Egelantiersgracht 51
Egelantiersgracht 51, AmsterdamSamen met nummer 53 was dit ons eerste eigendom aan de Egelantiersgracht. Met zijn rechte lijst, snijramen en gesneden pui is het nu een prachtig voorbeeld van de vroeg 19e-eeuwse architectuur, maar al ruim 400 jaar geleden werd hier gebouwd. Een van de bewoners werd onderscheiden met een wel heel bijzondere oorkonde: namelijk het Groot Iepenloof. Mét rupsen.
Zijdereders hadden in de 17e eeuw veel aanzien
In 1622 verkoopt Jacob de Graeff, oud-burgemeester van Amsterdam, een erf op de hoek van de Witte Leliestraat (de tegenwoordige Eerste Leliedwarsstraat) aan Gerrit Jansz Oly. Al eerder, vanaf 1620 neemt de koper de kosten voor de melioratie (een soort erfpacht, vaak ingezet voor grondverbetering) door de stad voor zijn rekening.
Oly is geen onbekende naam in deze buurt: veel grond hier hoorde aanvankelijk toe aan deze familie. ‘Onze’ Gerrit Jansz Oly (1583-1630) is bouwheer en een van de eerste regenten van het in 1617 gestichte Sint Andrieshofje verderop aan Egelantiersgracht 105-141. Ook het erf van het huidige nummer 51 bebouwt hij en in 1623 verkoopt hij huis en erf aan kapitein Gerrit Wonders, die er gaat wonen met zijn vrouw Stijntie Reijnders. Hun dochter Grietje Wonders huwt in 1628 met Hans van Immen, zijdereder. Zijde was een geliefd product in de 17e eeuw en zijdereders, fabrikanten met een eigen productie, waren destijds dan ook aanzienlijke personen.
Erfgenamen van Grietje zijn de kinderen van Maycken van der Loo, Grietje van der Loo en Christina van der Loo, die in 1645 trouwde met Pieter Muyssart. Het huis vererft meerdere generaties tot de erven Muyssart het verkopen in 1741. Koper is Joris de Bok.
In het huis werden privaatlessen gegeven
Van latere jaren weten we dat hier in 1742 boekhouder J. Coenr. Huben woonde. Hij betaalde ƒ 300,- huur bij een inkomen van ƒ 800,-. Hij had één dienstbode in dienst. Ook waagdrager G. Embrechts huurde er, hij betaalde ƒ 70,-. Ook in 1851 woont er een waagdrager, G. Cretier. Deze waagdragers droegen de vrachten naar binnen en buiten bij een waag(gebouw). Eerder, in 1805 stonden huis en kelder leeg, zo blijkt uit de huurderskohieren. In 1864 was de hoofdbewoner commissionair en assuradeur A. te Winkel en in 1879 was dat makelaar Arnoldus Nicolaas Fabius. Zowel het huis als 1- en 2-hoog waren bewoond.
Rond 1881-82 woont hier het echtpaar Hendrik Reck en Elisabeth Hendrika Bierlee. Zij zijn getrouwd in 1880 op respectievelijk 21- en 27-jarige leeftijd. In 1882 verhuist de meestertimmerman met zijn gezin naar nummer 90. In 1886 krijgen Jacobus Nicolaas Pruisnier en Stijntje de Jong na drie dochters een welgeschapen zoon. Tussen 1895-97 worden in het huis privaatlessen rekenen, Hollandsch en Fransch gegeven. In 1918 staat er een klein maar heftig berichtje in de krant dat op 1-hoog een vader zijn 17-jarige dochter zodanig met een mes heeft bewerkt dat zij ‘in vrij ernstige toestand’ in het ziekenhuis moest worden opgenomen.
Onderscheiden met een persiflage-oorkonde
In 1961 krijgt Pieter J. Bosma, die we al sinds de jaren 50 op dit adres tegenkomen, een bijzondere onderscheiding wegens het redden van een drenkeling. Het gaat hier om de hoogste Dagboekonderscheiding van Het Parool, het Amsterdams Iepenloof mét Rupsen, in het leven geroepen door journalist Henri Knap (1911-1986).
Al in 1947 verscheen het eerste ‘Amsterdams Dagboek’ in Het Parool, met daarin een ironisch stukje over hoofdinspecteur van politie Leo Cohen, die vreesde dat er in de toekomst geen auto’s meer zouden kunnen rijden in de binnenstad. De rubriek zou zeer populair worden. Amsterdammers brachten zelf inspiratie in, waar ‘zedenmeester’ Knap dan zijn dagboek mee vulde. Hij deelde tikken uit in de categorie ‘Foei’, gaf schouderklopjes onder het kopje ‘Goed zo!’ en voor de bijzonder moedige prestaties was daar dus de genoemde ‘Oorkonde van de orde van het Iepenloof met Rupsen’.
In de begindagen van Knap’s rubriek was er een rupsenplaag die bij de vele iepen langs de Amsterdamse grachten de gevreesde iepziekte veroorzaakte. Maar eigenlijk was de naam een door Simon Carmiggelt bedachte spottende variant op de hoge nazi-onderscheiding ‘Ridderkruis met Eikenloof en Zwaarden’.
De nummers 51 en 53 waren in 1968 de eerste aankopen van Stadsherstel aan de Egelantiersgracht. Er zouden er nog zeven volgen. Beide panden hebben naar de mode van begin 19e eeuw een rechte lijst, mooie snijramen boven de deuren en versieringen in het fries. Het rijksmonument op nummer 51 heeft twee stoepen en gesneden pui en deuren.
Bij aankoop waren de panden nog in redelijk goede staat zodat ze pas in 1974 gerestaureerd hoefden te worden. De restauratie bracht de nodige moeilijkheden met zich mee. De bewoner van nummer 49 voerde oppositie tegen betaling van zijn aandeel in de kosten van de gemeenschappelijke muur en de staat van de tussenmuur tussen nummer 51 en 53 bleek zo slecht dat een totale vernieuwing op last van Bouwtoezicht noodzakelijk was.
In beide huizen bevinden zich totaal 2 twee-kamer-woningen, 3 drie-kamer-woningen en 1 vier-kamer-woning. De huurders van de benedenwoningen kregen na de restauratie beschikking over de in de achtertuin herbouwde aantrekkelijke tuinhuizen.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Delpher
Hermanvuijsje.nl
Ons Amsterdam
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Y. Kok
Restauratieaannemer: Holleman & Zn.