Kalkmarkt 11
Kalkmarkt 11, AmsterdamVeel bewoners van ‘’t Nieuwe Eiland’ hadden een zekere binding met de zeevaart. Dit geldt ook voor de bewoners van Kalkmarkt 11. Behalve bewoners met de meer voorkomende beroepen als cargadoor en zeeman, woonden hier een meester-kompasmaker en een scheepstrompettist van de VOC. Maar ook woonde hier het Joodse gezin Van Engel, dat werkzaam was in de diamantindustrie. Toen wij het kochten leunde het rijksmonument uitgeblust tegen de buurpanden aan, maar nu is het rijtje weer een echte blikvanger uitkijkend over het water van de Oudeschans.
Een erf ‘daerop de coper alreede heeft gedaen timmeren’
Toen in 1646 op het nieuw aangeplempte Waalseiland de erven werden uitgegeven door ‘Burgemeesteren en Thesaurien’ kocht loodgieter Jan Janszn samen met ‘borg en medestander’ stadsmeestertimmerman Pieter Intes twee erven op de hoek van de Kalkmarkt en de Binnenkant. Deze erven werden vervolgens op ingewikkelde wijze gesplitst in wat nu de panden op Kalkmarkt 11, 12 en 13 en Binnenkant 50 zijn. Op de plek van de huidige Kalkmarkt 11 koopt Robbert Anthoniszn in 1649 een huis in aanbouw, namelijk een erf ‘daerop de coper alreede heeft gedaen timmeren’. In 1650 is het perceel bebouwd: Cornelis Pieterszn van Waerden is dan koper van een huis en erf.
In de daarop volgende eeuwen wonen hier mensen met de meest uiteenlopende beroepen, zoals een diamantair, ene mevrouw Limburg-Kan die cursussen geeft tot het “leeren maken van costumes voor Jonge Dames uit den netten stand, volgens ‘Fransche coupe’”.
En tenminste vanaf 1946 tot het faillissement in 1960 is hier stucadoor Scholtens gevestigd.
Veel van de Waalseilandbewoners hebben binding met de scheepvaart. Zo ook de bewoners van Kalkmarkt 11. In 1851 woont er een zeeman, Chr. Schrader, tussen 1829 en 1864 een cargadoor, C.J. Hagenzieker en in 1899 is hier expediteur en convooiloper firma Wesselius & Co gevestigd.
Heel betrouwbaar was het 18e-eeuwse kompas nog niet
Eerder al, in 1708, is het pand van Gerrit Joosten van der Eijken, meester-kompasmaker. De 17e-eeuwse zeeman maakte gebruik van drie essentiële instrumenten: de zeekaart, het (hand)lood waarmee men de diepte kon aflezen en het kompas. De herkomst van het kompas is onzeker. De oudste kompassen bestonden waarschijnlijk uit het zeilsteen (bestaande uit het mineraal magnetiet), uit gemagnetiseerd ijzer of ijzererts op een plankje dat op het water dreef. Het vermoeden bestaat dat de Vikingen in 1100 al een kompas in enige vorm aan boord hadden bij hun tochten over de Noord Atlantische Oceaan. Een andere versie is dat het kompas vanuit China via de Arabieren naar Europa is gekomen. Bekend is in elk geval dat het scheepskompas daar vanaf ca. 1350 algemeen gebruikt werd.
Een kompas uit de tijd van Van der Eijken bestond uit een houten doos, waarschijnlijk beschermd tegen wind en water met een glazen deksel, met daarin een magnetische naald op een pin. De kompaskaart bestond uit een schijf van hard wit papier of karton met een getekende kompasroos.
Het kompas werkt op basis van aardmagnetisch velden, maar deze verschuiven enigszins en wijken af van de werkelijke, geografische, noord- en zuidpool. Dit zorgde ervoor dat de kompassen in de tijd dat Van der Eijken ze maakte qua betrouwbaarheid nog zeer te wensen overlieten. Hierin zou pas eind 19e eeuw verandering in komen dankzij de Britse William Thomson (Baron Kelvin).
Op de maat van de trompettist werd de bemanning aangestuurd
Halverwege de 18e eeuw wordt Jan Christoffel Hartman eigenaar van zowel Kalkmarkt 11 als 12. Hartman heeft een wel heel bijzonder beroep, dat van scheepstrompetter bij de Verenigde Oostindische Compagnie.
De kerntaak van de trompetter, die met de rang van dek-officier tot de militairen werd gerekend, bestond uit het signalen bij het wisselen van de wacht. Daarnaast coördineerden trompettist en tamboer – die overigens lager ingeschaald was – het werk van de bemanningsleden: op de maat werden ze aangestuurd voor de werkzaamheden in het scheepswand, aan dek of voor het coördineren van het kanonvuur. Daarnaast communiceerden ze met schepen, vooral bij mistig weer; het trompetgeschal had geen groot bereik. Tenslotte dienden ze tot vermaak en werden ze ingezet bij ceremonies aan boord.
