Noorderkerkstraat 2
Noorderkerkstraat 2, AmsterdamHet is een klein huisje van maar 1 raam breed en het hoorde 150 jaar lang als achterhuisje bij een bakkerij aan de Lindengracht. De in 1890 aangebrachte winkelpui heeft nu weer een houtimitatie gekregen en staat er weer netjes bij, in de straat die vernoemd is naar de Noorderkerk. Bij deze kerk staat een monument ter herinnering aan het Jordaanoproer van 1934.
De Jordaan, het ‘koninkrijk der sloppen’
De Noorderkerkstraat ligt bij de Noorderkerk, en is ook naar deze kerk genoemd. Deze protestantse kerk is tussen 1620 en 1623 gebouwd naar een ontwerp van Hendrick de Keyser. De straat heette in die tijd Lindeboomdwarsstraat. Ze is, als onderdeel van de Jordaan, aangelegd in de eerste helft van de 17e eeuw tijdens één van de grote Amsterdamse stadsuitbreidingen.
De Jordaan had heel lang een slechte naam. In 1901 omschreef een linkse journalist de buurt als ‘het koninkrijk der sloppen’, en inderdaad waren de woonomstandigheden hier over het algemeen erbarmelijk. Bij de grote stadsuitbreiding aan het begin van de zeventiende eeuw hadden de regenten schaamteloos gespeculeerd. Daardoor had het gemeentebestuur na de aanleg van de vermaarde grachten geen geld meer om de laatste buurt, die later de Jordaan werd genoemd, verder te ontwikkelen. Dit werd overgelaten aan het particulier initiatief, wat resulteerde in een slecht gebouwde wijk, met een stratenplan dat volstrekt niet aansloot bij dat van het aangrenzende stadsdeel. In de loop der eeuwen verloederde de Jordaan. Het werd de buurt voor het mindere volk, dat met grote gezinnen in kelders, op zolders, of in de vele kamers van eindeloos vertimmerde en zwaar verwaarloosde panden huisde.
Aan het begin van de twintigste eeuw was de Jordaan een lugubere doolhof van straatjes, steegjes en ‘gangen’ met volgebouwde binnenplaatsen en tal van vervuilende bedrijfjes, zonder riolering, elektriciteit en met slechts summiere waterleiding. Wie het zich kon veroorloven verliet de buurt.
Door de economische crisis van 1929 verloren veel arbeiders in deze buurt hun baan en waren aangewezen op een staatsuitkering om rond te komen. Die uitkeringen werden alsmaar door de regering Colijn verlaagd, totdat op een gegeven moment de maat vol was. In juli 1934 barstte de bom in deze volkswijk.
De Amsterdamse werklozen ontvingen toen iets meer dan 11 gulden per week, een bedrag waar men nauwelijks nog van kon rondkomen. In het communistische dagblad De Tribune stond een oproep tot grootscheeps protest: Vervolgens raakten op 4 juli 300 Jordanezen slaags met de politie. Ze wierpen barricaden op en bekogelden politieagenten. De volgende dag had het geweld zich verspreid over de hele stad. Toen speciale troepen werden ingezet door de overheid, was het oproer snel neergeslagen. Op wat kleine ongeregeldheden na was de rust weer hersteld in Amsterdam. Voor de arme werklozen veranderde er echter niets, zij hadden voortaan slechts te berusten in hun situatie.
Een kookgeur van kool en vis, gemengd met die van het vermolmde huis, en die van mensenzweet, en een zurige rotte geur van allerlei afval en dan daarbij soms nog het tonnetje, doet de buitenstaander, vreemdeling in dit Jeruzalem, walgrillingen krijgen.
