Oude Waal 6
Oude Waal 6, AmsterdamDe Lastage was lange tijd een ruige en drassige buurt waar alleen de allerdappersten zich vestigden. Hier werden de koggen ‘gebreeuwd en gekalefaterd’ en van ballast voorzien, waar de buurt haar naam aan dankt. Wilde men er vroeger liever niet wonen, nu is de voormalige winterhaven van grote schepen – De Oude Waal – een idyllische plek met mooi zicht over de brede Waalseilandsgracht. In ons prachtige pand met vroeg 19e-eeuwse gevel zijn nu drie woningen en een bedrijf gevestigd.
Hier voorzag men de koggen van hun lading
Net buiten de bescherming van de stadsmuren van het middeleeuwse Amsterdam ontstond aan de oostelijke zijde van de Sint Antoniepoort tussen de huidige Geldersekade en Oudeschans een anarchistische wijk met de koosnaam ‘Lastaadje’.
Hier bevinden zich De Walen, van oudsher een inham van het IJ, ontstaan nadat in 1377 een oudere zeedijk bij een stormvloed doorbrak. Deze zeedijk was niet meer te repareren en zodoende werd de huidige Zeedijk aangelegd. Daarbuiten, op het aangeslibde land vormde zich de Lastage.
Omdat het gebied buiten de stadsmuren lag, was het kwetsbaar bij aanvallen. Bebouwing was er officieel niet toegestaan, evenmin als ophoging van de drassige grond. Alleen degenen die zich niet lieten tegenhouden door deze slechte woonomstandigheden trokken zich niets aan van de regels en vestigden zich hier.
Eind 14e eeuw werd de stadsvrijheid uitgebreid en viel de Lastage juridisch gezien onder Amsterdam, hoewel het tot 1593 zou duren voor het officieel binnen de stad werd getrokken. Het gebied ontwikkelde zich daarna snel tot het industrie- en havengebied van de stad.
Het was hier dat men al in 1345 de “cogghen deed lastaedszen”: van ballast voorzag. Waarschijnlijk ontleent de wijk haar naam – Lastage, Lastaige, Lastagie – aan deze bezigheden.
De haven werd bewaakt door ‘waalridders’
De Lastage groeide uit tot een gebied vol scheepswerven, touwslagerijen en teerkokerijen, met aan de oevers de opslag van hout, pek en teer. Hier werden de schepen gerepareerd, gebreeuwd en gekalefaterd. In de beschutte havenkommen van De Walen aan de noordkant van het gebied kwamen winterhavens voor grote zeeschepen.
De kogge is in die tijd het populairste schip voor de grote vaart en hun vracht werd bij aankomst overgeladen in kleinere schepen. Deze konden de lading vervolgens verder vervoeren via doorgangen (bomen) in de lange palenrij die aangelegd was in het IJ. De grote schepen die op doorreis waren meerden af aan de buitenkant van die palenrij; schepen die niet direct vertrokken en bijvoorbeeld op zoek waren naar een retourlading, kregen een plek in De Walen. Na zonsondergang werden deze Walen met een ketting afgeschermd en bewaakt door waalridders.
Toen de Oude Waal door aanslibbing te ondiep werd, is in 1646 het Waalseiland aangeplempt. De kades aan de stadkant behielden hun namen: Oude Waal en – naar de vorm – de Kromme Waal. Aan de overzijde, op het nieuw ontstane Waalseiland kwam de Binnenkant en aan de IJ-zijde de Buitenkant, de huidige Prins Hendrikkade.
‘Waar de Twee Swarte Steenstucken in de gevel staan’
Van 1609 tot zijn overlijden in 1629 is het perceel van Oude Waal 6 eigendom van Cornelis Janszn Pot. Of het erf in de begindagen al bebouwd was is niet bekend, maar als de erfgenaam van Pot het in bezit krijgt is sprake van een spijker, een opslagplaats voor gedorst graan.
In 1630 wordt Jan Barendszn, smid en gehuwd met Elsje Jans, eigenaar van zowel ons pand als het naastgelegen ‘de Omval’. Na zijn overlijden gaat zijn weduwe in 1639 in ondertrouw met Hendrick Dominicus, kistenmaker en lid van het gilde van huistimmerlieden en kistenmakers. De beide panden staan in 1650 op zijn naam. Bij zijn overlijden in 1661 – waarna de panden weer terug naar Elsje Jans gaan – blijkt dat hij woonachtig was in ‘de Twee Swarte Steenstucken’, zoals ons pand dan bekend staat.
