Prinsengracht 148
Prinsengracht 148, AmsterdamDe klokgevel op Prinsengracht 148 dankt zijn uiterlijk waarschijnlijk aan niemand minder dan een Cromhout nazaat. De moeder van de Gebroeders Ploos van Amstel kocht en plaatste hier op zolder de eerste lettergietersfornuizen die zouden leiden tot een van Amsterdams grootste lettergieterijen. Zo’n anderhalve eeuw later runnen twee dames hier een meubelmakerij die misschien wel het eerste kinderfietsstoeltje op de markt zette waardoor ook de allerkleinsten van een fietstochtje over de grachten konden genieten.
Van metselaarsknecht tot impostmeester
De eerste vermelding van een eigenaar van dit erf dateert van 1645, het betreft Marten Martenszn, knecht van het metselaarsgilde. Er wordt vervolgens verwezen naar kwijtscheldingen van 1722 op naam van Jan Mulder, maar deze kwijtscheldingen zelf of andere transportakten zijn niet in de archieven gevonden. Hij was impostmeester als beroep, ontvanger van belastingen, was gehuwd met Barbara Cruysenel en overleed in 1725.
Uit de personele quotisatie (een vorm van inkomstenbelasting) van 1742 weten we dat de wijnkoper Roel Fonteijn, met één dienstbode, een inkomen van ƒ 1000,- en aangeduid als ‘half-kapitalist’, huurder was voor ƒ 450,- per jaar.
Eind 1752 is de overdracht van de twee huizen en erven op nummers 148 en 150 voor ƒ 7500,- contant. Deze waren in februari van dat jaar al onderhands verkocht door François Mulder, maar door zijn overlijden is de overdracht door zijn nabestaanden pas in november. François was de zoon en mede-erfgenaam van Jan Mulder en had de twee percelen bij de boedelscheiding in eigendom gekregen. François was tweemaal weduwnaar en had vijf kinderen, waarvan nog drie minderjarig.
De douairière Cromhout woonde in ons pand aan de Herengracht
De koper in 1752 is de Hoog Welgeboren Vrouwe Elizabeth Maria Cromhout van Nieuwerkerk (1712-1770). Zij is sinds dat jaar de douairière (weduwe) en mede-erfgename van de Hoog Welgeboren Heer Gerard Anthony Baron van Wassenaer van Warmond (1707-1752), in het leven Vrijheer van Alkemade, Vrijenhaak etc. Ook is zij voogdes over de minderjarige kinderen uit dit huwelijk.
Wij kennen deze telg van de puissant rijke Cromhoutfamilie natuurlijk van onze Cromhoutpanden. Elizabeth gaat dan ook niet zelf wonen aan de Prinsengracht; de panden worden verhuurd.
In 1771, Elizabeth Cromhout is dan overleden, wordt Prinsengracht 148 door haar twee enige kinderen en erfgenamen voor ƒ 8800,- contant verkocht aan Paulus Stegman. Op het moment van de openbare verkoop woonde Johanna Clementia Ploos van Amstel (1698-1777) in dit pand, weduwe van de wijnhandelaar en poorter – en haar neef – Jacob Ploos van Amstel (1693-1759) en moeder van zonen Cornelis (kunstverzamelaar, kunstenaar en houthandelaar), Adriaan (wijnkoper) en Jacob (arts, literator en drukker).
Wijnkoper Jacob, niet bijzonder welgesteld, was gevestigd op de Prinsengracht, nabij de Westermarkt. Wanneer Johanna verhuisd is naar Prinsengracht 148 weten wij niet. In 1763 beginnen zij en haar twee dan nog ongetrouwde zonen Adriaan en Jacob met het aankopen van lettergieterijen: de Gebroeders Ploos van Amstel.
De lettergietersfornuizen stonden hier op zolder
‘Een van ouds vermaarde Letter-gieterij, waar in die Affaire sedert veele jaaren met goed succes is gedaan en nog gecontinueerd word’ wordt door de weduwe gekocht met een voorschot op de nalatenschap van haar overleden broer van f 10.000. Uit krantenberichten blijkt dat de Gebroeders Ploos van Amstel “te hunnen huize op de Prinsengracht bij de Bloemgracht onder opzigt en directie van gem. Pfeiffer de gieterij zullen exerceren”. Daartoe heeft de weduwe een verzoek ingediend om een lettergietersfornuis op haar zolder te mogen plaatsen. Zij is de stille vennoot, Adriaan doet de administratie en Jacob is, naast zijn beroep als arts, de stuwende kracht.
