Al hadden zij een schroevendraaier bij zich en een ongeloofwaardig verhaal over een illegale likeurstokerij die zij in het pand wilden beginnen, werden zij in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken.

Brand
Onverschrokken pyromaan

De brand ontstaat in het in de steeg gelegen wrakke trappenhuis

In 1951 is er, voor de derde keer in twee en een half jaar tijd, brand in een magazijn van etalagemateriaal van de firma Bos en Westerloo op de 1e etage van nummer 38. Het celluloid, plastic en karton zijn een dankbare prooi voor de gretige vlammen, maar persoonlijke ongelukken doen zich niet voor, al moet het personeel dat boven het magazijn werkzaam is over het dak vluchten vanwege de rook.

Hoe anders gaat het in 1966, als op een zondagochtend brand uitbreekt. Destijds was er in de oude binnenstad, vooral in de Bethaniënbuurt een pyromaan actief en onrust en angst houden de bewoners in hun greep. Bij een eerdere brand kwamen zes personen om.

Ondanks voorzorgsmaatregelen – de 45-jarige sloper Klaas Doornekamp die op de 2e woont heeft de brievenbus dichtgespijkerd en emmers water staan klaar in de gootsteen – en ondanks dat buurtbewoners ’s nachts wachtlopen, wordt er in het wrakke, uitgebouwde trappenhuis in de steeg brand gesticht. De vier bewoners van de tweede en derde etage kunnen zichzelf redden via het platje aan de achterzijde en de bewoonster van de eerste etage werpt zich door het gesloten venster naar buiten in de Boerensteeg. Haar echtgenoot en hun nog geen twee jaar oude zoontje komen bij de brand om. De brandstichtingen stoppen kort daarna en de pyromaan wordt nooit gepakt.

Rol van Stadsherstel
Met oude roedeverdeling

Na de brand van 1966 begonnen in de loop van 1967 de herstelwerkzaamheden aan dit 17e-eeuwse pand bekroond met een 18e-eeuwse klokgevel.

Het smalle hoekhuis met een breedte van 3,75 meter was oorspronkelijk de tweeling van 40. Lange tijd moest nummer 40 als één geheel worden gezien met het pand Boerensteeg 9, beide door ons verworven in 1968.
Bij aankoop was Boerensteeg 9 een bouwval en bij de restauratie is ervoor gekozen om het samen te voegen met het in het verlengde gelegen nummer 38 teneinde hier de winkelruimte te vergroten

Bij de restauratie verdween de tegen de zijgevel geplaatste wonderlijke houten aanbouw met oplopend dak over de trap, om ruimte te maken voor een open stoep. Deze leidt naar drie bovenverdiepingen met drie tweekamerwoningen, die na oplevering direct aan alleenstaanden konden worden verhuurd. In het hoge voorhuis is de insteek gehandhaafd, hier is nu een winkelruimte, evenals in het souterrain.

De vensters in de voorgevel hadden grote ruiten, maar er waren sporen van een vroegere roedeverdeling. Aan de achterzijde waren de oude ramen echter nog in optima forma aanwezig en deze zijn precies zo nagemaakt voor de ramen in de voorgevel.

Met de restauratie van dit op het nippertje geredde pand leverden wij een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de plannen van de gemeente om de Bethaniënbuurt te herstellen.

Meer informatie

Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amstelodamum, jaargang 062, 1975
Delpher
Mens en Monument, 25 jaar Stadsherstel Amsterdam, Jaap Balk e.a., 1981
Stadsarchief Amsterdam

Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: E. H. Weber
Restauratieaannemer: Aannemersbedrijf de Vries uit Zaandam

Cookie toestemming
Wij gebruiken cookies om uw gebruikerservaring te optimaliseren en het webverkeer te analyseren. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Lees meer over hoe wij cookies gebruiken. Als u akkoord gaat met ons gebruik van cookies, klikt u op "Ok, ik wil verder".
instellingen
Functionele cookies: deze cookies zijn nodig voor een goed werkende website
Analytische cookies: deze cookies worden gebruikt om statistieken van de website bij te houden. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Tevens wordt het laatste octet van het IP-adres automatisch gemaskeerd.