Foeliedwarsstraat 50
Foeliedwarsstraat 50, AmsterdamWij zijn er ontzettend trots op dat we dit Joodse erfgoed, dat in 2014 zelfs nog bedreigd was, hebben kunnen redden. De plek waar de ‘zuurjood’ Allegro zijn karrenopslag en zuurinmakerij had en waar zijn zoon de eerste steen legde, is bewaard. Het was jaren onbewoonbaar en stond op de nominatie om gesloopt te worden. Maar het is gered, gerestaureerd en er wordt nu weer gewoond.
Net voor 1900 wordt het een Jodenbuurt
In hartje Jodenhoek bevindt zich de Foeliedwarsstraat. Zij woonden vooral vanaf net voor 1900 in deze straat. Een flink deel van de Joodse bevolking werkte in de markt- en straathandel. Dat was omdat Joden geen lid mochten worden van gilden en daarom vaak hun toevlucht namen tot de verkoop van vis, groenten, zuurwaren en vodden. Dit ongeschoolde werk ging vaak over van vader op zoon. In mei 1938 was zelfs 31% van de venters in Amsterdam Joods, de voddenhandelaren niet eens meegerekend. De straathandel was geen vetpot. Van de Hoogduitse Joden leefde in 1820 maar liefst 78% van de bedeling. Van de niet-Joodse bevolking was dit nog geen 20%.
Zo’n Joodse straatventer en koopman woonde op de Foeliedwarsstraat 40, 1-hoog. Hartog Allegro was koopman in zuurwaren, een typisch Joods product. De zuurwaren werden vervoerd en verkocht vanuit de zuurkar. Bijna alle zuurkarren werden door Joden gedreven. Specialiteiten waren zure haring, uitjes, wijnazijn, pekelaugurken, piccalilly, komkommer in zuur en rolmops. Op zondag kwam de toen zogenaamde ‘zuurjood’ door de straat. De verkoper schatte de hoeveelheid verkochte zuur en noemde een prijs. Geteld of gewogen werd er niet.
Kansen voor mensen met geld
De oude Jodenbuurt was al tijden vervallen toen na bijna vijftig jaar wikken en wegen de gemeente net voor 1900 serieuze maatregelen nam. Een gemeentelijke inspectiedienst, in het leven geroepen in 1897, ging woningen keuren en verklaarde ze ‘voldoende’, ‘met gebreken’ of ‘onbewoonbaar’. Dat laatste gebeurt – het laat zich raden – in verpauperde wijken heel vaak. Zo ook op het eiland Rapenburg in de Foeliedwarsstraat. Die straat is de kampioen van de eenkamerwoningen in insteken, alkoven en souterrains, of verborgen aan het eind van een donkere gang. De Foeliedwarsstraat telde in totaal ook veertien doodlopende gangen, zogenaamde slopjes, waar kleine huisjes stonden die er nog slechter aan toe waren.
De onbewoonbaar verklaarde huizen dienden gesloopt te worden. Een halflege straat bood vervolgens kansen voor mensen met geld, die zelf een huis konden laten bouwen. De “zuurjood” Hartog Allegro, was opgeklommen tot koopman in zuurwaren en verhuurder en verhuisde in 1907 naar nummer 50-2, onderdeel van zijn nieuwe bezit: de toen genummerde panden Foeliedwarsstraat 44, 46, 48 en 50. Het complex bestond uit twee huizen aan de straat en twee daarachter gelegen huisjes. Deze huisjes waren bereikbaar door de Nooteboomengang, die onder de huisnummers 44-50 doorliep, en hadden de nummers 46 en 48. Alle panden worden in 1909 onbewoonbaar verklaard.
Bouwdame was Annetje le Mercier
In 1875 noteerde Jhr. Suasso in zijn Gevelstenenschetsboek bij Foeliedwarsstraat 44: “Bas-relief boven een poortje. Een kasteel met een valbrug, erboven het jaartal 1660. Men zegt dat de stichter van het gebouw Pontstein genaamd was en hier dus een sprekend bas-reliëf vertoont”.
De eerste keer dat we de naam Pontsteen tegenkomen in verband met dit gevelteken is in het Verpondingsregister d.d. 1650-1652: een zekere Dirck Lourens van Pontsteen heeft hier twee huizen die verbouwd worden. De aanslag per huis gaat omhoog: in het Verpondingsregister van 1659-1661 worden de verhoogde bedragen vermeld, ingaande 1 oktober 1661.
Aangezien Dirck Lourens op 16 december 1652 in de Oude Kerk was begraven, zou men verwachten dat zijn zoon Adriaen Dircksz als ‘bouwheer’ genoemd wordt, maar het is zijn vrouw Annetje le Mercier die hier als ‘bouwdame’ wordt aangeduid. Mede gezien de jaartal-steen 1660 valt aan te nemen dat de gevelsteen met de kasteelachtige waterpoort in dat jaar is aangebracht.
In latere koop-/verkoopaktes luidt de omschrijving consequent: “huis en erf in de Foeliedwarsstraat waar ‘het Huys Te Pontsteen’ in de gevel staat”.
Hoe de panden 44-50 in de Foeliedwarsstraat, met de ‘poort’ waarboven de gevelsteen zich bevond, er oorspronkelijk uitzagen is niet bekend; oude afbeeldingen zijn er niet.
Vrienden bedankt
De gevelsteen kon gerestaureerd worden dankzij een bijdrage van onze Vrienden, bezoekers tijdens 4 en 5 mei en de Verenging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen. Wil Abels restaureerde de steen. Aan de hand van aangetroffen kleursporen kon hij de steen in kleur zetten. Ook het steentje met de vermelding van de eerste steenlegging door de zoon van Allegro, die met graffiti besmeurd was, heeft een schoonmaakbeurt gehad.
7826 handkarren in de stad
Hartog Allegro en zijn vrouw Naatje waren net zoals zijn ouders in Zaandam getrouwd: veel arme Amsterdamse Joden trouwden in Weesp of Zaandam, omdat trouwen daar goedkoper was. Hartog en Naatje hadden drie kinderen: Abraham, Maurits en Louis.
Allegro laat in 1910 op deze plek een nieuw dubbel woonhuis bouwen, de huidige nummers 50-52. Hij maakt op de ongedeelde benedenverdieping één grote werkruimte voor zijn zuur inleggerij en stalling en verhuur van karren. Handkarren werden gebruikt voor verhuizingen, maar ook straatvensters gebruikten ze om daaruit hun waar te verkopen, zoals Hartog zijn zuurwaren. In 1905 stonden er in Amsterdam 7826 handkarren geregistreerd.
Boven de karrenopslag kwamen woningen. Hartogs oudste zoon Abraham legt in 1910 op 41/2 -jarige leeftijd de eerste steen van het nieuwe complex. Deze steen is bewaard gebleven in het pand. Abraham is in 1905 in Amsterdam geboren in de Rijkskweekschool voor Vroedvrouwen: arme vrouwen bevielen vaak in gasthuizen, omdat de hygiëne daar beter was dan thuis. Maar blijkbaar was het Hartog dus snel beter gegaan aangezien hij een paar jaar later de nieuwbouw kon realiseren. Hij zou zelfs een fabriek beginnen maar dat ging helaas niet door, de grond werd toch niet beschikbaar gesteld. Zijn oudste zoon werd ook zuurinlegger en venter.
Alleen de middelste zoon keert terug
De Tweede Wereldoorlog heeft ook dit Joodse gezin vernield. Behalve middelste zoon Maurits worden alle gezinsleden in concentratiekampen vermoord. Maurits gaat met zijn vrouw Sibilla wonen in het huis wat zijn ouders met zijn broertje Louis in 1941 bewoonden, Rapenburgstraat 155-I. Hij heeft wel moeten vechten om dit huis achter de Foeliedwarsstraat weer terug te krijgen, want de nieuwe bewoners wilden er niet uit.
Het buurtje dat hij zo goed kende was er niet meer. Buren en bekenden zijn in de kampen vermoord; hun huizen zijn nu krotten. Was hij voor de oorlog werkzaam op de markt, erna besluit Maurits de zaak van zijn vader, H. Allegro & Zn. – handel in vis, zuurwaren en gezouten augurken – nieuw leven in te blazen. De Foeliedwarsstraat 50-52 is gelukkig nog eigendom. Hij verhuurt dit als karrenverhuurbedrijf, opslag en later als autogarage. Het gaat goed met de zaak en Maurits Allegro laat anderen delen in zijn fortuin. Hij is een vrijgevig man en correct in zaken. Hij ondersteunt de drie Joodse Gemeenten in Nederland en geeft geld aan Israël. Zijn generositeit blijkt ook uit het feit dat hij in de vijftiger jaren, als vlees nog heel duur is, zijn medewerkers eens in de week pekelvlees geeft. De Allegro’s adopteren een Joods weeskind, Jacob Wegloop.
De vooroorlogse krotopruiming kreeg in 1953 een vervolg nadat de gemeenteraad van Amsterdam het wederopbouwplan had vastgesteld. Cityvorming (lees: hotel, winkels en kantoren in de binnenstad en wonen moest daarbuiten maar plaatsvinden) was het nieuwe toverwoord. Als tegenreactie is Stadsherstel opgericht. De oprichters van Stadsherstel zagen dat hun stad achteruitging en zagen met lede ogen het plan van de gemeente aan. Ze kochten panden op en brachten juist weer de woonfunctie in de binnenstad terug. Ook hebben wij sinds onze oprichting veel Joods erfgoed gered en gerestaureerd en zo ook dit pand.
Het was geen makkelijke opgave want deze panden in de Foeliedwarsstraat waren door de toenmalige eigenaar, woningcorporatie De Key, al opgegeven en zij hadden al veel geld gestoken in hun nieuwbouwplannen. Maar de gemeenteraad zette een laatste reddingspoging in door ons erbij te halen. Toen was het nog geen gelopen race, we hebben zo’n vier jaar fondsen geworven om dit plan haalbaar te krijgen. In die vier jaren deden wij mee met de 4 en 5 mei herdenkingen. Wij en familieleden van oud-buurtbewoners vertelden het publiek over vroeger en over behoud en restauratie. Zo kon men ook de redding van dit erfgoed van begin tot eind meemaken.
In 2014 was dit pand onderdeel van de Vriendenwandeling Joods Amsterdam. Deze wandeling is hier te downloaden.
Bronnen:
Harry Hosman, Ons Amsterdam feb 2017, koopman in Zuurwaren
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Delpher
Aan dit project hebben meegewerkt:
Architect: Rappange & Partners Architecten BV
Bouwdirectie: Bureau Delfgou architectuur en monumenten
Constructeur: Duyts Bouwconstructies BV
Aannemer: Bouwbedrijf van den Engel BV
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
Het Cultuurfonds
Vrienden van Stadsherstel
P.W. Janssen’s Friesche Stichting
Vereniging Vrienden Amsterdamse Gevelstenen