Het huis van
kleermakers, beunhazen en gouddraadtrekkers

B

Bloemgracht 4

Bloemgracht 4, Amsterdam

Mooi gelegen op de hoek van de Bloemgracht met vrij uitzicht op de Prinsengracht en de Westerkerk ligt dit pand, ooit gebouwd in opdracht van een kledingsnijder. Bij de aanleg van ‘Het Nieuwe Werk’ zoals de Jordaan oorspronkelijk heette vestigde zich hier de textielindustrie. Het trok veel vreemdelingen aan die de Nederlandse taal nauwelijks machtig waren. Dit leidde tot een heel eigen taaltje, en de oorsprong van het Bargoens.

1e Kwart 17e Eeuw
Bouw
4e Kwart 18e Eeuw
Gevel
1963
Stadsherstel eigenaar
1968
Restauratie
Nu
Woningen
Derde Uitleg
‘Agrarisch’ stratenpatroon

Opgehoogd met duinzand en gebouwd met stenen uit de Vechtstreek

De Bloemgracht is, als onderdeel van de Jordaan, aangelegd tijdens de zogenaamde Derde Uitleg die tussen 1613 en 1625 werd gerealiseerd. Het oorspronkelijke plan om de hele ring van westelijk Amsterdam tot aan de Amstel aan te pakken bleek te grootschalig om in één keer uit te voeren.

De Prinsengracht werd bij deze Uitleg uitgegraven vanaf de Brouwersgracht tot ongeveer de Leidsegracht. Voor het straten werd het bestaande agrarische patroon van de voormalige sloten gevolgd, zo werd de Bullebaksloot de Bloemgracht. En omdat een vastomlijnd plan ontbrak en bemoeienis vanuit het stadsbestuur beperkt was sloten de bruggen over de Prinsengracht niet aan op de straten in ‘Het Nieuwe Werk’.

De dwarsgrachten, zoals de Bloemgracht, waren bedoeld om de stank en ‘quade lucht’ te vermijden en om het water te kunnen verversen. Een goede afvoer van het grondwater was essentieel om droge voeten te houden in dit drassige veengebied, evenals ophoging van de bouwgrond. Deze grond was deels afkomstig van de grachtafgravingen en ook werd zand per schip aangevoerd uit het Gooi en het duingebied bij Haarlem. Nadat dit was verspreid en ingeklonken was het terrein bouwrijp. Bakstenen en dakpannen kwamen veelal van steenfabrieken langs de Utrechtse Vecht, waarin rijke Amsterdamse kooplieden sinds de 17e eeuw veel geld investeerden.

Dialect
Bourgondisch of Bargoens

Met al die vreemdelingen ontstond een eigen, onbegrijpelijk taaltje

Het waren vooral vreemdelingen die zich in deze nieuwe wijk vestigden. Ze kwamen af op de economische voorspoed of ontvluchtten de godsdienst-intolerantie in hun eigen land. Deze nieuwkomers waren afkomstig uit Frankrijk, de Zuidelijke Nederlanden, Duitsland en Engeland en spraken niet of nauwelijks Nederlands. Het zal ertoe bijgedragen hebben dat de Jordanezen een heel eigen taaltje ontwikkelden, die later als volks te boek zou komen te staan.

In 1874 bracht dialectoloog Johan Winkler (1840-1916) het Amsterdamsch in kaart en kwam maar liefst tot 19 verschillende dialecten. Het Kattenburgs en Rapenburgs was snel en scherp met Friese invloeden terwijl het Haarlemmerdijks juist Achterhoeks klonk. Op de Vismarkt aan de Kalverstraat klonk de schreeuwerige viswijventongval en Nieuwmarkts was een mengeling van ‘boerig en zeelui’. In de Duvelshoek verstond zelfs de duivel het niet en voor de beschrijving van het klankrijke Bierkaaisch schoten woorden te kort.

Het Jordanees was volgens Winkler Bourgondisch, mogelijk ligt hier de oorsprong van de naam ‘Bargoens’, de dieventaal, die niet gebonden was aan één specifieke wijk maar waarschijnlijk vanuit de Jordaan verspreid is: een plek waar veel armoede bestond en daarmee ook de nodige illegale praktijken voorkwamen. Een andere mogelijke herkomst van het woord zou het Franse baragouin zijn: een onbegrijpelijke taal.

Ambachten
Textielindustrie

Een kleermaker laat hier een huis neerzetten

De Jordaan was bedoeld als wijk voor de kleine burgerij, voor handwerklieden en neringdoenden. Ambachten die uit de nieuwe grachtengordel werden geweerd vestigden zich hier. Aan de Bloemgracht, oorspronkelijk bestemd als bloemmarkt, vestigde zich de textielindustrie. De geverfde lakens van de lakenweverijen werden buiten de stadswallen ter hoogte van De Raampoort op ramen gespannen om te drogen. Daarna werden zij door de keurmeesters onderzocht, gewogen en van een zegel voorzien.

Ook de oudst bekende eigenaar van dit erf is snijder, ofwel kleermaker van beroep. Deze Cornelis Symonszn koopt het erf in 1618 van IJsbrant Ben, raad en oud-schepen van Amsterdam. Het erf is aan de voorzijde 17 voet en 10 duim breed, achter 12 voet en 10 duim en Simonsz laat het bebouwen want in 1633 is bij de boedelverkoop sprake van een huis en erf. Andries Goeters koopt het voor ƒ 2104,-. Hoe het daarna in handen van Jan Hendrickszn Leuven komt is onbekend, maar hij is het die het huis in 1649 weer verkoopt voor ƒ 3000,- aan Goosen Janszn van der Nuys, die er gaat wonen.

