Durgerdammerdijk 97
Durgerdammerdijk 97, DurgerdamWie het pittoreske, bijna slaperige dorpje nu ziet kan het zich nauwelijks nog voorstellen, maar lange tijd was Durgerdam een belangrijke zeehaven. Het leven was er ook verre van makkelijk, de Zuiderzee liet zich diverse keren gelden en in 1687 brandde het hele dorp af. In dit bescheiden vissershuisje dat prachtig uitzicht heeft op onze ‘kapel’ en het Buiten-IJ woonden onder meer smeden en veehouders.
Ontstaan op de ‘Dam bij IJdoorn’
Precies in de knik van de Durgerdammerdijk ligt op nummer 97 een bescheiden huisje dat niet direct in het oog springt omdat het aan de overkant gelegen is van de prachtige ‘kapel’, dé blikvanger van het beschermde dorpsgezicht van Durgerdam en sinds 2009 ook ons trotse bezit.
In de 13e eeuw al wierpen boeren met schoppen hier een dijk op. Echter, geen huis is ouder dan 1687, toen het gehele dorp afbrandde; de kapel is een van de eerste gebouwen dat werd herbouwd. Maar ook heeft het gebied door de eeuwen heen veel te lijden gehad van grote overstromingen, waaronder de Sint-Elisabethsvloed in 1421 die het gehucht IJdoorn – de voorloper van het latere Durgerdam – verzwolg. Dit was aanleiding voor de aanleg van dit deel van de Waterlandse Zeedijk. Aan deze ‘Y Doornickerdam’ (Dam bij IJdoorn) verrezen de eerste huizen; de naam verbasterde in de loop van de tijd via Durkerdam en Durregerdam tot het huidige Durgerdam.
Ook in 1916 was er een watersnood. De dijk is daarna ongeveer één meter twintig opgehoogd, en de straat ongeveer een halve meter. Pas met de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 werd het woelige water hier op de grens tussen Buiten-IJ en IJsselmeer wat kalmer.
Karakteristiek vissershuisje aan de dijk
Lange tijd was het dorp Durgerdam een belangrijke zeehaven, maar toen begon de Zuiderzee dicht te slibben. De uitdrukking ‘voor Pampus liggen’ herinnert aan de zeilschepen die in de Zuiderzee voor de zandbank bij Pampus lagen te wachten op hoog tij. In de 19e eeuw werd het Noordhollandsch Kanaal aangelegd waardoor de grote zeilschepen voortaan zo naar de Noordzee voeren.
Hoewel er tot in de twintigste eeuw twee scheepstimmerwerven waren gevestigd in Durgerdam, nam met de komst van dit nieuwe kanaal de emplooi in handel en scheepvaart snel af. Veel inwoners stapten over op de visserij: de fuiken stonden uit rondom Fort Pampus en langs de zeedijk, daar waar de paling zat. Maar met de voltooiing van de Afsluitdijk verdween ook die inkomstenbron grotendeels.
Ons huisje aan de Durgerdammerdijk 97 is een karakteristiek voorbeeld van een bescheiden visserswoning. Volgens Noord-Hollandse traditie is de gevel half van steen en verder opgetrokken van, in een punt uitlopende, planken. Hoe oud het huisje is, is ons niet bekend. Vermoedelijk is het 19e-eeuws met mogelijk een 18e-eeuwse constructie. Afgaand op oude foto’s lijkt het erop dat het na circa 1900 iets naar achteren ten opzichte van de rooilijn is geplaatst.
De stallen en de hooiberg zijn gesloopt
In diezelfde tijd rond de eeuwwisseling woonde er een scheepstimmerman op nummer 95 en op nummer 96 was een café gevestigd. In ons woonhuis zouden achtereenvolgens twee smeden hebben gewoond: Eendebak en Gilles Smit, die beiden zowel schepen als paarden bedienden omdat er in Schellingwoude en Ransdorp geen smid was en de vraag dus groot was.
Veeteelt kwam wel voor in de regio Waterland, maar niet zozeer in Durgerdam. Toch woonde op dit adres in de jaren dertig van de vorige eeuw Cornelis Mager, werkzaam als veehouder in het bedrijf van zijn vader. Of het boerenbedrijf ook op dit adres is gevestigd, en Cornelis dus in zijn ouderlijk huis woonde, is niet bekend. Wel weten we dat hier lange tijd een hooiberg en stallen hebben gestaan, die bij het huisje hoorden en in 1975 zijn gesloopt, waarbij de stallen – aan de Durgerdammerdijk – plaatsgemaakt hebben voor een woonhuis.
Tussen Durgerdam en Amsterdam was een beurtveer. De afvaarten waren afhankelijk van het getijde en van de windkracht en -richting en erg comfortabel was de overtocht niet. Naast ons huis op de dijk stond het aankondigingenbord van de gemeente en op de hoek bij de kapel de bel die het vertrek van de botter – en later de stoomboot – aankondigde.
In 1921 werd Ransdorp, waartoe Durgerdam sinds 1818 behoorde, op eigen verzoek geannexeerd door Amsterdam. Dit had alles te maken met de hoge kosten die voortvloeiden uit de watersnood van 1916.
Toen toenmalig eigenaar Stadsdeel Noord zich meer op haar kerntaken wilde richten, was dit woonhuis onderdeel van in totaal 18 erven en opstallen in Landelijk Noord die werden overgenomen door Stadsherstel. Het huis was toen bewoond. Wel zijn in 2005 enkele vernieuwingen aangebracht.
Toen de bewoner eind 2010 vertrok is de woning geheel gerestaureerd. Veel van de het houtwerk bleek verrot. Deuren en raamkozijnen zijn hersteld en vernieuwd. De binnenzijde van de buitenwanden en het dak zijn geïsoleerd. De keuken en badkamer zijn vernieuwd en er is een nieuwe trap geplaatst. De gehele elektrische installatie is vernieuwd en de meterkast verplaatst. En tenslotte is het hele huisje van binnen en van buiten geschilderd.
Het huis staat er weer prachtig bij in dit oude vissersdorp waar de tijd lijkt te hebben stil gestaan. Was het vroeger een hard bestaan op de dijk en een gevecht tegen de nukken van de Zuiderzee, nu staan vooral natuur en recreatie er hoog in het vaandel en wonen hier vooral forensen die genieten van de rust en ruimte van het buitenleven, met de stad en afvoerwegen binnen handbereik.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Monumenten in Nederland, Saskia van Ginkel-Meester e.a., 2006
Noord in Beeld (St. Historisch Centrum Amsterdam-Noord)
Ons Amsterdam
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Bernard Verheggen architect