Herenmarkt 21
Herenmarkt 21, AmsterdamVanuit dit huis van net na 1615 kon het Soeploodsoproer bekeken worden. Dankzij een tekening uit die tijd, 1835, weten we dat het pand met de lijstgevel vroeger een halsgevel had. Zodoende kreeg het die terug.
In 1835 in het nieuws door de soeploodsoproer
De Herenmarkt in Amsterdam-Centrum is een straat die een rechthoekige uitsparing vormt tussen de Brouwersgracht en de Haarlemmerstraat. Het plein is vernoemd naar de Heren Regeerders van de stad. De stad werd vroeger namelijk niet bestuurd, maar geregeerd.
De Herenmarkt kwam in 1835 in het nieuws door het zogenaamde Soeploodsoproer. Het Soeploodsoproer of Belastingoproer was een oproer in Amsterdam op 3 juli 1835, waarbij woningbezitters in opstand kwamen tegen een hun opgelegde onroerendgoedbelasting die zij in de praktijk niet konden verhalen op hun huurders.
Zij bestormden een soeploods op de Herenmarkt en staken die in brand met terpentijn. De soeploods dankte zijn naam aan de soep die daar in de winter aan armen werd uitgedeeld: zij kregen dan een eenvoudige Rumfordse soep. De 60 bewakers van de soeploods, waar allerlei huisraad opgesloten stond, waren binnen gaan zitten in verband met een regenbui en moesten verrast vluchten. Een aanval op het huis van de burgemeester mislukte. Omdat de garnizoenscommandant kolonel Hodshon niet in de stad was, greep het leger pas in toen alles voorbij was. De affaire leidde tot het ontslag van burgemeester jhr. Frederik van de Poll. Kolonel Hodshon kreeg een koninklijke berisping wegens ‘gebrek aan voorzorg en veerkracht’.
Bouue (Boudewijn) Hendrixz “Van Groeninge” Lackencoper
Op 16 januari 1615 werden de erven ‘Bij de Oude Haarlemmerport” door de Thesaurieren van de stad geveild. Het hoekerf (veilingnummer 14) en het aanliggende erf aan de Brouwersgracht (nummer 15) zijn beide door Bouue (Boudewijn) Hendrixz “Van Groeninge” gekocht voor resp. 3.208 en 1.912 gulden. Aan de Brouwersgracht zijn op de erven twee huizen gebouwd met een diepte van 40 voeten, zodat daarachter nog plaats was voor nog een huis: dat wordt Herenmarkt 21. Bouue was lakenbereider/laeckenkoper. Laken is een geweven wollen stof met een viltachtige dekking, die de ketting- en inslagdraden verbergt en door volling (speciale bewerking) wordt verkregen. Hij was getrouwd in 1609 met Grietje Bastiaens “van Koesvelt”. Zij woonden toen op de Nieuwendijk maar gingen wonen in het hoekhuis aan de Brouwersgracht.
Bouuue moet omstreeks 1620 al overleden zijn, want in oude stukken lezen we dat Grietje, weduwe van Boudewijn Hendrixs al 8 jaar weduwe is als ze in 1628 hertrouwt met de boekverkoper van het Rokin, Feit Hendriksz. In 1615 had hij het beroep wever. Feit kwam uit Glabbeek in Julikerland. In 1631 is Groetje nog bewoner van het hoekhuis. Ze verkoopt in 1641 voor 3.000 gulden nummer 21 aan de gebroeders Jacob en Bastiaens Jansz.
Nagelaten aan drie tantezeggers
Jacob en Bastiaens doen het huis snel over aan Herman Theunisz Koekebacker, die het op zijn beurt weer verkoopt in 1652 voor 4.500 gulden aan Leonard Jansz Cosijn. Hij houdt het ook maar kort en verkoopt het in 1658 voor 4.900 gulden aan Harmen Hendricksz Karpoes met beroep kuyper.
En omstreeks 1670 wordt de boekverkoper Barend Schelling, geboren rond 1638, bewoner en eigenaar. Dertig jaar na Barend overlijdt in 1709 zijn weduwe Geertruyd Cracht op 74-jarige leeftijd. Zij woont dan nog in het huis en laat het na aan drie tantezeggers. Zij bezit dan ook nog 21/72 deel van het huis op nummer 9 en een half huis in de Bloemstraat en enkele obligaties voor kleine bedragen aan verschillende personen geleend. Tot in de 18e eeuw blijft het huis in de familie. In 1775 is het pothuis dat ingang gaf tot de kelder gesloopt.
In 1851 woont er een winkelierster, daarna een timmerman en in 1879 een schoenmaker. In 1881 vinden we reclame voor de begrafenisonderneming Het algemeen belang. Onder directie van Haeu & Co. Je kunt er 1e, 2e, 3e en tot wel 5e klasse begaven worden. Blijkbaar was er veel bedrog in die tijd want in de advertenties wordt steeds gesproken over hoe eerlijk de onderneming is.
Enkele jaren is het een piano winkel, dan een kledingwinkel, een melkslijterij en een makelaar tot het in 1965 aan ons verkocht wordt door A. van Leeuwen, makelaar en J.M. van Leeuwen, aannemer.
Voor onze aankoop deed Bureau Monumentenzorg onderzoek naar het inwendige van dit pand, waarbij bleek dat het een uit kunsthistorisch en architectonisch oogpunt interessant pand betrof. Het was een zogenaamd vergeten monument.
Het 17e-eeuwse huis is voorzien van een halsgevel te zien op de tekening van de brand van de soeploods. Toen wij eigenaar werden was er echter geen halsgevel meer, maar een versoberde lijstgevel. Op een foto uit 1910 zien we nog een fraaiere lijst met een dakkapel erboven. De geheel verdwenen gevelbekroning in de vorm van de lijstgevel werd tijdens de restauratie opnieuw vervaardigd op basis van gegevens die dankzij Bureau Monumentenzorg ter beschikking waren gesteld.
Dit staat in het jaarverslag van Stadsherstel van 1972. De Rijksdienst Monumentenzorg en ook Theo Rouwhorst in ‘Bewaard voor Amsterdam’, melden dat de top van een ander pand afkomstig is. Onbekend is overigens van welk pand het afkomstig zou zijn. De stijlperiode is Hollands classicisme, eerste kwart 18e eeuw. De zijstukken van de top hebben gebeeldhouwde voluten en festoenen. De top wordt afgesloten met een gebogen fronton. De onderpui is uit het begin van de 19e eeuw.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Delpher
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: G. Treep
Restauratieaannemer: G.J. Woudenberg