Noorderstraat 41
Noorderstraat 41, AmsterdamNoorderstraat 41 en 43 waren bouwvallig en er was nagenoeg niks meer van over. Er kwam op die plaats een nieuwbouw in de sfeer van een pakhuis. Het naastgelegen huis 39, dat ooit een koetshuis was, werd met ons huis verbonden. Nummer 39 was het huis van een plantage-eigenaar wiens vader een groot decoratiestuk van Surinaamse suiker liet maken voor zijn gouden bruiloft.
In 1677 wordt erf 28, gelegen in perk B, uitgegeven. In 1686 stond er nog geen pand, maar had het met het buurpand op nummer 39 een gezamenlijke schutting. In 1705 is Jan Agges eigenaar, die voor zijn vrije muur heeft en achter een gemeenschappelijke schutting. Aan de oneven zijde van de straat worden een paar koetshuizen gerealiseerd, zoals naast dit pand op nummer 39.. Daar is in 1733, door de eigenaar Dionis Meulenaar, een stal, koetshuis, bovenwoning en de erven daarbij gerealiseerd.
Hoe ons huis eruit heeft gezien, weten we niet, mede omdat in 1862 het bestaande huis verbouwd of opnieuw opgericht is. Het ontwerp was van E. Goseling. Het huis dat nu nummer 39 is, was vroeger nummer 41-43. Toen Stadsherstel eigenaar van die panden werd, evenals van het echte nummer 39, was van nummer 43 slechts een rudiment over en nummer 41 bevond zich in een zeer slechte staat. Omdat het twee kleine bouwkavels waren, werd er één groter pand neergezet in de sfeer van een pakhuis. Dit nieuwe huis ontsluit de woningen die in dit complex gelegen zijn, maar ook de woningen die in het linker buurpand gesitueerd zijn. Door een uitgekiende splitlevel in het trappenhuis konden alle op verschillende vloerniveaus gelegen woningen in monument en nieuwbouw worden ontsloten. Hierdoor is meer woonoppervlak gecreëerd.
Vooral in de Kerkstraat maar ook een paar in de Noorderstraat
Op een burgerwijkkaart uit 1790 is te zien dat in de verderop gelegen Kerkstraat veel koetshuizen te vinden zijn. Vaak waren dit koetshuizen van de oneven huizen aan de
Keizersgracht, die via de tuinen aan elkaar verbonden waren. Als we tellen van de Vijzelstraat tot de Reguliersgracht, dan zijn van de 28 huizen er 17 koetshuizen. Ook in de Noorderstraat zien we een paar koetshuizen, maar op datzelfde stuk zijn er maar 4 te tellen. Noorderstraat 39 was bijvoorbeeld een koetshuis. De achter de panden Noorderstraat 39, 41 en 43 gelegen huizen aan de Prinsengracht waren niet bedoeld om als set uitgegeven te worden. De kavels sluiten niet mooi aan zoals bij de Kerkstraat en Keizersgracht wel het geval is. Maar toch zijn onze drie panden in de Noorderstraat ooit wel in één hand geweest. Dat was in 1916, toen werden tegelijk de panden Prinsengracht 678, 680 en 682 en de daarachter liggende panden Noorderstraat 39, 41 en 43 te koop aangeboden.
Keizersgracht met koetshuis
Als we weer teruggaan naar een koetshuis van de Kerkstraat en het bijbehorende pand aan de Keizersgracht, in dit geval 674, dan komen we een familielid tegen van Gerrit Hooft. Gerrit Hooft zou later eigenaar worden van Noorderstraat 39. Op Keizersgracht 674 woont stadsbestuurder Jonas Witsen. Hij was getrouwd met de schatrijke Elisabeth Basseliers. Zij was eigenaar van de plantages Surimombo, Palmeniribo en Waterland in Suriname.
Ze had die van haar vader, de eerste gereformeerde predikant in Suriname, geërfd. Haar vader was daar in 1668 aangekomen en trouwde met de zus van de Surinaamse gouverneur Johan van Scherpenhuizen. Elisabeth was in 1680 in Curaçao geboren en haar oom beheerde na het overlijden van haar vader de plantages. Na het overlijden van haar oom erfde ze ook zijn plantage, waardoor ze eigenaar was van vier plantages. Van Scherpenhuizen had in zijn testament bepaald dat de tot slaafgemaakten maar vijf dagen hoefden te werken en ze zo op de vrije zaterdag en zondag groente konden verbouwen en op de markt mochten verkopen voor hun eigen profijt. Ook mochten de slaven samenwonen met wie ze wilden en naar andere plantages lopen. Toen die vrijheden in 1707 werden ingeperkt door Witsen, brak op Palmeniribo een opstand uit, die snel werd neergeslagen.
Gigantische tafeldecoratie van Surinaamse suiker
Evenals vele andere plantage-eigenaren heeft Jonas Witsen zelf nooit zijn plantages gezien. Hij liet zijn schrijver en boekhouder, Dirk Valkenburg, in Suriname het alledaagse leven en de natuur vastleggen. Op aansporing van Jonas Witsen ging ook Maria Sibylla Merian (1647-1717) naar Suriname. Zij was een Duitse kunstenares en entomologe die planten en insecten bestudeerde en daar gedetailleerde tekeningen van maakte. In 1701 kreeg ze malaria en moest ze terug. Volgens de passagierslijst nam ze ‘een Indianin’ mee naar Amsterdam. Het was in die tijd niet ongewoon om een oorspronkelijke bewoonster als bediende mee terug te nemen naar het thuisland. Waarschijnlijk deed ze dit omdat ze gebruik wilde maken van haar kennis voor haar Surinaamse insectenboek.
Na het overlijden van Witsen erft zijn dochter Catharina Witsen met haar echtgenoot Gerrit Hooft jr. onder andere de Surinaamse plantages. Gerrit Hooft had het pand Noorderstraat 39 geërfd van zijn vader Gerrit Hooft. Zijn vader was onder andere burgemeester, bewindhebber van de WIC en directeur van de Sociëteit van Suriname. In 1757 viert Gerrit zijn gouden bruiloft met Hester Hindelopen. Op de tafel staat een gigantische tafeldecoratie gemaakt van Surinaamse suiker, die dagenlang te bewonderen is door het publiek.
Kom meer te weten over Suriname
Onze Stadsherstel Suriname wandeling gaat langs dit pand en tijdens de Surinaamse Maanden (t/m 26 juli) zijn er lezingen over tabak (24 juni), suiker (8 juli) en het schervenwrak (15 juli) .
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher