De Dry Vlasblomme
Sint Nicolaasstraat 66, AmsterdamNa een grote brand waarbij vijf kraakpanden volledig uitbrandden en plannen voor een parkeergarage is het een wonder dat de Sint Nicolaasstraat er nog vrijwel hetzelfde uitziet zoals het al eeuwenlang bestaat. Het rijksmonument op nummer 66, voorheen nummer 52, heeft een zeldzame 17e-eeuwse pilaster-trapgevel en bood een thuis aan vele bewoners én aan een gewonde inbreker. Het maakt onderdeel uit van het omvangrijke ‘Blaeu Erf’ complex, destijds ons meest omvangrijke restauratieproject.
Eind 16e eeuw werd de binnentuin volgebouwd
Het is moeilijk voor te stellen maar het gebied tussen Nieuwezijds Voorburgwal en Nieuwendijk heeft lange tijd een landelijk karakter gehad. Voor de oplettende voorbijganger is dit nog het meest herkenbaar door de straatjes die schuin weglopen. Dit patroon vindt zijn oorsprong in de ontginning van de gronden aan de Amsteloever: het waren afwateringssloten in het veengebied. De inmiddels gedempte Nieuwezijds Voorburgwal was geen gegraven stadsgracht, maar een natuurlijke waterloop in dit landschap die werd uitgediept en verbreed.
De meeste afwateringssloten zijn in de middeleeuwen gedempt en weilanden maakten plaats voor boomgaarden en tuinen. Zo is op de kaart van Cornelis Anthonisz. uit 1544 te zien dat op deze plek een open binnenterrein is, beplant met bomen. In de daaropvolgende 80 jaar, zo zien we op de kaart van Balthazar Florisz. uit 1625, is het hele terrein volgebouwd. De Sint Nicolaasstraat was een van de officiële dwarsstraten tussen de Nieuwendijk en de Nieuwezijds Voorburgwal, waar de woon- en pakhuizen waren gesitueerd. Maar daartussen was een wirwar van stegen en slopjes, met op de binnenterreinen veel zogenaamde ‘camers’ (eenkamerwoninkjes).
Spinnewielmakers en blauwververs
In 1591 stond er op de plek van het huidige Sint Nicolaasstraat 66 al een huis en erf. Willem Janszn, spinnewielmaker en poorter, verkoopt dit dan aan Jacob Willemszn, die eveneens spinnewielmaker is. Op zijn beurt verkoopt hij het huis en erf in 1600 aan kleermaker Jan Joriaenszn. In 1606 wordt Frans Janszn, blauwverver, eigenaar.
Een blauwverver kleurde het geweven laken blauw. In de tijd dat Frans Janszn dit beroep uitoefende, was de ‘wede’ die tot dan gebruikt werd inmiddels vervangen door het betere indigo dat door de VOC vanuit het verre Oosten werd meegenomen. Vaak bijgestaan door knechten werd de stof met lange stokken urenlang door een aan de kook gebracht verfbad gedraaid. Behalve een gelijkmatige kleuring zorgde deze beweging ook voor de toevoeging van zuurstof, wat invloed had op de kleurschakering. De stof kon een diep donkerblauwe – bijna zwarte – kleur bereiken. In tijden van rouw werd bestaande kleding vaak geblauwverfd. Het hele proces inclusief voorbereiden en uitspoelen duurde een dag of twee, drie en de blauwverver kon ongeveer drie of vier kuipen per week afwerken.
Vlaskoper laat ‘de Dry Vlasblommen’ in de gevel plaatsen
De eigenaren volgen elkaar rap op: in 1609 is Luytgen Hendricxszn, korendrager, eigenaar van het pand en in 1611 is dit de weduwe Dirckgen Frans, koornzetter. De korenindustrie kende veel verschillende taken: er waren de korenmeters, de storters, verschieters, branders en dus ook de dragers en zetters. De dragers zorgden ervoor dat de zakken koren van de schepen in de pakhuizen kwamen; een korenzetter zorgde ervoor dat de korenmaat werd rechtgezet en -gehouden, zodat de korenmeter het graan kon meten.
Een aantal jaar later in 1616 heeft Dirckgen het koren verruild voor fruit: zij is dan appelkoopster. Bij de koop van het pand stond de schoonzoon van Dirckgen, scheepstimmerman Willem Martszn, borg en na zijn overlijden wordt het huis in 1639 aan Jan Hendrixszn verkocht. In die periode tot in elk geval 1760 staan hier ‘de Dry Vlasblommen’ in de gevel, een verwijzing naar het beroep van Hendrixszn, die vlaskoper en lakenbereider is.
Eind 19e eeuw woont hier het gezin Kemman van kastenmaker Hendrik Willem Jacob en Johanna Hendrika Scheffer en hun vijf kinderen. De ongehuwde dochter Frederika Wilhelmina (1841) heeft hier een bewaarplaats, maar omdat het vertrek dat aan straat gelegen is niet voorzien is van een stookplaats, wordt daarvoor in 1886 de vergunning ingetrokken.
