Stromarkt 39-43
Stromarkt 39-43, AmsterdamStromarkt 39-43, voorheen bekend als nummer 19, voorzag de buurt van een rokertje, van een ‘natje en een droogje’. Kon je er in de 18e eeuw terecht voor tabak, later werden er brood en aardappelen verkocht en was er een café. Nog weer later was er het kantoor van een expediteur gevestigd, in de tijd dat het verkeer rond het nabijgelegen bodecentrum compleet vast stond.
Gelegen op de Kuipen
De oudste mededeling over dit perceel vinden wij in een overdrachtsakte van het buurhuis Stromarkt 37 uit 1608, waarin Elbert Symonsz, als eigenaar aan de zuidzijde wordt vermeld. Het beroep van Elbert is ‘vinder van de vis’: een stedelijk keurmeester, toezichthouder binnen het gilde.
In 1610 wordt Hillegont Cornelis eigenaresse. Zij bezit en bewoont het genoemde buurpand. Haar schoondochter en kleinkinderen, aan wie het waarschijnlijk via Hillegont’s overleden zoon nagelaten is, verkopen dit huis en erf, gelegen op de Kuipen – een van de gebruikte namen voor de Stromarkt – in 1638 aan kistenmaker Roeloff Jansz, die daar ƒ 2525,- voor betaalt.
In 1643 bewijst zijn weduwe Giertje Michiels onder meer een half part van dit huis en erf, belast met de helft van ƒ 800,- hoofdsom aan hun twee kinderen: Baefjen van drie en Crijntgen van één jaar oud, alsmede een half part van een huis en erf op Uilenburg tegen het hek van een scheepstimmerwerf.
In 1647 gaat Giertje in ondertrouw met weduwnaar en varensgezel Sieuwert Hendricksz. Beiden wonen op dat moment op de Stromarkt. In 1664 wordt een vlotschuitvoerder Sieuwert begraven die woonde op Uilenburg bij de Ravenswerf. Mogelijk betreft dit het tweede huis dat Jansz naliet.
In bezit van een familie uit Nieuwendam
Vervolgens wordt het huis door verkoop of vererving via Jacob Hendricksz Schouten en Jan Jacobsz Mol eigendom van de familie Mol, waarvan veel leden in Nieuwendam blijken te wonen en die een verwantschap hebben met genoemde familie Schouten. Een naam die we ook in relatie tot dit adres blijven tegenkomen. In 1693 gaat Sijbrand Jacobsz Mol in ondertrouw met Grietje Claas en tenminste tussen 1686 en 1691 staat Grietje Scholte (Schouten?) vermeld als eigenaresse. Het gaat hier waarschijnlijk om dezelfde Grietje, want in 1758 is het de dochter van Sijbrand Mol en Grietje Claas die het huis verkoopt: de in Nieuwendam wonende weduwe Neeltje Sijbrands Mol. In 1728 was het haar bij de boedelscheiding van haar ouders toebedeeld.
In 1742 heeft op dit adres de weduwe Castricum een tabakswinkel, waaraan zij ƒ 800,- jaarlijks overhoudt bij een huur van ƒ 300,-. Vermoedelijk wordt hiermee Jannetje Cornelis Schouten bedoeld, die sinds 1722 weduwe was van de korendrager Albert Jansz Castricum met wie zij in 1705 trouwde.
In 1758 is de koper Jan Salm, die dan ook al eigenaar is van het naastgelegen pand, het huidige nummer 37. Hij betaalt ƒ 5100,- contant. Na zijn overlijden in 1762 erft zijn weduwe Aletta van Dijk (1723-1791) ½ part in beide huizen.
Een verhaal van nieuw leven dat zich verder verspreidt
Het buurhuis waar eigenaar Salm woont heeft dan De Vergulde Salm boven de deur. Ook dit huis heeft een naam blijkt uit de transportakte: er staat De Samaritaanse Vrouw in de gevel. Een verwijzing naar het Bijbelverhaal waarin Jezus zich voor het eerst openbaart als de Messias en wel aan een ongeletterde, in zonde levende, uitgestoten vrouw uit Samaria die hij ontmoet bij de Jakobsbron (waarschijnlijk Bir Yaʽqub nabij het huidige Nabloes), een waterput op het stuk land dat Jakob volgens het Oude Testament aan zijn zoon Jozef geschonken heeft. Waar anderen een koeler moment van de dag afwachten voor de sociale aangelegenheid die water halen is, is zij daar op het heetst van de dag in haar eentje naartoe gekomen om te ontsnappen aan hun oordeel over haar levenswijze.
