Professor Tulpstraat 22-28
Professor Tulpstraat 22-28, AmsterdamDit huis moest samen met het even en oneven rijtje in de straat ervoor zorgen dat Amsterdam haar allure weer terugkreeg, natuurlijk in combinatie met het daartussen gelegen Amstelhotel. Dankzij Dr. Mezger, toevallig eigenaar van onze Kringenwetboerderij, kwam er leven in het hotel.
In november 1863 stond de gemeenteraad aan dr. Samuel Sarphati het voormalige bolwerk Oosterblokhuis, onderdeel van de stadsmuur, en het omliggende water af voor de bouw van een groot en voornaam hotel. Nog hetzelfde jaar werd het dempen van het water aanbesteed en in oktober daaropvolgend de fundering van het hotel. De bouw van het Amstelhotel was het begin van de Tulpstraatbuurt.
In 1870 kregen de Huddestraat en de Tulpstraat hun naam. Stedenbouwkundig is er een duidelijk verband tussen de straat en het hotel, ontworpen in 1866 door Cornelis Outshoorn, omdat de straat precies georiënteerd is op de middenas van het gebouw. In Amsterdam is het nooit gelukt om de allure van het 19e-eeuwse Parijs te evenaren, maar het Amstelhotel en de Prof. Tulpstraat vormen toch een stedenbouwkundig ensemble dat voor Amsterdamse begrippen redelijk geslaagd is. De twee sobere, min of meer classicistische straatwanden met statige woonhuizen begeleiden de blik naar de middenrisaliet van het hotelgebouw, die het straatbeeld afsluit met een feestelijk architectonisch accent.
Op zijn grond werd De Pijp gebouwd
De bouw van het hotel was onderdeel van een plan van Sarphati om de stad te verfraaien en uit te breiden. Het plan uit 1862 was gedeeltelijk uit eigenbelang, om zijn Paleis voor Volksvlijt, even verderop, een passende omgeving te bieden. Maar het was ook een poging om de stad op een mooie wijze uit te breiden en een deel van de woningnood op te lossen. Het was een ruim opgezet plan dat Amsterdam de allure van een wereldstad zou moeten geven. De stad moest de vergelijking met steden als Parijs en Wenen kunnen doorstaan. Boulevards, parken, pleinen en luxueuze villa’s zouden die allure brengen, want zelfs in het binnenland, aldus Sarphati, was Amsterdam achterop geraakt bij kleinere steden als Den Haag, Utrecht en Arnhem.
Daarnaast was een gedeelte van de stadsuitbreiding bestemd voor huizen voor de middenklasse, fabrieken en arbeiderswoningen. Het plan voorzag in bebouwing buiten de stadswallen aan weerszijden van de Amstel en vanaf die rivier tot de Boerenwetering. Na Sarphati’s dood in 1866 werd het plan door zijn Nederlandsche Bouw-Maatschappij snel opgegeven. De lage bebouwingsdichtheid, de grote parken en brede straten maakten een sluitende exploitatie onmogelijk, zeker in combinatie met de nodige onteigeningen en bedrijfsverplaatsingen die nodig waren. De grond werd verkocht aan particuliere bouwers en zo ontstond onder andere De Pijp.
Voor nieuwe reizigers werd het hotel gebouwd
Sarphati had in eerste instantie een rij herenhuizen gedacht, gebouwd in een kwartcirkel, met daartussen een jachthaven. Maar in 1863 wilde hij hier een groot, luxueus hotel bouwen. Dit was nodig, volgens de initiatiefnemer, omdat door de komst van moderne transportmiddelen als de trein en de stoomboot een nieuw type reiziger was ontstaan. Eentje die voor zijn plezier reisde en het geld had om dit te kunnen doen. Het was voor de stad van groot belang deze rijke plezierreizigers te accommoderen.
Oorspronkelijk zou het hotel vier vleugels rondom een overdekte binnenplaats hebben, waar de gasten hun rijtuigen konden stallen, maar het werd er maar één. De eerste jaren verliepen moeizaam. Pas toen Dr. J.G. Mezger vanaf 1870 er zijn praktijk opende, begon de bloei van het Amstelhotel. Mezger woonde er ook tot 1873. Zijn patiënten kwamen uit alle lagen van de bevolking en velen hielp hij gratis. Omdat ook koninklijke en adellijke personen uit heel Europa zich onder zijn behandeling lieten stellen – en vaak hele vleugels afhuurden – kreeg het hotel een enorme reputatie onder de ‘beau monde’. Dit was de redding van het hotel. Mezger zou als “vorstenwrijver” tot 1888 zijn praktijk in het hotel handhaven.
Ook een deel van de door ons gerestaureerde panden, de even zijde van de straat, is gebouwd op de restanten van het gesloopte bolwerk Oosterblokhuis. Daardoor waren ze ernstig verzakt. Zij schoven als het ware van het bolwerk af. Dit had tot gevolg dat de bouwkundige situatie van Prof. Tulpstraat 30 en 42 zeer slecht te noemen was. De situatie was van dien aard dat nummer 30 en 42 op last van Stadsdeel Amsterdam-Centrum, sector Bouwen en Wonen, op korte termijn gedemonteerd moesten worden.
Tijdens het demonteren ging echter ook de linker bouwmuur van nummer 22-28 ernstig verzakken. De sloopwerkzaamheden werden stopgezet. Het nog niet gesloopte gedeelte van de zijgevel van nummer 42 werd voorzien van de nodige gevelstutten op een zogenaamd dodenbed, terwijl de overige nog overeind staande gedeelten van de nummers 30 en 42 en de bouwmuur van nummer 22-28 werden voorzien van stalen gevelkransen en stutten. Eerst werd nummer 22-28 opnieuw gefundeerd en stabiel gemaakt, waarna de verdere afbraak en herbouw van nummer 30 en 42 verder kon gaan.
In het voorjaar van 2004 werd nummer 22-28 nog kortstondig gekraakt. De ontruiming onder druk van de buurtregisseur kwam echter snel tot stand. De tijdens deze korte kraakactie vernielde voordeuren zijn in de timmerwerkplaats geheel gerestaureerd en hangen, voorzien van nieuw hang- en sluitwerk, weer in het bestaande deurkozijn. In Prof. Tulpstraat 22-28 zijn vier woningen gekomen.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher