Haarlemmerdijk 55
Haarlemmerdijk 55, AmsterdamIn dit rijksmonument op de gezellige winkelstraat aan de Haarlemmerdijk zit ook een winkeltje. Het is een lang pand, dat is te danken aan het grote achterhuis. Dat aparte achterhuis had een uitgang naar de Zalmkopersgang, waarschijnlijk vernoemd naar de Zalmkoper Douwe Rieuwertszn die het huis eind 17e eeuw in bezit had.
Met een uitgang naar de Vinkenstraat
De dijk is een bij de stadsuitbreiding van 1612 aangelegde waterkering. Wanneer ons huis neergezet werd weten we niet precies. De oudste gedocumenteerde transporten van dit erf met huis dateren van 1642, als Willem Sybrantzen, schilderijenverkoper van beroep, het pand verkoopt aan Obbe Volkertszn, schipper op Hamburg. Hij betaalt er ƒ 5300 voor.
Het achterhuis, dat in 1642 bij het eigendom van de achter dit huis gelegen Vinkenstraat 68 behoort en pas later bij het pand Haarlemmerdijk 55, wordt in 1658 apart verkocht. Het staat op het binnenterrein, maar heeft wel een in- en uitgang naar de Vinkenstraat. Scheepstimmerman Pieter Pieterszn verkoopt het dan voor ƒ 600 aan Anna Jans, weduwe van Jan Princen, met beroep vlotschuitvoerder. In 1688 verkoopt Anna’s schoonzoon Douwe, echtgenoot van Jaepje Jans, het achterhuis. Douwe Rieuwertszn is zalmkoper en in aktes uit 1737 is de Zalmkopersgang/Zalmgang waarschijnlijk naar hem vernoemd. Het poortje dat toegang geeft tot deze gang, en dat tussen de panden Vinkenstraat 68 en 70 ligt, wordt al in 1684 de Zalmpoort genoemd. Vinkenstraat 70, ’t Wapen van Aalsmeer’, is trouwens ook in bezit bij Douwe. Zijn borgen bij de verkoop in 1688 zijn ook weer twee Zalmhandelaren, te weten de zalmkoper Claes Claeszn die ook de achternaam Salm heeft en de zalmverkoper Pieter Albertszoon. De nieuwe eigenaar is Jacob de Bruin, commies bij de recherche.
Van winterzalm naar zomerzalm en Jacobszalm
Zalm werd vroeger veel gegeten. Men onderscheidde Winterzalm, gevangen van november tot mei, Zomerzalm, gevangen in juni en St. Jacobszalm in juli en augustus. De vangst vond via verschillende methoden plaats. Men maakte onder meer gebruik van zegens: grote netten van oever tot oever en van de oppervlakte tot de bodem. Bij de drijfvisserij waren de netten zo’n 2 ½ meter hoog, en deze dreven met de stroom mee, waarbij de onderkant tot de rivierbodem reikte. Een derde vorm vond plaats door middel van een staketsel, van de kant naar het diepe uitgebouwd, waartussen fuiken of netten werden geplaatst.
In Goeree vervaardigde men wel ’tuinen’ van dun rijshout, waar de zalm bij hoogwater overheen zwom maar bij eb in achterbleef. De zegenvisserij werd het meest gebruikt, maar de drijfvisserij heeft het als methode het langst volgehouden. De Winterzalm was de beste en de zwaarste (10 tot 15 kg).
In Amsterdam komt nog steeds Zalmvisserij voor. Amsterdam is een knooppunt voor trekvissen zoals de Zalm. De vis trekt vanuit zee het zoete water op en gaat via o.a. het Amsterdam- Rijnkanaal, Het IJ, IJsselmeer en het Noordzeekanaal naar de rivieren in Duitsland. Daar paait de zalm in de bovenloop van de rivieren.
Met een manufacturenwinkel
In 1736 zien we dat het voor- en achterhuis al in gezamenlijk bezit is, als Catharina de Bruyn een deel van het voorhuis en achterhuis uit de boedel van haar grootvader Jacob de Bruin koopt. In 1737 koopt Maria Schoon, vrouw en gemachtigde van Harmen de Vrij, schipper in dienst der VOC, het huis en achterhuis van Catharina de Bruyn, die dan alles in bezit heeft. Zij betalen ƒ 13750. Het pand wordt omschreven als het pand waar ’t Scheepje’ in de gevel staat. In 1753 nemen zij hun verlies en verkopen de huizen voor ƒ 7500. In 1917 wordt het huis aan de Zalmkopersgang trouwens een pakhuis genoemd en het huis aan de Haarlemmerdijk een winkelhuis.
In 1897 vindt er een verbouwing van de onderpui plaats, F. Hafkenscheid is dan de aanvrager. Uit krantenberichten weten we dat er in 1906 in het pand een manufacturenwinkel was gevestigd. In september 1905 was er een bouwvergunning verleend voor het slopen van de schoorsteen. Die winter is er toch iets mis gegaan, want in januari 1906 breekt er brand uit, waarbij de winkel gedeeltelijk uitbrandde. Dit wordt het bedrijf, toen van J. van der Ven, fataal, want nauwelijks een jaar erna gaat de zaak failliet.
In 1909 zien we een nieuwe naam opduiken als er telefoon in het pand wordt aangelegd. De opdrachtgever is E. de Rooij, wellicht een liefhebber van korfbal, want de prijzen van de korfbalcompetitie in 1920 worden in zijn etalage tentoongesteld. E. de Rooij verkoopt tassen en ruim 60 jaar later (laatste advertentie d.d. 1971) draagt de tassenwinkel nog zijn naam. Het is de Rooij die er voor zorgt dat Vinkenstraat 68 en Haarlemmerdijk voortaan één eigenaar kennen, als hij in 1917 Haarlemmerdijk 55 koopt en in 1964 Vinkenstraat 68. De familie de Rooij verkoopt in 1974 de twee huizen aan ons. Bij het buurpand Haarlemmerdijk 53 is dan geen sprake meer van een voor- en achterhuis, want het achterhuis is bij het hoofdhuis getrokken en zo is een diep winkelpand ontstaan.
Als wij het rijksmonument met rechte lijstgevel en consoles kopen dan is het nog relatief gaaf, maar het moet gestut worden wegens het ontbreken van de bovenbouw van nummer 53. Na restauratie is het weer een winkelpand. De eerste huurder is dan de tafeltennisser Frans Schoofs, die daarvóór in ons pand Haarlemmerdijk 53 zat.
Bronnen:
Archiefonderzoek in Stadsarchief in opdracht van Stadsherstel
Jaarverslagen Stadsherstel
Wikipedia (Haarlemmerdijk)
Delpher (kranten)
Beeldbank Stadsarchief (foto’s)
www.beroepenvantoen.nl
Het Amsterdamse beestenboek
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: W.J. Klein B.V.
Restauratieaannemer: H.J. Jurriens B.V.