Wittenburgergracht 197-201
Wittenburgergracht 197-201, AmsterdamOp de Oostelijke Eilanden, waar vele scheepsactiviteiten waren, is dit huis een gebouw waar onder andere een schipper en een schuitenvoerder woonde. Maar ook was er lange tijd een winkel, om de scheepslui en arbeiders die op het eiland Wittenburg woonden en aan de schepen werkten, van benodigdheden te voorzien.
Vooral woningen voor scheepslui op Wittenburg
Ons huis is gebouwd op één van de Oostelijke Eilanden. Deze zijn ontstaan in de 17e eeuw. Amsterdam bestond toen uit het havengebied rond de Dam en de eilanden Uilenburg, Rapenburg en Valkenburg, waar de VOC haar scheepsactiviteiten had. Een tweede stadsuitbreiding bleek noodzakelijk en ging de geschiedenis in als De Grote Stadsuitleg. Niet alleen de grachtengordels, maar ook de Westelijke en de Oostelijke Eilanden werden in een ring rond het centrum aangelegd. Het centrum werd bestempeld als woongebied, en de scheepsindustrie moest uitwijken naar de Oostelijke Eilanden.
De Nieuwe Vaart die in 1649 achter de eilanden werd gegraven loopt van het Centrum naar Amsterdam Oost. Hij was nodig om het slib bij het eiland Kattenburg weg te krijgen.
Op het eiland Wittenburg zouden, volgens de plannen van de vroedschap, 14 kapitale werven moeten komen. Maar omdat er grond aangeplempt moest worden die lange tijd moest inklinken en de Wittenburgergracht te ondiep bleek voor grote schepen kwamen er vooral wat kleinere particuliere werven en ook woningbouw. Er woonde vooral personeel van de werven en aanverwante bedrijven die uiteindelijk op Wittenburg terecht kwamen. Ook een kerk was op dit eiland gepland. Onze Oosterkerk werd in 1671 gebouwd.
Maar het hondenhok mag mee
Ons huis met het oude nummer 33 staat naast het ook door ons gerestaureerde nummer 35, nu nummer 205-209. In 1673 werd dit huis gebouwd op het erf nummer 22, nadat Johannes Tering (de oude) in 1664 van de gemeente ook het naastliggende erf aan de noordzijde van de Nieuwe Vaart, naast de Stadshoutwallen koopt. Hij bouwt op de twee percelen drie huizen, de latere nummers 31, 33 en 35. Nummer 31 is al gebouwd in 1670 en de latere twee in 1673.
In 1678 koopt Anthoni Achthoven uit een executie van de boedel van Johannes Tering het pand. Er blijkt een hondenhok op het erf te staan dat belangrijk is voor de bewoner, want in de akte staat dat hij dat mee mag nemen.
In 1714 wordt de schipper op Zwolle, Hendrik Bult, eigenaar van het pand en in 1734 wordt een schuitenvoerder eigenaar. Hij koopt het dan van de zoutmeter Hendrik Norden. Een zoutmeter is een persoon in overheidsdienst, die het geraffineerde zout mat ter bepaling van de verschuldigde accijns (belasting). In deze akte wordt beschreven dat Johannes Tering de buurman is. En in 1748 wordt er aangegeven dat er in het perceel een koffie en theenering was gevestigd.
Verkoop van een donkerbruin merriepaard
Wittenburgergracht 33 is decennialang in gebruik als winkel. Bijvoorbeeld in 1851, door grutter Jan Vorstelman, waarna in 1864 zijn 23-jarige dochter Elisabeth Maria de zaak overneemt, samen met haar kersverse echtgenoot Douwe Frederik Puncke. In 1890 wordt ‘wegens ziekte’ een melkstand verkocht, zo is op 9 juni in het Nieuws van den Dag te lezen. Omstreeks die tijd neemt de melkverkooper Willem Dolman uit Muiden met zijn familie zijn intrek op de Wittenburgergracht 33.
Na twaalf jaar houdt de melkslijter het voor gezien; hij verkoopt zijn donkerbruine merriepaard, waarna melkslijter Teunis Sloeserwij uit Maartensdijk met zijn vrouw vanaf 1902 in het onderhuis gaan wonen. In de loop der jaren komen daar nog eens zeven kinderen bij. In de bovenliggende winkel heeft Dirk ter Veen zijn grutterij ’t Molentje.
Op 21 maart 1927 wordt het onderhuis onbewoonbaar verklaard en verhuist de familie Sloeserwij naar de eerste etage. Vanaf 1950 tot de jaren zeventig heeft kolenhandelaar Adrianus Nicolaas Ligtvoet er een brandstoffenhandel.
In juli 1926 worden de kelderwoningen van nr. 33 en die in het buurpand onbewoonbaar verklaard. De voormalige eigenaar heeft in de afgelopen eeuw zeer weinig onderhoud gepleegd. In de archieven komen we regelmatig brieven tegen van huurders, die ten einde raad hun nood klaagden bij Bouw- en Woningtoezicht. In een veilingrapport van 17 april 1961 wordt dit pand als volgt omschreven:
‘perceel nummer 33 bevat een souterrain, in gebruik als opslagruimte, een beletage met daarachter een achterhuis, in gebruik als kolenwinkel en bergruimte en een afzonderlijke bovenwoning. Het betreft een oud verwaarloosd perceel. Vooral het achterhuis bevindt zich in zeer slechte staat van onderhoud. De bovenwoning heeft een slechte indeling waaraan niets te verbeteren is’.
Uiteindelijk volgt in 1967 een aanschrijving van Bouw en Woningtoezicht aan de toenmalige eigenaar. Maar als deze niet tot uitvoering genegen blijkt, verhelpt de gemeente op eigen gezag de ergste lekkages. In 1979 ligt er opnieuw een aanschrijving. Eigenaar is dan B.V. Beerents Raadgevend Bureau. Uit het faillissement van deze BV wordt Stadsherstel in staat gesteld om dit pand en het buurpand in 1984 te verwerven waarna ze het pand restaureert.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher
Aan dit project hebben meegewerkt:
Woningcorporatie Onze Woning
Restauratieaannemer Paping
Architect P. Geusebroek