Zij treft daar Jezus en in eerste instantie is de vrouw terughoudend als Jezus toenadering zoekt: Samaritanen worden door het Joodse volk als heidenen beschouwt, maar Jezus blijkt haar levensverhaal te kennen en oordeelt niet. Hij biedt haar ‘levend’ water aan, waardoor zij nooit meer dorstig zal hoeven zijn. De vrouw keert hierop terug naar het dorp en weet haar dorpsgenoten te overtuigen om zelf deze mysterieuze persoon te ontmoeten.
Hoe lang het huis deze steen gedragen heeft is onbekend. Bij verkoop in 1788 wordt de naam in elk geval niet meer genoemd.
Eén centraal overslagpunt in de Amsterdamse binnenstad
Elisabeth, Gerrit en Barend Gruyter worden gedeeld eigenaar van het ‘tweede huis ten zuiden van de Gouwenaarssteeg’ als Salm’s weduwe Aletta het voor ƒ 2000,- verkoopt. In 1805 huurt E. Gruyter een kamer voor ƒ 100,- terwijl Carel de Hen voor ƒ 190,- het huis bewoont. Rond 1815 is B. Gruyter eigenaar. In de 19e eeuw kende het meerdere smeden en een smidsknecht als bewoners: Bossmann, Van Hees en Maagdenberg.
In de loop van de tijd wordt het pand ook meerdere malen aangepast. Zo wordt in 1879 door A. Voordouw een bouwvergunning aangevraagd met daarbij de mededeling dat de hardstenen trap voor het perceel weggehaald wordt indien de gemeente dit wenst. En in 1912 wordt een vergunning aangevraagd voor het uitbreiden aan de achterzijde van de begane grond voor het hier gevestigde café.
Voor de restauratie was op de begane grond het expeditiekantoor van T.W. Meijer gevestigd. In die tijd, de eerste helft van de 20e eeuw, was op de kop van de Nieuwezijds Voorburgwal en Spuistraat het ‘bodecentrum’ gevestigd en veel van het vrachtverkeer kwam daardoor sowieso over de Stromarkt, waar het vele opstoppingen veroorzaakte. Het idee om de goederentransporten van diverse firma’s op één overslagpunt onder te brengen leek op papier waarschijnlijk een efficiënte oplossing, maar zorgde in praktijk voor dagelijkse verkeerschaos en bijbehorende ergernissen.
Dit monument kochten wij samen met Stromarkt 15, 17 en 21 en de aan de achterzijde grenzende Gouwenaarssteeg 13 (oude nummering) van Sonesta Real Estate voor het symbolische bedrag van ƒ 1,-. Zij hadden deze panden en de kavels waar ze hun hotel bouwden gekocht van de Arbeiderspers.
In 1976 werd de omvangrijke restauratie van Gouwenaarssteeg 13, Smaksteeg 24, Stromarkt 15, 19 en 23 opgeleverd. Nummer 19-huis is nu een winkelruimte met nummer 39; I en II-hoog is woning Stromarkt 41 en de 3e verdieping en zolder heeft als adres Stromarkt 43.
De restauraties in deze buurt vormen een prachtig voorbeeld van volledig herstel van een verpauperd maar belangrijk stuk binnenstad in goede samenwerking met andere partijen. Het werd tezamen uitgevoerd met de bouw van het Sonesta Hotel aan de oorspronkelijke rooilijn langs de Stromarkt en Hekelveld en de restauratie van de Ronde Lutherse Kerk met kosterswoning, en omvat ook de eerder gerestaureerde monumenten aan de overzijde waaronder de Gouden en Silveren Spieghel van de Vereniging Hendrick de Keyser. Dankzij de Gemeente Amsterdam werden tenslotte de straatprofielen verbeterd met brede trottoirs met sierbestrating en Amsterdammertjes en beplanting met bomen.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Delpher
Open archieven
Stadsarchief Amsterdam
Stromarkt, serie Monumentenmonografieën, nr. 4, uitgave Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel, 1986
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: G. de Klerk
Restauratieaannemer: Woudenberg