Reestraat 4
Reestraat 4, AmsterdamIn de 17e en 18e eeuw had dit pandje meerdere kleurrijke eigenaren. Kunstschilder Jan Bloem verkocht het in 1662 aan zijn collega Johan Lingelbach. Beiden hebben hier gewoond. Een eeuw lang bleef het pand in de familie Lingelbach, tot de laatste erfgenaam het verkocht aan een destijds beroemde rechtsgeleerde “die vele quaade zaken goet wist te maken”. Een beeld dat men zeker niet had van zijn losbandige zoon.
Hier woonden twee kunstschilders
De oudst bekende eigenaar van drie erven op de hoek Keizersgracht-Reestraat, kruidenier Daniel Mostart (1559-1627), pakt het handig aan. Hij besluit de erven overdwars in vieren op te delen: zo kan hij vier percelen met de ingang aan de Reestraat doorverkopen, wat hem allicht meer opgebracht zal hebben dan de oorspronkelijke drie. Dit erf, van 17 voet breed en 45 lang verkoopt hij in 1619 door aan huistimmerman Pieter Jaspersz, die het bebouwde erf in 1624 weer van de hand doet. Houtkoper Dirck Jacobsz Sael wordt eigenaar. In 1633 verkopen zijn weduwe en erfgenamen het voor ƒ 3410,- aan blokemaker Cornelis Barckman. Een bloke- of blokmaker vervaardigde allerhande houten scheepsonderdelen zoals katrollen (blokken), rolpaarden (onderstellen van kanonnen), roeiriemen en vlaggenstokken.
Van Barckman komt het huis in handen van ‘constrijck’ schilder Jan Bloem (1622-1685), die er in elk geval in 1653 woonachtig is. Bloem, ook wel Jan Blom, maakte stillevens, genretaferelen en Italianiserende landschappen, hoewel hij waarschijnlijk nooit voet op Italiaanse bodem gezet heeft. Hij werkte onder meer nauw samen met zijn collega van het Sint-Lucasgilde Johannes Lingelbach (1622–1674), aan wie hij het huis in 1662 zou verkopen. Beide schilders zijn bekend om hun Italiaanse landschappen met gezichten op Rome, met dat verschil dat Lingelbach wel vele jaren in Italië doorbracht.
“Zijne konstige en vleijende penceelhandeling”
Jan (Pietersz) Blom was getrouwd met Anna Margreta Mostart, dochter van een neef van eerdergenoemde grondeigenaar: de gelijknamige dichter en schilder mr. Daniel Mostart (1592-1646). Het huwelijkscontract wordt in augustus van datzelfde jaar 1653 gesloten tussen “bejaerdt jonghman” Blom en de weduwe Mostart, slechts twee maanden voor haar overlijden. Behalve kunstschilder wordt Blom in 1653 en 1668 vermeld als vaandrig (vaandeldrager, officier in opleiding) en in 1687 als “Capiteyn Lieutenant van een compagnie voetknegten ten dienste deser landen”.
Lingelbach, die in 1662 eigenaar wordt, is als jongen in 1644 naar Rome getrokken om zich daar verder in de schilderkunst te bekwamen. In 1650 trok hij via Duitsland terug naar Amsterdam. Voor een schilderij uit 1656 van de bouw van het stadhuis op de Dam in de steigers kreeg hij goed betaald. In zijn boek over de Hollandse schilders en schilderessen schrijft Houbraken in 1719 over Lingelbachs werk: “natuurlijk, woelig en geestig van vinding, ook aangenaam door zijne konstige en vleijende penceelhandeling”.
Philips, de (tweeling?)broer van Johannes (1622-1672), exploiteerde het Franse Doolhof ongeveer op de plek waar nu Muiderstraat 24 staat en zijn schoonouders komen we tegen in ons monument Korsjespoortsteeg 8. Hun dochter Tietje Busi (ook geschreven als Poussi) blijft als weduwe met haar kinderen – waaronder dochter Sophia en zoon Davidt – in het huis wonen.
