S
Sint Geertruidensteeg 15, AmsterdamDe bebouwing aan de inmiddels afgesloten Sint Geertruidensteeg blijft grotendeels aan het oog onttrokken. Het is een typisch smal middeleeuws straatje dat oorspronkelijk het Geertruidenklooster begrensde. Na de beeldenstorm begroeven toegewijde zusters het bovenstuk van een beeld waarna het pas eeuwen later het daglicht weer zag. Een uniek erfstuk van een tumultueuze periode in de geschiedenis van onze stad.
Onder de eigenaren een bezemmaker en vuilnisschuitvoerder
De eerste overdracht van dit huis vinden we in 1601 als Sybel Jelmersz het koopt van Pauwel Heremansz. Hoe het daarna in eigendom is gekomen van leerverkoper Herman Hendrixsz is onbekend, maar hij is het die het huis in 1642 voor ƒ 1500,- verkoopt aan Barent Dirxsz Veldhuysen. Ook de overdracht aan bezemmaker Jan Jansz enkele jaren later hebben we niet kunnen achterhalen. Waarschijnlijk is hier sprake van vererving aangezien Jans moeder Elsgie Goosens is. Elsje is in 1602 in ondertrouw gegaan met vuilnisschuitvoerder Jan Jansz Staets en vervolgens als weduwe in 1620 met houtzager Sibbe Jelmers. In beide gevallen is het adres in de Geertruidensteeg. De bezemmaker staat overigens ook borg bij de overdracht in 1642.
Jan is in 1626 in ondertrouw gegaan met Jaepje Jans. In 1647 bewijst hij als weduwnaar het erfdeel van hun moeder aan de vier kinderen: Weijntge van 16 jaar, Jan van 10, Jaepge van 5 en Baertge van anderhalf jaar oud. Tien jaar later gaat zijdereder Adriaen van Karmt (geboren 1632) in ondertrouw met dochter Jaepje. Zowel vader als dochter hebben dan Van den Bos als achternaam aangenomen.
Slechts drie jaar later is Jacoba (zoals ze zich dan noemt) van den Boch, weduwe en gaat ze in ondertrouw met boekhouder Jan Carel en in 1674 gaat ze als tweevoudig weduwe opnieuw in ondertrouw, nu met wijnkoper Volckert Jansen Koeck.
Geertruyd in de Sint Geertruidensteeg
Fast forward naar een eeuw later: in 1772 wordt 2/3 part van het huis en erf verkocht door Clara Elisabeth Carel. Zij had het oorspronkelijke vijfde deel dat ze van haar ouders Pieter Carel en Geertruyd de Vries had geërfd uitgebreid als mede-erfgename van haar vooroverleden broers en zuster. Pieter was een kleinzoon van Jacoba, weduwe van Jan Carel.
Clara Elisabeth woont zelf in Werkhoven en zal overlijden in 1795. Koper is Jacob in ’t Veldt voor een luttele ƒ 475,- contant. Een kleine vier maanden later kan hij voor ƒ 300,- ook het laatste derde deel kopen van de weduwe van Clara’s broer Andries. Lang blijft Jacob geen eigenaar: in 1775 verkoopt hij het huis met flink wat winst voor ƒ 1040,- aan Anthony ten Hulscher. Rond 1815 is een J. ten Hulscher eigenaar.
In 1805 betaalt Anna Christoffels ƒ 40,- huur voor een kamer. Dat jaar staan het huis en een andere kamer leeg. Ook in 1851 is het huis onbewoond, maar zijn wel de boven- en onderste voorkamer verhuurd. Hoofdbewoner is drukker W.G. Dirks. In 1864 en 1879 is dit ellenmaker D.N.W. Roelofs.
Maechdendael tot Sinte Gheertruden
Veel eerder, mogelijk in 1416, werd hier het middeleeuwse ‘Maechdendael tot Sinte Gheertruden’ oftewel Sint Geertruiklooster gesticht. Een klein klooster omdat het gelegen was in een duur gedeelte van de stad. De bewoonsters kwamen uit gegoede families en waren hoog opgeleid. Ze hielden zich bezig met het kopiëren van handschriften. De eerste vermelding van het klooster dateert van 1432 en had betrekking op de jarenlange onenigheid met het Onze Lieve Vrouwengasthuis over het recht van overpad. In genoemd jaar werd een pad van ongeveer anderhalve meter breed gereserveerd voor het gasthuis. Dit pad, de huidige Suikerbakkerssteeg, vormde samen met wat nu de Nieuwezijds Voorburgwal en de Sint Geertruidensteeg zijn, de grenzen van het klooster.
