Kerkstraat 188
Kerkstraat 188, AmsterdamIn dit monument, dat wij overnamen van Het Deutzenhofje, woonde en werkte in de vorige eeuw tientallen jaren een familie die hier een wasserij en strijkerij runde. Alles gebeurde nog met de hand. Er waren toen in deze straat meerdere kleine zelfstandigen.
Een Boldootkar kwam hier niet
Bij de nieuwe stadsuitleg werden grachten uitgegraven. Met de gewonnen aarde werden de percelen opgehoogd. Dit was in ongeveer 1670 klaar. Het stratenplan en de verkaveling in percelen werd hier gemaakt zonder rekening te houden met de vroegere sloten. Maar, voor een goede waterhuishouding werd de Kerkstraat wel opgehoogd. Een meter hoger dan de tuinen, als een soort dijkje dus.
De straat werd niet in één keer volgebouwd. Het duurde even, en zo verrezen er eerst koetshuizen, die behoorden bij de achterliggende grachtenpanden aan de Keizers- en Prinsengracht. Het Deutzenhofje uit 1695, gelegen aan de Prinsengracht, was één van de vroege gebouwen, waarvan de tuin doorliep tot achter ons pand aan de Kerkstraat. De tuinen sloten aan elkaar aan. Er kwamen ook een paar bedrijfswoningen, maar lange tijd werden er ook percelen als tuin gebruikt.
De riolering van de huizen in de Kerkstraat liep onder de grachtenhuizen door, om te lozen op de gracht. In de Kerkstraat kwam dus geen Boldootwagen. Maar helemaal reukloos was het hier niet, want bij het Deutzenhofje was een twee meter breed gewelf onder de huisjes aanwezig waarin een rioolsloot liep. Die gaf stank en muggenoverlast in en om de huisjes. Pas bij de grote restauratie van het hofje, in 1996-1997, werd dit oude riool vervangen door een nieuw modern kunststof rioolstelsel.
Meer NSB’ers dan in arbeidersbuurten
De straatindeling van de Kerkstraat bestond uit een rijweg over vrijwel de gehele breedte van de Kerkstraat. Elk huis had verder zijn eigen stoepje, bijvoorbeeld bestaande uit gele steentjes of Belgisch hardsteen. Deze ruimte werd vaak ook gebruikt als extra werkruimte voor de bedrijfjes in de huizen.
De beroepen van vroeger verschillen kenmerkend met die van nu, ze waren zeer gevarieerd, en verhoogden daarmee de aantrekkelijkheid van de straat.
De Kerkstraat is centraal gelegen in de stad, maar toch ook weer in de luwte, zodat zij een eigen, dorpsleven kon leiden. Vóór de jaren zeventig van de vorige eeuw was er veel armoede in de straat. De bewoners waren vaak kleine zelfstandigen met eigen bedrijfjes, die in huur- of eigen woningen leefden. Zij ploeterden ieder voor zich om het hoofd boven water te houden.
Iedereen kende elkaar en sprak met elkaar in de vele winkels en op straat. Men kwam echter nooit bij elkaar over de vloer, waarschijnlijk om de armoede binnenskamers te houden. Dit was in tegenstelling tot het leven in echte arbeidersbuurten, waar grote solidariteit heerste en waar men onderling socialer was. Daar liep men vaak bij elkaar binnen. Dit verklaart mogelijk het verschijnsel dat er in deze middenstandsbuurt in de jaren dertig en veertig verhoudingsgewijs meer NSB’ers woonden dan gemiddeld. Er was behoefte aan een nieuw regiem, dat de omstandigheden beter zou maken, maar dit werd individueel, ieder voor zich gedacht. In arbeidersbuurten vond men, omdat iedereen in hetzelfde schuitje zat, in het communisme een gezamenlijk sociaal doel.
44% van de bevolking was belastingplichtig
Uit onderzoek blijkt dat in de 18e eeuw 44% van de bevolking uit de Kerkstraat belastingplichtig was. Over de gehele Kerkstraat genomen waren dat zo’n 200 mensen. Uit de teruggevonden beroepen bleken er o.a. 45 rentenier, 8 werkzaam in koetshuizen en stallen, 4 smeden, 2 zadelmakers, 1 wagenmaker, 1 stalmeester en 20 beunhazen. Verder waren er 9 boekhouders, 6 wijnkopers, 6 brouwerslui, 5 beurtschippers, 3 goudsmeden en 2 diamantslijpers.
In 1851 woonde in ons pand Mattheus Rocker, met beroep commissionair. Een commissionair is iemand die op eigen naam en tegen loon of provisie op order of voor rekening van een ander daden van koophandel verricht en overeenkomsten sluit. In 1864 woonde Gerrit Bronke in het pand, hij was opzichter rijksgebouwen. En in 1879 woonde Johannes Cuypers daar, met beroep rijksschatter. Een schatter is iemand die opgedragen is de waarde van bepaalde goederen te schatten.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw zaten er nog steeds kleine zelfstandigen zoals winkeliers, kleermakers en wasserijen in de straat. In een ander pand van ons, Kerkstraat 328, zat een wasserij en strijkerij. De geschilderde reclame op het pand is daar nog te zien.
Maar ook in dit pand op nummer 188 zat een wasserij en strijkerij. Al in de jaren veertig woonde en werkte het echtpaar Sitvast in dit pand, samen met hun twee dochters. Als je daar binnenkwam in de gang, was er slechts een deur met een loketje, waar je het wasgoed kon afgeven. Het kon je overkomen dat je een opmerking kreeg dat je de lakens vaker moest wisselen. Meneer Sitvast deed de was zonder machines. De was ging in tobbes met kokend water, daarna werd ze achter het huis gemangeld. En mevrouw Sitvast streek dan alles perfect en vouwde het wasgoed in model. Ze zijn beiden oud geworden en zijn gestopt met hun werk vanwege hun leeftijd. In die tijd kwamen ook de volautomatische wasmachines en wasserettes in zwang.
Het Deutzenhofje was al sinds 1900 eigenaar van dit pand. Een plan van het bestuur van het Deutzenhofje om hun panden Kerkstraat 184, 186 en 188 te restaureren, is waarschijnlijk om financiële redenen niet van de grond gekomen. Het huis is toen Stadsherstel eigenaar werd samen met de 2 buurpanden gerestaureerd.
Bronnen:
De Kerkstraat, heden en verleden, Carlo van Someren
Delpher
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Bouwbureau Stadsherstel
Restauratieaannemer: G.J. Dijst & Zn. BV.