Prinsengracht 451
Prinsengracht 451, AmsterdamDit pand was onze 100e restauratie en die vond plaats in 1974. Het heeft een boeiende geschiedenis. Zo was het eigendom van een van de chirurgijns op Rembrandts beroemde ‘Anatomische Les van Dokter Nicolaes Tulp’ en dichter Joost van den Vondel heeft hier naar alle waarschijnlijkheid vele jaren gewoond met zijn dochter en twee kleinkinderen.
Dankzij Rembrandt weten we hoe Slabberaen eruitzag
In 1623 koopt kistenmaker Jan Claeszn een erf met een huis erachter, 33 voet breed en gelegen aan de Prinsengracht op de hoek van de Berenstraat. Verkoopster is de weduwe Lysbet Willems, die dan ook het huis aan de achterzijde bezit. In 1644 verkoopt de oom en voogd van de nagelaten kinderen van Claeszn het inmiddels gesplitste perceel: het lege hoekerf wordt verkocht aan Volckert Claeszn Landershoff en op dezelfde dag koopt chirurgijn meester Adriaen Slabberaen een loods en erf breed 17 voet op de locatie van het huidige Prinsengracht 451. Hij betaalt hier ƒ 2900,- voor.
Zonder het te weten heeft u deze Slabberaen mogelijk al eens gezien: hij staat namelijk op een van Rembrandts meest bekende schilderijen, de Anatomische Les van Dokter Nicolaes Tulp, die wij dan weer kennen als eigenaar van onze panden aan de Stromarkt 9 en de Onkelboerensteeg 2. Slabberaen staat op het schilderij links. Niet geheel links want naast hem is later, vermoedelijk door een andere hand, een zevende chirurgijn toegevoegd. Slabberaen kijkt aandachtig naar het boek waarvan gebruikt werd gemaakt tijdens anatomische lessen. Dit is uiteraard geen toeval, maar vanwege de aantrekkelijkheid van de compositie: als hij zijn blik gericht had op de professor of het lijk, hadden we nu slechts het achterhoofd van Slabberaen gekend.
Verkocht vanwege schulden door borgsommen
Slabberaen verkoopt het erf twee jaar later aan de chirurgijn meester Simon Mollerus en als het in 1649 bij executie wordt verkocht is sprake van een huis en erf. Kopers zijn opnieuw een chirurgijn, Willem van Tetz en zijn broer Gerrit. Zij betalen het huis in 1651. De broers zijn oorspronkelijk afkomstig uit het ‘Lant van Gulick’. Gerrit is niet veel in Amsterdam te vinden: hij vaart in 1644 als supracargo (de officier verantwoordelijk voor de lading) in dienst van de WIC naar Brazilië en in 1645 als ondercommies naar de ‘Cust van Africa’, waar hij 4 jaar blijft: terugkerend rond de tijd dat het huis aan de Prinsengracht wordt aangekocht.
Omstreeks 1651 vaart hij dan weer met het schip Carolus naar de ‘Cust van Guinea’. In 1662 wordt hij enkele dagen opgesloten door de schout van Amsterdam wegens het schrijven van een “de WIC onwelgevallige brief”. Enkele weken later wordt hij daarvan vrijgesproken. In 1664 blijkt hij voor meer dan ƒ 15.000,- aan schulden te hebben wegens gestelde borgtochten. Het lukt hem niet om deze te vereffenen, waarna in 1667 bij decreetbrief het huis op de Prinsengracht moet worden verkocht. Broer Willem en Joachum Gedeonsz Dronrijp zijn gemachtigd voor Gerrit en behalve betaling in drie termijnen van ƒ 4500,- zou nog sprake zijn van “een silvere beker tot discretie van den cooper voor de huijter van Gerard van Tets”.
De dichter woonde of hier of in ons pand op nummer 457
Kort nadat de gebroeders van Tetz het huis kopen, neemt dichter Joost van den Vondel zijn intrek in een eenvoudige woning aan de Prinsengracht. In een brief uit circa 1653 wordt dit huis omschreven als “op de Princegraft, op een huis na het hoeckhuis van de Beerestraet bij van Veerle”: dit zou betekenen dat Vondel ofwel in het huis op nummer 451 moet hebben gewoond. Of één huis naast het hoekhuis op de zuidhoek: nummer 457. Uit documenten blijkt dat Vondel hier nog woonde tenminste in 1668, zo staat in een testament uit dat jaar “ten huize van Joost van den Vondel op de Prinsengracht bij de Berenstraat”; in 1670 was hij inmiddels verhuisd naar het Singel. Het kan zijn dat hij het huis huurde van de broers. In elk geval gaat de koper uit 1667, Johannes Bruynenburgh, het huis later zelf bewonen wat goed overeenkomt met het vertrek van Vondel.
Drie eeuwen later, in 1967, heeft de bekende Amsterdam-historicus Isabella van Eeghen onderzoek gedaan in welk van de twee huizen Vondel nu gewoond heeft, maar zij heeft geen onomstotelijk bewijs kunnen vinden. Zoals dit vaak moeilijk te achterhalen is als het gaat om de vroege jaren vóór de huisnummering zijn intrede deed. Als Van Eeghen het al niet kon oplossen, zal dit misschien altijd wel een van de raadselen blijven. En hoe dan ook woonde Vondel in ons pand, want óók Prinsengracht 457 is een Stadsherstelmonument!
De onderhandelingen over de aankoop van het pand aan Prinsengracht 451 zijn begonnen in 1967, het jaar dat Van Eeghen haar onderzoek naar Vondel als mogelijke huurder deed. De gemeente liet in dat jaar liet blijken dat ze het perceel graag wilde behouden voor de toekomst. In 1974 werd de restauratie voltooid, het was onze 100e restauratie.
Constructief bevond het pand zich in slechte staat, maar de restauratie verliep bijzonder vlot.
In 1903 is de gevel van het vroeg-18e-eeuwse winkelwoonhuis gewijzigd, daarvan zijn de bouwtekeningen bewaard gebleven. Bij de restauratie is de buitenzijde weer teruggebracht naar de oorspronkelijke situatie waarbij de sobere tuitgevel werd hersteld.
Het pand heeft een fraaie houten onderpui met twee waaierhekjes. Het bestaat uit één woning met een aantrekkelijke ingangspartij, een hoog voorhuis met insteekverdieping en vijf kamers.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Filosofie & Wetenschap door de eeuwen heen
Stadsarchief Amsterdam
Vondel’s huis op de Prinsengracht bij de Berenstraat, Isabella Henriette van Eeghen, Amstelodamum, jaargang 054, 1967
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: J. A. Riesener
Restauratieaannemer: G. J. Woudenberg