“Wij zijn gesnapt, Piet, schiet!”
Uit een krantenbericht van 1904 weten we van een wel heel opmerkelijke ontknoping op dit adres, dat leest als een avonturenverhaal. ’s Nachts had de nachtwacht een geopend hek bij de Roomsche Kerk in Abcoude aangetroffen en samen met de gewaarschuwde Rijksveldwachter betrapte hij drie mannen bij hun inbraakpoging. Na een “Wij zijn gesnapt, Piet, schiet!” snorde een kogel hen voorbij. Veldwachter Oudakker trok daarop ook zijn revolver en trof een van de mannen in hoofd, buik en pols. De gewonde inbreker voor dood achterlatend zetten zij – tevergeefs – de achtervolging in op de beide anderen die het hazenpad gekozen hadden.
In de tussentijd ontsnapte de doodgewaande gewonde te voet in de richting van Amsterdam, een hevig bloedspoor achterlatend. Daarop werd de Amsterdamse politie telefonisch gewaarschuwd, die op goed geluk op het spoor kwam van de twee beruchte broeders Van Raffen. Beiden werden aangetroffen in het huis van hun zwager: aan de St. Nicolaasstraat 52; broer Piet met een verband om zijn hoofd en verwondingen aan pols en buik.
Uit de nasleep weten we dat hoewel de beide broers bleven ontkennen, zij veroordeeld werden tot een gevangenisstraf, waarbij Piet er nog het best afkwam: hij kreeg 4 jaar, zijn broer Cornelis zes maanden langer.
Blaeu Erf: het meest omvangrijke Stadsherstel restauratieproject
In 1953 kocht textielgroothandel G. van Wees en Weiss NV een aantal panden aan de Nieuwezijds Voorburgwal 87-95 en breidde het bezit uit met Sint Nicolaasstraat 44, 46, 48 en het pand op nummer 52. In 1968 werd het gehele complex verkocht aan huizenhandelaar Tabak die er een parkeergarage wilde realiseren. Toen hij hiervoor geen vergunning kreeg werden de panden aan hun lot overgelaten en al snel gekraakt. De panden stonden in open verbinding met elkaar, dus toen er in de vroege jaren zeventig in een van de panden brand uitbrak doordat een brandende kachel van de trap werd gestoten, brandden vijf panden totaal uit. Daarna waren de dichtgetimmerde huizen helemaal aan de elementen overgeleverd. Nadat ze nog eenmaal van eigenaar waren veranderd, kreeg Stadsherstel ze in 1978 na langdurige onderhandelingen in eigendom.
In het grootste en meest omvangrijke restauratieproject van Stadsherstel tot dan toe, ‘Blaeu Erf’ (genoemd naar de beroemde cartografen-uitgeversfamilie die hier gevestigd was), worden maar liefst twintig panden in het gebied tussen de Nieuwezijds Voorburgwal, Sint Nicolaasstraat en de Sint Geertruidensteeg in twee delen gerestaureerd. De tweede fase omvat in 1982 de even panden aan de Sint Nicolaasstraat, een paar panden aan de Sint Geertruidensteeg en Nieuwezijds Voorburgwal 87 tot en met 93.
Het rijksmonument op het huidige nummer 66 stamt uit het tweede kwart van de 17e eeuw. Het pand in Amsterdamse Renaissance stijl is voorzien van ontlastingsbogen met grote blokken en in de trapgevel is een hals bestaande uit pilasters en een segmentvormig topfronton opgenomen, een zeldzame combinatie die typerend is voor de overgangsfase waarin het is gebouwd. In navolging van het neo-classicisme werd de vormentaal namelijk strenger en de halsgevel deed zijn intrede. Toch leek men zich in dit geval nog niet helemaal te kunnen losmaken van de oude bouwstijl zodat deze pilaster-trapgevel een streven lijkt om tegenstrijdige denkbeelden te verenigen.
De trapgevel is samen met de halsgevel van nummer 50 (het huidige nummer 64) herbouwd in de dertiger jaren van de vorige eeuw. Daarbij zijn de historische onderdelen, zoals de natuurstenen tafeltjes, de oeil(s) de boeuf en de ontlastingsbogen boven de ramen opnieuw gebruikt. Bij deze grootscheepse verbouwing is het interieur van de beide panden geheel vervangen. Bij de restauratie is de woning voorzien van hedendaags comfort.
Een eeuwenoud gedeelte van de stad is met dit grote project hersteld met woningen en bedrijfsruimten die de vervallen, ongure buurt weer levendigheid hebben gegeven. Op de huidige nummers 64 en 66 is het Dispuutgezelschap voor vrouwelijke studenten ‘Lllorien’ gevestigd.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam Cultuurhistorische Vereniging
Amsterdam Monumentenstad Amsterdamsche Huizen 1600-1800, dr. ir. D.F. Slothouwer, 1928
Beroepen van toen
Blaeu Erf, het restauratieproject van Stadsherstel, 1984, uitgave Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel
Delpher
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Aannemingsbedrijf H.J. Jurriëns BV