Tuinstraat 55
Tuinstraat 55, AmsterdamVóór 1679 was Neeltje Cornelis eigenaar van de Stadsherstelmonumenten aan de Eerste Egelantiersdwarsstraat 2 en Tuinstraat 53 en 55. Ze verkocht 55 aan een zilverspinner. Later woonde er een potloodpennenmaker.
Om sobere kleding meer glans te geven
In 1679 kocht Ide Martenszn, een zilverspinner van beroep, het huis en in 1694 verkochten zijn erven het pand. Een zilverspinner is iemand die met behulp van een zilverspinmolen draden stof omwikkelt met zilverdraad of zilverdraad spint.
Afhankelijk van het budget werd kleding versierd met bont, edelstenen, goud- en zilverborduursel. Maar ook toen in het tweede kwart van de 16e eeuw het kleurenpalet verschoof van heldere tinten naar een doffer, donkerder palet—zwart, donkerbruin, grijs, wijnrood, dof blauw, geel en olijfgroen—en kleur later nog meer werd verdrongen door het strenge Spaanse bewind, bleef er toch ruimte voor een glinstering van zilver- of gouddraad.
Daarnaast werden ook andere stoffen voorwerpen, zoals de etui die in het Palmhoutwrak werd gevonden, met zilverdraad geborduurd. Het Palmhoutwrak is een 17e-eeuws scheepswrak voor de kust van Texel. Het wrak is vernoemd naar een deel van de lading: stammen palmhout. In het Palmhoutwrak werd ook een goed bewaard gebleven jurk gevonden.
Er woonde een potloodpennenmaker
Wanneer de erven van Ide Martenszn het huis verkopen, staat ‘d Eendragt uit het pand. Dat is dus het uithangbord. In 1715 koopt Burghardus de Groot, medicus te Monnikendam, het huis. Het wordt dan bewoond door de potloodpennenmaker Willem Rogier.
De naam “potlood” komt van de voorganger van het grafietpotlood: de loodstift (waarbij lood in een pot werd gesmolten), de goedkopere tegenhanger van de zilverstift. Vanaf de 17e eeuw werden potloden gemaakt met een kern van vrij hard mineraal grafiet in een houten omhulsel. Deze potloden werden meestal gebruikt om tekens aan te brengen (vandaar de naam “tekenpotlood”), maar ook voor kunstzinnige tekeningen. De oudst bekende beschrijving van een potlood komt van de Zwitserse geleerde Conrad Gesner uit 1565. Het potlood met een stift van grafiet en klei werd in 1794 uitgevonden door de Fransman Nicolas-Jacques Conté (1755-1805).
In 1788 woonde er iemand die het potlood vaak zal hebben gebruikt: een schoolmeester. In 1851 woonde er een naaister, in 1864 een schilder en in 1879 een timmerman.
Dit huis, een rijksmonument, vormt samen met het buurpand op nummer 53 een samengetrokken pand. In de kern is het huis waarschijnlijk 17e-eeuws, maar het kreeg een nieuwe gevel met een karakteristieke pui voorzien van 19e-eeuwse punttopjes met ronde afdekking en rollagen.
In oktober 1984 ontvingen wij uit handen van Prins Bernhard de Hotze-prijs (prijs voor de monumentenzorg), een bedrag van ƒ 100.000, met de voorwaarde dat 90% van het bedrag direct aan monumenten moest worden besteed. Deze bijdrage konden wij goed gebruiken voor de aankoop van vijf panden op deze hoek. Wij waren daarover in onderhandeling met de Stichting de Binnenstad; dit waren hun laatste panden.
Na intensief bouwkundig onderzoek bleek dat de verkrotting zo ver gevorderd was dat alleen demontage en herbouw mogelijk waren. Eind 1985 zijn de bestaande panden door de gemeente gedemonteerd. Alle historische bouwmaterialen werden opgeslagen. Het pand had nog zijn oorspronkelijke ramen in de 18e-eeuwse gevel en een pui die doorliep over dit pand en het naastgelegen tweelingpand. Het project werd uitgevoerd als experiment voor sociale woningbouw in woonhuismonumenten. Hiervoor ontvingen wij subsidie uit het Stadsvernieuwingsfonds.
Vrienden bedankt
De Vrienden die de restauratie van de gevelsteen in het hoekhuis en het huis rechts van dit huis mogelijk maakten, konden na restauratie alle panden bezichtigen.
Word ook Vriend en restaureer met ons mee!
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
De Vrienden van Stadsherstel