Jarenlang het achterhuis van een huis aan de Lindengracht
In 1617 werden de erven in dit stuk stad uitgegeven door Burgemeester en Thesaurieën. Er worden twee erven aan de zuidzijde van de Lindengracht gekocht door Hiskia Theuniszn samen voor ƒ 1373, 14 stuivers en 2 centen. Beide erven zijn 20 voet breed en ongeveer 70 voet diep. Het bedrag is inclusief de kosten voor melioratie. Melioratie is het verbeteren (samenpersen en ophogen) van de grond om de slappe veengrond geschikt te maken om er op te bouwen. Hiskia laat een huis bouwen aan de Lindengracht, dat is het hoekhuis Lindengracht 65/ huidige Noorderkerkstraat. Daarbij hoort een achterhuis aan de Noorderkerkstraat, ons huis dus. Ze verkoopt beide huizen in 1620 aan
Riewert Gerritszn, bakker van beroep. Na zijn dood wordt het pand in 1635 voor ƒ 3150 verkocht aan een volgende bakker, Otto Evertszn.
Tussen 1635 en 1662 is het pand met achterhuis flink in waarde gestegen, want het wordt dan verkocht voor ƒ 10250. Het huis heet ‘het huis waar de Keulse Croon’ uithangt. In 1706 wordt het weer aan een bakker verkocht en wel aan Ernst Muyskens. Bij deze verkoop wordt de straatnaam Noorderkerkstraat voor het eerst gebruikt.
Maar één raam breed
Pas in de 18e eeuw, in 1773, wordt het achterhuis voor het eerst apart van het huis aan de Lindengracht verkocht. Het huis en erf brengt dan ƒ 1420 op. Het hoekhuis was toen nog steeds een bakkerij want er horen bakkersgereedschappen bij het gekochte. Ons huis heeft dus circa 150 jaar behoord bij een bakkerij. In 1851 woont er een zilversmid, In 1864 een schilder, zijn echtgenote is dan winkelierster. En warempel; in 1879 is er weer een bakkerij in het pand gevestigd. T.Z.M. Kroese zwaait er dan de scepter.
Het huis bestaat uit twee woonlagen en een kap. Bijzonder is dat het slechts één raam per verdieping in de voorgevel heeft. Het pand is zeer smal, 3.60m breed en 5.84 m diep. In 1890 is er een bouwvergunning verleend voor het wijzigen van de onderpui. In 1920 is er een ‘vleeschhouwerij’ gevestigd. Achterin de zaak was een trap, die toegang gaf tot de bovenwoning. Een foto uit 1954 laat zien dat er toen een antiekzaakje gevestigd was voor in- en verkoop van curiosa, glas, porselein, aardewerk en inboedels. In de kapverdieping was nog een vliering aangebracht. Door de helft van de kap te verwijderen en een plat dak aan te brengen ontstond nog een slaapvertrek. Krommers geven aan dat de andere helft van de kap nog origineel is.
Wij kochten het huis in 1985 van de erfgenamen van de heer P.N. Pikaar. Van het gecombineerde winkel/woonhuis is in 2008 een woning gemaakt. Er waren helaas nog maar erg weinig tegels uit de tijd van de vleeschhouwerij intact, waardoor ze achter een stuclaag verdwenen zijn. Het blauwzwarte biesje is wél in het zicht gebleven.
Om aan de regels van de huidige energieleverancier te voldoen is een mooi alternatief bedacht voor de traditionele meterkast. De gasmeter mocht niet verder dan drie meter achter de gevel hangen. Omdat het pand geen gang kent – je komt gelijk de woning in – werd een meterkast als ontsierend ervaren. Daarom hebben we een zitmeubel om de meter heen gebouwd. We vonden in het huis sporen van een brand. Interessant wordt het dan om via oude krantenberichten erachter te komen wanneer die brand geweest is: in 1931. Het werd toen als een binnenbrand beschreven.
Bij aankoop gaf de voorgevel een slechte staat aan. Scheuren onder en boven de kozijnen wezen op verzakking van de rechter bouwmuur. De uit 1890 stammende winkelpui met het (geschilderde) houtnerf, is na restauratie teruggekeerd in het straatbeeld
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Delpher
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: W. Vroom
Restauratieaannemer: De Betonhoeve Amsterdam