De rechtsgeleerde die “vele quaade zaken goet wist te maken”
Het huis blijft in de familie tot 1765. De zussen Helena, Agneta en Maria en broers Johannes en Hendrik waren de enige erfgenamen van hun ouders Johannes en Tietje en na het overlijden van de langstlevende, Helena vererft het pand op enig erfgenaam Johannes Smit, woonachtig in Kudelstaart. Hij verkoopt het voor ƒ 5100,- contant aan mr. Jan Ploos van Amstel (1700-1770), directeur van de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname, ”wegens den huize van Sommelsdijk”. In 1738 is hij in ondertrouw gegaan met Susanna Catharina Vermeulen en samen kregen zij twee kinderen: Albertus (1739-1799) en de jongere Thomas die al op 3-jarige leeftijd overleed.
De destijds beroemde advocaat wordt door schrijver Willem Bilderdijk, zelf eveneens advocaat, beschreven als “een der bekwaamste en kundigste, (zoo niet de eenige van zijnen tijd die deze twee hoedanigheden in gelijke mate in zich vereenigde)”. Ook Jacob Bicker Raye 1732-1772 laat zich in zijn dagboek positief uit over de rechtsgeleerde “die vele quaade zaken goet wist te maken”.
Hij “verslingerde zich aan ettelijke vrouwspersonen”
Zoon Albertus is een heel ander verhaal, hij was zijn vader “in braafheid van karakter zoo ongelijk, als hij in rechtsgeleerdheid hem evenaarde”. Voor zijn opvoeding waren kosten noch moeite gespaard, maar hij leidde een losbandig leven waarin hij zich “verslingerde aan ettelijke vrouwspersonen”. Daarnaast leefde hij op royale voet en zou hij veel schulden gemaakt hebben, bij zijn moeder alleen al ƒ 95.000,-.
Zijn moeder, weduwe Susanna Catharina Vermeulen, zelf woonachtig op buitenplaats Amstelstein in Alphen aan den Rijn, verkoopt het huis in 1779 voor ƒ 5700,-, waarvan ƒ 1700,- contant en de rest met rente, aan Harmanus Heideman. Na het overlijden van hemzelf en zijn weduwe Johanna Geertruyda Scholten wordt het perceel verkocht ten gunste van hun minderjarige kinderen. Het brengt ƒ 4750,- op.
Het verhaal van Albertus loopt niet gunstig af. In 1783 verschijnt er een schotschrift: met zijn levensstijl en oranjegezindheid is hij een dankbaar onderwerp van spot. Maar erger wordt het nog in 1795, het begin van de Bataafse Republiek, als Albertus wordt geprovoceerd door patriotten en wordt veroordeeld tot “geeseling op ’t schavot, 12 jaren confinement in het Rasphuis der stad (werkhuis), en verder eeuwigdurend bannissement”. Albertus krijgt zweepslagen, wordt opgesloten en overlijdt uiteindelijk in Den Haag op 66-jarige leeftijd aan ‘verval van krachten’.
In 1960 werd het, inmiddels niet meer bewoonde, Reestraat 4 aangekocht: een 17e-eeuws winkelhuisje voorzien van een sobere houten vroeg 19e-eeuwse lijst met dakkapel en houten onderpui.
De panden maken tegenwoordig onderdeel uit van Hotel Pulitzer, waarvan de voorganger – de hotelmaatschappij Oud-Amsterdam NV – meerdere panden had aangekocht tussen Keizersgracht en Prinsengracht. In 1970 konden we van start met de restauratie van de panden Reestraat 6, 4 en 2. Hiertoe lag al een restauratieplan van architect H.F. Rappange klaar, dat we in nauwe samenwerking met de architect van de hotelmaatschappij hebben uitgevoerd. Met name het inpassen van de hotelgedeelten bracht de nodige hoofdbrekens met zich mee, die op voortreffelijke wijze werden opgelost door Rappange.
Op de begane grond bevindt zich tegenwoordig restaurant Jansz en op de verdieping is de Copper Lounge, de entree naar de vergader- en dinerruimtes die allemaal een verwijzing hebben naar de eigenaar die Reestraat 8 liet bebouwen: de ‘geelgieter’ Volckert Jansz. In deze ruimte kan men even pauzeren met een kopje koffie en over de gezellige Reestraat, een van de geliefde 9 Straatjes, uitkijken.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Archief Ploos van Amstel
Stadsarchief Amsterdam
Taco Tichelaar
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratie-architect: H.F. Rappange
Restauratie-aannemer: M. Minnesma