Steenstucken zijn de eerste kanonnen uit de 14e eeuw, waarmee stenen kogels weggeschoten konden worden. Deze ‘vuurmonden’ hadden vaak een losse kamer. De benaming bleef ook na de afschaffing van de stenen projectielen nog lang in gebruik, evenals de naam perrier, naar de Fransman die in 1803 een kanonnengieterij oprichtte in Luik en later bekend zou worden vanwege het mineraalwater.
Als je van buiten de stad kwam moest je het poorterschap kopen
In 1667 verkoopt Elsje het pand aan Willem Kliffges, kannenkoper te Delft, en na zijn overlijden wordt Harmen van der Laen eigenaar in 1692. Van diens erfgenamen koopt Fredrick Appiarius, holdraaier, het pand in 1707.
Fredrick huwt in 1695 als 44-jarige uit Bremen de uit Leiden afkomstige weduwe Aaltje Noé. Zijn huwelijksakte ondertekent hij als Friederich Abianus. In 1696 laat Appiarius zich inschrijven als poorter. Inwoners van Amsterdam konden vanaf ongeveer 1531 poorter worden. Poorters hadden meer rechten dan andere inwoners. Er werden drie soorten onderscheiden: de ingeboren poorters (kinderen van poorters), de behuwde poorters (mannen van elders die met een poortersdochter trouwden) en de gekochte poorters. Tot deze categorie zal Fredrick behoort hebben; als je van buiten kwam zoals Fredrick was men vaak verplicht om het poorterschap te kopen. Zo was men lange tijd verplicht om poorter te zijn om lid te kunnen worden van een gilde.
In 1712 wordt Appiarius begraven in de Oude Kerk en zijn weduwe in 1734 eveneens.
Tenminste tussen 1851 en 1864 is winkelier J.J. Brauer hier gevestigd, in 1879 kruidenier Brinckman en in elk geval tussen 1889 en 1913 is dit R.M. Stam, met koloniale grutterswaren en comestibles.
In 1977 werden wij eigenaar van dit winkelhuis met kelder en drie bovengelegen etages. Het perceel was direct naast het tracé van de metrobuis gelegen en na langdurige kooponderhandelingen konden wij het verwerven. Het pand stond toen al op de monumentenlijst en door Bouw- en Woningtoezicht waren verbeteringen en / of herstellingen voorgeschreven.
Bouwkundig bevond het gebouw zich overigens nog in een redelijk goede staat, behalve de fundering van de linker bouwmuur die verzakkingverschijnselen vertoonde.
Het is een aantrekkelijk pand met een mooi uitgewerkte kroonlijst en een houten pui waarin gesneden deur en vensteromlijstingen, uit het 1e kwart van de 19e eeuw. Ook is er nog een prachtige kussendeur aanwezig die toegang geeft tot de drie bovenwoningen.
Na de aanleg van de metrolijn hebben we het pand in 1984 gerestaureerd. De voormalige winkelruimte op de begane grond was door de vorige eigenaar opgedeeld voor de huisvesting van gastarbeiders. We hebben er weer een mooie bedrijfsruimte van gemaakt, waar momenteel een acupuncturist huist.
Verder zijn er drie bovenwoningen die een fraai uitzicht bieden over de lengteas van de Kromme Waal in de richting van Het Scheepvaarthuis over de Waalseilandsgracht.
Restaureren met obstakels
Omdat de fundering van dit pand moest worden vernieuwd, werd destijds besloten tegelijkertijd het souterrain en de begane grondverdieping aan te pakken. Talrijke obstakels in de grond zorgden voor vertraging bij het aanbrengen van de nieuwe funderingspalen. Tegelijk met de werkzaamheden in de kelder werd een aanvang gemaakt met het herstel van de vóór- en achtergevel. Onder het stucwerk van de achtergevel bleken ontlastingsbogen te zitten, die doen vermoeden dat deze achtergevel in elk geval oorspronkelijk als pakhuis-gevel is gebouwd. Naderhand zijn, ten gerieve van de bewoners, her en der lichtkozijnen ingebroken.
Toen de fundering gereed was, werd een balansconstructie ontworpen om de voorgevel op te vangen. De 19e-eeuwse onderpui, welke geheel verrot was, kon daarna worden verwijderd en vernieuwd. Een extra probleem werd veroorzaakt door het feit dat het pand tijdens de verbouw bewoond is gebleven. De ingrepen aan de gevels en de stutconstructie brachten uiteraard voor de huurders de nodige ongemakken met zich mee.
In 2010 is het pand gedeeltelijk opnieuw gerenoveerd.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam Cultuur Historische Vereniging
Beroepen van toen
Delpher
Ensie
Ons Amsterdam
Stadsarchief Amsterdam
Theo Bakker
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Bouwbureau Stadsherstel
Restauratieaannemer: Van Beem