Na de Alteratie werd het klooster in 1585 opgeheven; in de kapel kwam ‘De Drie Suykerbrooden’ waarnaar genoemde Suikerbakkerssteeg is vernoemd. Van de kloosterarchieven is vrijwel niets bewaard gebleven, maar in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd het bovenstuk van een zwaar beschadigde piëta ontdekt. Door de afmetingen weten we dat het in het zijaltaar van de kapel moet hebben gestaan. Het materiaal, Bentheimer zandsteen in plaats van het rond 1540 toegepaste hout, doet vermoeden dat het beeld van buiten Amsterdam kwam. Waarschijnlijk in een poging het te redden is het zwaar verminkte beeld door zusters begraven in een kist op het kloosterkerkhof. Een stille getuige van de 16e-eeuwse beeldenstorm.
Een ridder verkocht zijn ziel aan de duivel voor haar hand
Geertrudis van Nijvel (626-659) is een vroeg-middeleeuwse heilige en abdis. Ze kwam uit een zeer godvruchtig gezin; zowel haar beide ouders, als haar broer en zus worden als zaligen of heiligen vereerd. Na het overlijden van haar vader stichtte haar moeder in 640 een dubbelklooster, waar Geertruida intrad.
Als jong meisje had zij het hoofd op hol gebracht van een ridder, die na haar afwijzing zijn ziel aan de duivel had verkocht. Dankzij de heildronk waarmee zij afscheid van hem genomen had bleef hij echter gespaard. De ‘drank van de Sint Geertensminne’ werd later een gebruik voor een goede reis en behouden terugkeer van vertrekkende pelgrims en reizigers. Ook werd de heildronk toegepast op overledenen om de reis naar het eeuwige leven aangenamer te laten verlopen. Men geloofde dat de ziel na het verlaten van het lichaam de eerste nacht bij Geertruida verbleef, de tweede bij de engelen en in de derde nacht tenslotte naar de voorbestemde plek ging. Om die reden zou Sint Geertruida wel worden afgebeeld met muizen: zij symboliseren de ziel van de overledenen.
Geertruida gaf wat zij had aan armen, weduwen en wezen en besteedde veel aandacht aan het bijscholen van haar zusters op het gebied van bijbelkennis, liturgie en schone kunsten. Ze leidde een streng en toegewijd leven. Totaal verzwakt van het vele vasten en waken overleed Geertruida op 33-jarige leeftijd.
De Sint Geertruidensteeg volgt nog altijd het middeleeuwse stratenpatroon. De steeg werd later vooral gebruikt als entree naar de achterhuizen van de Sint Nicolaasstraat. Zo werd Sint Geertruidensteeg 15 meerdere malen gelijktijdig te koop aangeboden met Sint Nicolaasstraat 42, waaraan het grensde. In 1931 werd dit ‘achterhuis’ onbewoonbaar verklaard; daarna was het in gebruik als magazijn bij Sint Nicolaasstraat40-42.
Het perceel maakte in 1982 samen met de even panden aan de Sint Nicolaasstraat en Nieuwezijds Voorburgwal 87 tot en met 93 onderdeel uit van de tweede fase van ‘Blaeu Erf’, ons grootste en meest omvangrijke restauratieproject tot dan toe, bestaande uit in totaal twintig panden. Samen met Sint Nicolaasstraat 50-62 is hier historiserend gebouwd. Dit was de eerste nieuwbouw in de geschiedenis van Stadsherstel. Aan de Sint Nicolaasstraatzijde kwam een nieuw poortgebouw dat toegang geeft tot een binnenplaats voor gezamenlijk gebruik van de daarop uitkomende woningen, waaronder Sint Geertruidensteeg 15.
De woning is georiënteerd op dit binnenterras maar heeft ook beschikking over een tweede (achter)ontsluiting aan de Sint Geertruidensteeg: deze officiële entree heeft een architectonisch accent gekregen: een naar buiten stekende raamconstructie. In het gedeelte dat ingebouwd is door belendingen zijn functies opgenomen die geen daglichttoetreding behoeven, te weten een transformator- en centrale verwarmingsruimte.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam Museum
Blaeu Erf, het restauratieproject van Stadsherstel, 1984, uitgave Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel
Delpher
Jordaanweb
Oneindig Noord-Holland
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Aannemingsbedrijf: H.J. Jurriëns BV
Projectarchitect: A. Klem