Kerkmeesterskamer en kosterij
Amstelveld 10, AmsterdamDe Amstelkerk is in 1670 gebouwd als noodkerk waaraan eeuwenlang is getimmerd. De kerkmeesters, soms uit invloedrijke families, lieten bijvoorbeeld een kerkmeesterskamer en een kosterswoning aanbouwen. Ze besloten pas heel laat, mede dankzij een legaat, het onbeschilderde interieur te verfraaien. Bijzonder is dat bijna twee eeuwen lang voorname Amsterdammers hier toch ter kerke gingen, maar ze kregen ook wel de mooiste plaatsen van de kerkmeesters.
De architect Stalpaert was de eerste kerkmeester
Na een eeuw staat de door Stalpaerts ontworpen voorlopige predikschuur nog steeds aan het Amstelveld. Tweeëndertig kerkmeesters hebben in die periode plaatsgenomen in de kerkbanken en vergaderd in het kerkmeestersvertrek. De eerste kerkmeesters zijn geen traditionele Amsterdamse patriciërs, bestuurders van de stad. Van de eerste vier die in 1669 worden benoemd, valt de architect Daniel Stalpaert wel het meest op. Hij is zo weinig deftig, dat op het nu nog aanwezige kerkmeestersschilderij zijn wapenschild blanco is gebleven. Dat is zo bij de eerste vijf kerkmeesters. Dit bord is trouwens geschilderd door een koster van de kerk, maar daarover straks meer.
De vroegste kerkmeesters hebben allen een Vlaamse achtergrond met beroepen als lakenkoper en koopman op Italië, geen Amsterdamse patriciërs dus. Die hebben aanvankelijk amper belangstelling voor dit kerkelijke ambt. Het verandert echter wel in het laatste kwart van de 17e eeuw wanneer deze nieuwe Vlaamse families door hun rijkdom en assimilatie wel in het bestuur worden opgenomen, maar nog niet een eerste viool spelen in de stedelijke politiek.
Het kerkmeestersvetrek werd in 1707 gebouwd
Waar de kerkmeesters in de beginperiode vergaderen is niet bekend. Het kerkmeestersvertrek wordt pas in 1707 gebouwd en heeft een begane grond en een verdieping. Het komt te staan naast de in 1673 gebouwde kosterswoning die uit souterrain, parterre, eerste verdieping en zolder bestaat. In het kerkmeestersvertrek wordt vergaderd en worden besluiten genomen over het beheer van de kerk, de dagelijkse gang van zaken en de leer van de kerk.
In de eerste helft van de 18e eeuw hebben kooplieden van allerlei rang en stand zitting in de kerkmeestersbanken. Sommigen behoren zeker niet tot de eerste zonen van Mercurius, de god van de handel. Daarin komt even voor 1740 een grote verandering, wanneer zeer jeugdige zonen uit het patriciaat het niet meer beneden hun waardigheid vinden om in de kerkmeestersbanken zitting te nemen. Meestal is dat voor korte tijd, omdat het kerkmeesterschap voor hen alleen dient als opstapje voor de stedelijke ambten. Tegen die tijd komen leden van invloedrijke regentengeslachten als Backer, Van Hoorn en Van der Poll regelmatig voor op de lijst van kerkmeesters. Zij prijken met hun wapens, bekend van schepenzegels, op het schilderij van Louis Fabricius du Bourg.
De koster was ook historieschilder
Louis Fabricius Du Bourg wordt in 1718 de tweede koster van de Amstelkerk en bewoner van de aantrekkelijke kosterswoning aan het Amstelveld. Hij stamt uit een Hugenotenfamilie die vanwege hun geloof omstreeks 1680 vanuit Frankrijk naar Amsterdam is gevlucht. De 24-jarige Du Bourg is aangesteld door de burgemeesters, dankzij zijn oom, die kort daarvoor tot de Vroedschap is doorgedrongen. Du Bourgs voorganger Johannes de Jongh was slechts 18 jaar. Du Bourg verdient 300 gulden naast vrij wonen, vuur en licht. Het kosterschap van de Amstelkerk is in de loop der jaren een rijk ambt geworden.
Van 1718 tot 1775 vervult Du Bourg het kostersambt naast zijn werk als kunstschilder. Hij is in de leer geweest bij Jan de Lairesse en werkt in dit huis. Hij maakt het wapenschilderij van de kerkmeesters van de Amstelkerk. Dat hangt dan in de Kerkeraadskamer.
Maar de historieschilder maakt ook een schilderij voor de Schepenzaal van het Stadhuis en ontwerpt ook waaiers voor het winkeltje van zijn moeder aan de Prinsengracht.
Na zijn dood wordt zijn verzameling bestaande uit 47 schilderijen, 1465 tekeningen en 1283 prenten in de kosterswoning door de kunstverzamelende elite van die dagen bezichtigd. Zijn opvolger Sebald Rückert komt uit Herborn in Nassau (D). Zijn vrouw is de eerste echtgenote die in de kosterswoning huist.
Het interieur door Gerrit Lamberts in beeld gebracht
Du Bourg is op meerdere fronten geen gewone koster, hij vindt bijvoorbeeld dat zijn dochter ook plaats moet hebben in het doophuis bij de voorname Amsterdamse vrouwen. Hoewel het interieur van de kerk in de 19e eeuw een grote gedaanteverandering heeft ondergaan, kunnen wij ons dankzij de tekening die Gerrit Lamberts van het interieur maakte duidelijk zien hoe de kerk er tot 1840 heeft uitgezien.