Hartman scheept op 15 juli 1734 in aan boord van de Landskroon op weg naar Batavia. Op 7 december, 145 dagen na vertrek, komt het schip aan bij Kaap de Goede hoop, waar het op 5 januari 1735 weer vertrekt. Op dinsdag 26 april, 285 dagen na vertrek uit Nederland, arriveert het schip in Batavia. Hartman komt weer veilig thuis. De Landskroon, een spiegelretourschip van 145 voet en in 1725 gebouwd op de VOC-werf, zal tijdens de vijfde thuisreis ter hoogte van Mauritius vergaan.
Moeder en beide dochters weten te overleven
Vanaf 1915 woont in de benedenwoning het gezin Van Engel: diamantwerker Joseph en zijn vrouw Clara Aronson met hun zonen Simon, Mozes en Jacob. Krantenberichten leren dat koopman Mozes in 1923 failliet gaat en dat diamantslijper Jacob (1907-1945) zich in 1930 verlooft met diamantkliefster Kitty, of Keetje van Loggem (1906 – 1980). In 1931 gaan ze in ondertrouw en kort erna trouwen ze in de synagoge aan de Rapenburgerstraat. Na hun huwelijk verhuizen ze naar de Chr. de Wetstraat 33, waar op 1 maart 1935 hun dochter Josephine wordt geboren.
Moeder Clara, inmiddels weduwe, viert in 1934 op het adres aan de Kalkmarkt in elk geval nog haar 65e verjaardag. De oorlog maakt zij niet meer mee, ze overlijdt in maart 1940. Zoon Simon komt om in Auschwitz, Mozes overleeft de oorlog. Jacob wordt al vroeg in de oorlog krijgsgevangen gemaakt en zal na de bevrijding van Bergen-Belsen sterven aan dysenterie. Zijn vrouw Keetje laat eind juni 1942 hun vijf maanden oude dochtertje Clara achter bij vrienden, die een gemengd huwelijk hebben, wat haar redding is. Samen met Josephine probeert Keetje naar Zwitserland te vluchten, maar ze stranden in Antwerpen. Keetje belandt er in 1944 in de gevangenis, maar wordt niet op transport gezet en overleeft de oorlog. Josephine is via het Joods verzet in 1942 ondergebracht bij het gezin Rooze met drie jonge kinderen nabij Leuven, waar ze als hun nichtje door het leven gaat. Ook zij zal de oorlog overleven.
Ook de vorige eigenaar, notaris Mr. A.G.J. Piccardt, had iets met scheepvaart: hij schreef in 1962 het boek ‘Zee- en binnenvaartrecht voor het notariaat’. Piccardt verkocht ons in 1968 het rijksmonument: een pand met een gevel onder rechte lijst stammend uit het eerste kwart van de 19e eeuw, met goede roedenverdeling op de verdiepingen.
Het pand was er niet al te best aan toe toen wij eigenaar werden, het hele rijtje zelfs verkeerde in droeve staat: nummer 12 leunde tegen het buurpandje op nummer 11, dat op haar beurt weer leunde tegen het hoekhuis Binnenkant 51 / Kalkmarkt 13, dat op instorten stond.
In de loop van de jaren zestig konden wij, behalve Kalkmarkt 11, in bezit komen van in totaal vier panden aan de Binnenkant (nummer 50) en de Kalkmarkt (nummers 11, 12 en 13, dat een hoekpand vormt met Binnenkant 51). Jarenlang was dit hoekcomplex een ontsierend stukje binnenstad, omdat de toppen van de panden wegens bouwvalligheid verwijderd waren. We hebben ze gezamenlijk volledig gerestaureerd, waarmee een van de meest schilderachtige plekjes van Waalseiland bewaard is gebleven.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Delpher
“Die Joden zijn bij mij per toeval gevonden”, Hoe protestanten Joden redden in de omgeving van Antwerpen en Leuven (1942–1944), Jan Maes
Historisch Nieuwsblad, getrommel en trompetgeschal
Maritime Stepping Stones (MaSS), stapstenen van maritieme geschiedenis
MarsEtHistoria.nl, ‘Scheepstrompetters en -tamboers in de 17e eeuwse Republiek’
Nationaal Archief, onderzoek VOC-opvarenden
Navigatie in de 17e eeuw, Stichting Michiel de Ruyter
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect : IJ. Kok
Restauratieaannemer : J. Kneppers