Rond 1766 breidt de weduwe de lettergieterij verder uit met materiaal en in 1767 volgt de eerste letterproef. Wanneer de lettergieterij aan uitbreiding toe is en zij na afloop van het vruchtgebruik de erfenis van haar broer ontvangt, kan weduwe Ploos van Amstel in 1773 het huis Keizersgracht 407 kopen, ‘De Lettergieterij’, waar zij blijft wonen tot haar overlijden. Zoon Jacob neemt de lettergieterij over en na zijn overlijden zal deze in handen komen van de Haarlemse lettergieterij- en drukkersbedrijf Joh. Enschedé & Zoonen. Daarmee verdwijnt de naam en de laatste grote lettergieterij uit Amsterdam.
Een gezellig huis voor menschen met weinig geld en veel goeden smaak
In de daarop volgende eeuw wisselen de eigenaren en huurders elkaar af. Zo woont hier in 1851 de muziekmeester (organist) Joas Arnoldus Sieverding en later vinden we hier onder meer een bakkersknecht en zilversmid. In 1890 kun je er terecht voor boter, in 1913 voor sigaretten.
In 1916 koopt Anna Rolff, weduwe van Dirk Mersie Bruyn het pand over van makelaar D.A.P. van Aken. Deze Van Aken heeft in 1911 een bouwaanvraag gedaan tot het veranderen van het perceel. In 1919 verkopen de vijf nabestaanden en erfgenamen Prinsengracht 148 voor ƒ 16.100,- aan de N.V. Grondexploitatie Maatschappij ’Het Anker’, die het het daaropvolgende jaar voor ƒ 21.500,- alweer doorverkoopt aan mej. M. Hoving en mej. D.E.M. van Amersfoort, beiden winkeliersters.
De dames hebben het jaar daarvoor het naastgelegen pand op Prinsengracht 146 gekocht en breiden met de aankoop van nummer 148 hun winkel in onder meer rieten meubelen uit: hier komt een meubelmagazijn en werkplaats. Volgens een advertentie in 1925 kunnen “menschen met weinig geld en veel goeden smaak zich een gezellig huis meubileeren” met Hoving meubelen. Meer opvallend nog zijn de advertenties uit 1919 voor een “zeer vertrouwbaar fietsstoeltje” van riet: voor zover wij hebben kunnen achterhalen de eerste kinderzitjes waarmee ouders plots door Amsterdam konden fietsen met hun kleintje voorop.
Tweeënveertig jaar later koopt Stadsherstel de panden 146 en 148 over van de voormalige winkelierster D.E.M. van Amersfoort en de erfgenamen van mevrouw Hoving. In de akte staat dat er maatregelen getroffen moeten worden voor de veiligheid van 148.
Het rijksmonument stond in 1928 al op de ‘Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst’. Het is een 18e-eeuwse klokgevel met een vrij sobere top met voluten en kuif, een houten onderpui en frontale stoep. De klokgevel wordt derde kwart van de 18e eeuw gedateerd, waarmee het waarschijnlijk is dat Elizabeth Cromhout hiervoor de opdrachtgever is geweest.
De panden met nummers 142-144, 146 en 148 werden gezamenlijk gerestaureerd. Het was destijds het meest omvangrijke project van Stadsherstel. Met het herstel van de gevelwand direct aan de overkant van het Anne Frankhuis, biedt een van de ongetwijfeld meest aanschouwde grachtgezichten weer een prachtige en harmonieuze aanblik.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam Monumentenstad
Archief Ploos van Amstel
Delpher
Graven op internet Lettergieterijen te Amsterdam, De Amsterdamse boekhandel 1680-1725. Deel 5. De boekhandel van de Republiek 1572-1795, Isabella Henriëtte van Eeghen via DBNL
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect Gerard Prins
Restauratieaannemer H. Tervoort & Zn.