Zo is rechts de preekstoel te zien die, zoals in de protestantse kerken gewoon is, een centrale plaats inneemt. Het staat aan de kant van de Kerkstraat in een rechthoekige, omheinde ruimte, de zogenaamde dooptuin. In Amsterdam is de gebruikelijke benaming ‘doophuis’.
Er zijn nog meer elementen van de kerkdiensten te ontdekken op de tekening. Aan de zeshoekige kansel is een zandloper bevestigd om de lengte van de dienst binnen de perken te houden. Er zijn kaarsenkronen en armblakers voor de verlichting. Op het doophek voor de preekstoel bevindt zich de koperen voorlezerslessenaar met in het doophuis het bijbehorende bankje voor de voorlezer. Voor het opgeven van liederen hangen borden “met goude letteren op zwarte grond” aan de stijlen in de middenruimte en aan de preekstoel. Aan de westzijde van de middenruimte hangt een klok.
Vrouwen zaten op stoelen en mannen op banken
Op de plattegrond is te zien dat de ruimte voor het doophek en in het doophuis bestemd is voor stoelen. Rondom de stoelen in het ruim en langs de wanden zijn banken opgesteld. De mannen vinden hun plaatsen in de banken en de vrouwen zitten op de stoelen. Naar schatting heeft de Amstelkerk 1500 zitplaatsen. Geheel links op de tekening van Lamberts is, vlak boven de banken, de luifel te zien van het gestoelte voor de secretaris en de commissarissen. Op de hoek er tegenover bevindt zich de schepenbank. In het midden, de belangrijkste plaats recht tegenover de preekstoel, staat de bank voor de burgemeesters. Zij hebben een belangrijke stem in de kerk: ze keuren de predikant. Ze worden dan ook opperkerkmeesters genoemd. De kerkmeesters die zich bezighouden met de dagelijkse zaken van de kerk, zijn aan hen verantwoording schuldig.
De burgemeestersbank biedt ruimte aan ongeveer tien personen. Dit lijkt vreemd omdat er jaarlijks slechts vier regerende burgemeesters zijn, maar ook de oud-burgemeesters hebben recht op zo’n plaats. Datzelfde geldt voor de andere magistraatsbanken. Tot 1709 neemt iedereen zijn eigen stoel mee. Voor de armen worden gratis banken beschikbaar gesteld om te voorkomen dat zij de kerken van andere gezindten bezoeken.
Voorname dames in het doophuis
Het is gebruikelijk dat kerkelijke ambtsdragers hun zitplaatsen hebben in de dooptuin of direct daaraan grenzend. Zo zitten zij vlak bij de preekstoel, de plaats van de Woordverkondiging. De kerkenraad is immers verantwoordelijk voor de leer die vanaf de kansel wordt verkondigd. Amsterdam vormt geen uitzondering op deze regel, met dien verstande dat de ambtsdragers niet in de tuin zitten maar aan weerskanten daarvan, zodat het doophuis vrij is voor een andere bestemming. In Amsterdam bestaat de merkwaardige gewoonte om de voorname dames een zitplaats te geven in het doophuis.
Het valt op dat de Amstelkerk, vergeleken met de andere Amsterdamse kerken, over een omvangrijk doophuis beschikt. Er kan dus aan heel wat vrouwen van hoogwaardigheidsbekleders een ereplaats in de tuin worden toegekend. Opengevallen plaatsen in het doophuis worden door de burgemeesters toegewezen. Die kunnen dus bepalen waar hun vrouwen, dochters en andere vrouwelijke verwanten komen te zitten.
Het is mogelijk om in verschillende doophuizen een stoel te hebben. Zo hebben
Geertruy van den Bempden en Maria Trip ieder minstens acht stoelen in de verschillende doophuizen, waarvan één in de Amstelkerk. Het is dus eigenlijk een statussymbool waar ze niet voor hoeven te betalen.
Stadsherstel verwerft de Amstelkerk eind jaren tachtig van de vorige eeuw, wanneer die in zeer slechte staat verkeert. In 1990 wordt de restauratie voltooid en betrekt Stadsherstel de kantoorruimten. Behalve een prachtige kantoorruimte voor onszelf willen wij ook dat meerdere mensen van dit gebouw kunnen genieten. Dat kan tijdens kantooruren. Er is dan ook maandelijks gratis een nieuwe tentoonstelling te zien.
En de middenruimte van de Amstelkerk is ’s avonds en in de weekeinden een geschikte locatie voor lezingen, symposia, diners, recepties en huwelijksvoltrekkingen. De akoestiek van het houten gebouw leent zich uitstekend voor recitals en concerten. Het monumentale, gerestaureerde Bätz-orgel kan nog steeds worden bespeeld. Bovendien heeft de Steinway vleugel van Youri Egorov een vaste plek in de kerk gekregen.
De aan de Amstelkerk gebouwde stenen aanbouwsels zoals de kosterswoning en de kerkmeesterskamer zijn met behoud van de monumentale kenmerken tot woningen, kantoorruimte geschikt gemaakt of voor een restaurant. Van de kosterswoning met kerkmeesterswoning is één mooie woning gemaakt.
Nog steeds wordt er gekerkt
Maar ook wordt er nog steeds gekerkt in dit gebouw. De Amstelgemeente houdt elke zondagmorgen om 10.15 uur dienst. Abonneren op het YouTube kanaal van de Amstelgemeente is een mogelijkheid om de dienst in woord en beeld elke zondag om 10.15 uur te volgen. Op http://www.amstelgemeente.nl ook de vorige diensten te beluisteren.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
De Vrienden van Stadsherstel
Provincie Noord-Holland