Singel 413
Singel 413, AmsterdamDe steenrijke Popius Occo die zelf in ’t Paradijs woonde bezat in 1606 meerdere erven aan de Stedegracht waar later Singel 413 – 419 zouden worden gebouwd. De wielmaker die het pand op de hoek laat bouwen noemt het ‘De Groene Kerffbijl’. Op dat moment wordt er al gekerkt in het naastgelegen pakhuis, maar in 1633 is de Oude Lutherse Kerk voltooid. Een andere grote verandering vindt eind 19e eeuw plaats als het Spui gedempt wordt.
De erven aan het Singel waren eigendom van de rijke Popius Occo
Het Singel, van oudsher de Stedegracht, stroomt van het IJ naar het Muntplein, waar het uitmondt in de Amstel. Rond 1428 werd het Singel gegraven als verdedigingsgracht. Vanaf 1481 werden de aarden wallen vervangen door stenen muren, die in 1601 werden afgebroken. Daarna veranderde de vestinggracht geleidelijk in een woongracht. Aan de oostzijde stonden de erven niet langer in de schaduw van de stadsmuur.
De erven waarop later de panden Singel 413-419 worden gebouwd, zijn op 2 juni 1606 verkocht door “Popius Occo voor zichzelf en voor zijn mede-eigenaren”. De steenrijke Duits-Nederlandse koopman Poppe Ockesz (1483-1537) woonde in het huis ‘’t Paradijs’ (tussen Kalverstraat en Rokin), een ontmoetingsplaats voor kunstenaars en intellectuelen uit heel Europa. Ook was hij kapelmeester van de nabijgelegen Heilige Stede, de bedevaartkerk van het Mirakel van Amsterdam.
Aangezien Occo in 1606 al overleden is, zal het hier zijn erfgenamen betreffen. Het dan L-vormige erf waarop nummer 413 zal worden gebouwd en “gelegen aan de Oude Vest bij de Handboogsdoelen” wordt gekocht door Symon Cornelisz, wielmaker van beroep. Cornelisz bouwt er een huis dat hij ‘de Groene Kerffbijl’ noemt. De volgende eigenaar is Hendrick Dircksz van den Bergh, snijder. In 1624 is hij in ondertrouw gegaan met Geertje Cornelis, vermoedelijk familie van Cornelisz.
Al vanaf 1600 werd gekerkt in een pakhuis op de plek van de latere ‘Luytersche Kerk’
In 1656 verkoopt Dircksz het huis en erf op de Koningsgracht, zoals het Singel dan genoemd wordt. Een naam die uiteindelijk niet zal aanslaan, maar goed de ambitie van destijds weergeeft: qua bebouwing en allure zou deze gracht bij de rest van de grachtengordel moeten gaan aansluiten. Maar mede door de minder diepe erven bleef het Singel achter bij de Heren- en de Keizersgracht.
Het pand brengt ƒ 6000,- op en in de akte wordt vermeld dat “dit huys met de Luytersche Kerck ontrent thien voeten muyrs gemeen hadde”, oftewel een gemeenschappelijke muur heeft van 10 voet. Naast het huis is de voorplaats van de kerk gelegen.
De Oude Lutherse Kerk heeft als adres Singel 411 en is gebouwd op de plaats waar voorheen de huiskerk van de Lutheranen stond: in een pakhuis genaamd ‘De Vergulden Pot’ werd al sinds 1600 gekerkt. Naastgelegen panden werden aangekocht en in 1631 gaf de stad toestemming voor de bouw van een nieuw kerkgebouw op de plaats van de zeven verworven gebouwen. In 1633 werd de kerk in gebruik genomen.
De kleinkinderen erven onder meer een buitenplaats en dit pand
Pieter Arentsz van Cooten, eertijds vlotschuitvoerder, was de koper in 1656. In 1687 zijn hij en zijn vrouw Trijntje Andries overleden en hun erfgenamen verkopen het huis en erf voor ƒ 5400,- aan de vijf dan nog ongehuwde, meerderjarige zussen Sara, Anna, Catharina, Maria en Rachel Becqui, dochters van Isaac Bequ en Anna de Potter. Bij de boedelscheiding in 1693 krijgen de twee zusters Anna en Sara het pand elk voor ½ part in eigendom en na hun overlijden erft Matheo Remaele, de weduwnaar van Sara – de langstlevende zus – het huis. Hij verkoopt het in 1707 voor ƒ 4100,- aan rooimeester Isaac Inssen, die het twee jaar later weer met winst doorverkoopt: knoopmaker Cornelis Bijlaen betaalt er dan in totaal ƒ 4350,- voor.