Bewoners
Beunhaas

Veel bewoners werkten in de textielindustrie

Goosen Jansz is in 1603 geboren in Nuis in Groningen en is gouddraadtrekker van beroep. In 1644 is hij in Amsterdam getrouwd met Susanna van Heck. Zij overlijdt en een maand nadat hij ons huis gekocht heeft trouwt hij opnieuw, met Rachel Bennincx Wijma die op dat moment 21 jaar is. Met haar krijgt hij tien kinderen. Opvallend detail is dat Rachels vader Benninck Weijma bij zijn eerste huwelijk als oom van Goosen genoemd wordt als getuige. Dat zou betekenen dat Rachel zijn nicht is.

De eerstvolgende bekende overdracht is een boedelverkoop in 1713 door de weduwe van Jacobus van Nuys. Het huis brengt dan ƒ 8840,- op en Maria Jacoba Damen wordt eigenaar.

In 1742 wonen hier Js de Ragiere en Js de Ragiere jr. Junior is assistent contra boekhouder in de wisselbank terwijl senior beunhaas (een 17e-eeuwse benaming voor een kleermaker die geen lid was van een gilde) is, met een inkomen van ƒ 1200,-, een huur van ƒ 500,- en een dienstbode.
Een eeuw later tussen tenminste 1851 en 1864 woont apotheker Pieter Jacob Schultz in het huis. Schultz is in 1826 geboren in Nederhorst den Berg en trouwt in 1853, 27 jaar oud met de 20-jarige Amsterdamse Anna Wilhelmina Cornelia Petronella Guichet. Van Schultz weten wij dat hij in elk geval voor 1868 overleden is, want dan hertrouwt zijn inmiddels 34-jarige weduwe. In 1879 woont hier Dirk Jacobs, agent van een begrafenisfonds, met zijn gezin.

WOII
Tegenover het Achterhuis

Uitkijkend op het bedrijf van Otto Frank aan de overkant van het water

Het huis bijna op de hoek van de Prinsengracht ligt tegenover het pand waar de familie Frank in juli 1942 in onderduik ging. In juli 1943, als het Achterhuis dus al een jaar in gebruik is, komen we op Bloemgracht 4-huis Henk van Arnhem tegen die zich verlooft met Cor v.d. Heyden. Van Arnhem was N.S.K.K. Sturmmann en kennelijk trots op zijn functie dat hij die in zijn verlovingsadvertentie vermeldde.

Na de Tweede Wereldoorlog in december 1945 vinden we een wat cryptisch krantenbericht over “Onder bestuur gestelde ondernemingen” ingevolge artikel 99 van het Koninklijk Besluit E100. Het betreft hier joodse ondernemingen die ten tijde van de Duitse bezetting onteigend zijn. Op deze lijst, de vierendertigste, staat onder meer vermeld de N.V. Engroshandel Emgero, gevestigd aan de O.Z. Voorburgwal 161 met als “bestuurder met bevoegdheid van beheerder” Jonas Waterman die dan op de Bloemgracht 4 III-hoog woont.

Rol van Stadsherstel
Zonder pretenties

“Dit ruime huis heeft een eenvoudige gevel zonder pretenties”, zo staat Bloemgracht 4 beschreven in ons jaarverslag over 1963 – het jaar waarin wij eigenaar werden. We kochten het ontruimd, nadat de huurders van de vier aanwezige etagewoningen wegens bouwvalligheid van het pand gedwongen waren naar elders te vertrekken.

Het pand heeft een rechte houten kroonlijst onder een schilddak, gedragen door vier fraai gebeeldhouwde consoles en tandlijsten, waarschijnlijk uit het eind van de 18e eeuw. Voor het aanbrengen van een tweede voordeur voor de bovenwoning moet de begane-grondgevel gewijzigd zijn. Bij de restauratie is de oorspronkelijke indeling teruggebracht met een entree met een prachtig 19e-eeuws snijraam met een geometrische figuur. Tussen de consoles zijn ronde raampjes aangebracht voor de lichttoetreding op zolder. Het pand bestaat uit vier woonlagen met een souterrain en een zolder, onderverdeeld in vier woningen. De woningen op de begane grond en eerste verdieping hebben een kamer in het achterhuis.

Stadsherstel bezit 14 panden aan de Bloemgracht, voornamelijk aangekocht in de jaren ’60. Behalve voor Bloemgracht 4 maakte restauratiearchitect Prins ook het ontwerp voor de restauratie van de direct om de hoek gelegen panden aan de Prinsengracht en een aantal andere panden aan de Bloemgracht.

Meer informatie

Bronnen:
Archief Stadsherstel
De drooglegging van Amsterdam, een onderzoek naar gedempt stadswater, Jeanine van Rooijen (1995)
Delpher
Gemeente Amsterdam
Stadsarchief Amsterdam

Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Gerard Prins
Restauratieaannemer: Aannemersfirma Tervoort

Cookie toestemming
Wij gebruiken cookies om uw gebruikerservaring te optimaliseren en het webverkeer te analyseren. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Lees meer over hoe wij cookies gebruiken. Als u akkoord gaat met ons gebruik van cookies, klikt u op "Ok, ik wil verder".
instellingen
Functionele cookies: deze cookies zijn nodig voor een goed werkende website
Analytische cookies: deze cookies worden gebruikt om statistieken van de website bij te houden. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Tevens wordt het laatste octet van het IP-adres automatisch gemaskeerd.