Vervolgens blijft het huis lang in de familie. Bij de boedelscheiding na het overlijden van Margaretha Bramer, de weduwe van Bijlaen wordt het perceel toebedeeld aan een van hun twee zonen, Simon. Na zijn overlijden erft de andere zoon het huis. Hendrik Bijlaan wordt overleefd door zijn vrouw Huybertje van der Werff en het huis wordt uiteindelijk direct nagelaten aan haar minderjarige kleinkinderen. Dit had mogelijk te maken met het faillissement in 1771 van de echtgenoot van hun dochter Susanna Regina. De kleinkinderen worden niet alleen eigenaar van dit huis, maar ook van de buitenplaats Slootwijk die hun grootouders in bezit hadden. In 1780 verkoopt Susanna als voogd over haar onmondige kinderen de buitenplaats, in 1781 gevolgd door Singel 413 waarvan Johannes Petrus Loggen voor ƒ 6350,- eigenaar wordt. Hij is waarschijnlijk degene die de gevel vernieuwt en het pand verhoogt.
De gracht wordt gedempt en op de plek van de brug komt een plein
De eerstvolgende bekende overdracht is in 1877 wanneer het hoekpand in eigendom komt van stucadoor Johan Frederik Christiaan Wandscheer. Het transport vindt een aantal maanden later plaats in 1878.
In deze periode verandert het uiterlijk van het Spui aanzienlijk: de gracht die van het Singel naar de Amstel liep wordt gedempt en de sluis, het Boerenverdriet, verdwijnt. In 1867 wordt hiermee een begin gemaakt en in 1882 is de demping gereed en komt er een plein op de plaats van de brug.
In 1919 wordt Jacob Dias Santilhano (1876-1942) eigenaar voor ƒ 30.000,-. Maar al in 1902 wordt hier op zijn naam een telefoonaansluiting gemeld. Het daaropvolgende jaar sticht hij met zijn broer Philip een elektrotechnisch installatiebureau. Jacob zet het bedrijf voort als Philip enkele jaren later naar Roemenië verhuist. Hij zal later terugkeren in Nederland waar hij in 1936 wordt benoemd als directeur van het Kurhaus Grand Hotel en Casino in Zandvoort. Philip overleeft de oorlog. Met het gezin van Jacob, inmiddels al niet meer woonachtig aan het Singel loopt het tragisch af.
In 1907 is Jacob getrouwd met Anna Dondorp (1878-1942) en zij krijgen in 1911 een zoon Henriques. Jacob overlijdt op 15 september 1942 en uit politiegegevens blijkt dat Anna zich twee dagen later van het leven berooft. Hun zoon tenslotte wordt op 30 september met zijn vrouw vermoord in Auschwitz.
De Amsterdamse Kurkenfabriek, in 1935 begonnen op nummer 417, koopt in 1938 dit en het tussengelegen pand op nummer 415 van Jacob. Het bedrijf wordt in 1942 geliquideerd, de enige directeur W. Bos neemt de panden als privépersoon over.
In 1963 konden wij de vier panden Singel 413-419 van zijn erfgenamen kopen. Dit pand, een rijksmonument, betreft een winkelhuis met kelder, atelier en woning. In de akte is opgenomen dat de koper bekend is met de missiven van Bouw- en Woningtoezicht.
In 1968 werd nummer 419 als eerste aangepakt, daarna gevolgd door nummer 413. Toevallig waren dit de twee aanmerkelijk lagere panden die zorgden voor een onregelmatige gevelwand. Dit pand had oorspronkelijk een trapgevel en is in de 19e eeuw ingrijpend gewijzigd: het werd verhoogd en kreeg een kroonlijst. Bij de restauratie in 1969 kreeg het pand een herplaatste klokgeveltop in Lodewijk XV-stijl met prachtige voluten (hoekornamenten).
Ook werd het met nog eens een verdieping verhoogd, waardoor het twee verdiepingen hoger is dan het 17e-eeuwse huis. Het pand kreeg verder twee ramen en een dakkapel in een nieuwe muur aan de zijgevel met uitzicht op het voorplein van de Oud Lutherse Kerk. Daarvoor is speciaal een overeenkomst gesloten tussen de kerk en Stadsherstel, waarbij de kerk akkoord gaat met de erfdienstbaarheid van licht en uitzicht ten behoeve van het hoekpand.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amstelodamum 59, 1972, I.H. van Eeghen
Bewaard voor Amsterdam, historische geveltoppen herplaatst 1945-2015, 2016, Theo Rouwhorst
Delpher
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: G. de Klerk
Restauratieaannemer: Kruizinga, G.J. Dijst & zn