Stromarkt 37
Stromarkt 37, AmsterdamGelukkig is zeker niet uitgekomen waarvoor gevreesd werd in het jaarverslag uit 1915 van de Familievereniging Salm, “zooals het beeld van de vroegere bewoners ook verbleekt en bijna verdwenen is”. Als kroon op de restauratie van Stromarkt 37, voorheen nummer 17, schonken nazaten van deze zelfde familie Salm het pand zestig jaar later een prachtige nieuwe houtgesneden zalm en een reconstructie van ‘Aletta’s hekje’. Het is niet de enige familie die dit pand en de bewoners nog altijd een warm hart toedraagt. En wij begrijpen wel waarom!
Twee woningen onder één dak
De oudst bekende overdracht van een huis en erf op deze hoek met de Gouwenaarssteeg dateert van 1608 als haringpakker Gerrit Jacobsz het koopt van scheepstimmerman Barent Florisz. Er is sprake van lasten ter hoogte van een half Wilhelmusschild jaarlijks oudeigen en ƒ 5,- jaarlijks van de wal, die de koper voor rekening neemt.
Belitgen Barends, de 2e vrouw van lakwerker Anthoni Couleur en hun minderjarige kinderen erven na zijn overlijden het huis en erf “zijnde twee woningen onder één dak”. Eerder was Couleur schoolmeester en winkelier en in 1612 trouwde hij vanaf de Westfriese Korenmarkt (zoals de Stromarkt destijds genoemd werd), waar hij woonde met zijn moeder Hillegont Cornelis, weduwe van Jacobsz. Toen hij in 1626 als weduwnaar met Belitgen trouwde woonde Anthoni inmiddels aan de Nieuwendijk.
Het huis was toen kennelijk verhuurd aan een schoenmaker, want als geelgieter Symon Jansz het huis op de Kuipen, zoals de Stromarkt óók genoemd wordt, in 1638 koopt wordt vermeld dat “den yegenwoordigen huyrder in het verhuysen naer hem [sal] mogen nemen het houten schudt met ‘tgene hij tot dienst van de schoemaeckerswinckel daerinne heeft gemaeckt ende hem toecomt”.
In 1644 verkoopt Jansz het huis aan ladenmaker Jacob Demmeraet, die het tien jaar later verkoopt aan Cornelis Paulusz.
An Englishman in Amsterdam
In 1658 verkoopt de inmiddels hertrouwde weduwe van Paulusz het huis, nog altijd bestaande uit twee woningen onder één dak, aan Marritge Goverts (1601-1667). Ook van het halve Wilhelmusschild jaarlijks oudeigen is nog altijd sprake. Marritge betaalt ƒ 2300,-. Bij de volgende verkoop in 1686 is het huis, inmiddels verbouwd, ƒ 3620,- waard en staat er ’t Schip in de gevel. Dit is duidelijk een verwijzing naar de beroepen van Marritge’s echtgenoten die varensgezel en schipper waren. Marritgen, voor de tweede maal weduwe, was destijds zelf in het hoekhuis getrokken en had een derde echtgenoot gevonden die bij haar introk. De drie huwelijken bleven kinderloos en na haar overlijden wordt het huis, dat op ƒ 4000,- wordt getaxeerd, nagelaten aan haar zus Trijntje.
Na het overlijden van de eigenaar sinds 1686, de Engelsman John Hellingh, wordt het in parten verkocht door zijn erfgenamen. Flower Fowls, afkomstig uit Londen, koopt in 1689 een ½ part voor ƒ 1000,- contant.
In 1696 koopt Claes Purmerend – gehuwd met Fowls’ weduwe en erfgename Elizabeth Darby – voor ƒ 2800,- 15/19 in ½ part van de broer en zus van Hellingh, beiden woonachtig in het graafschap Cornwall en hun inmiddels eveneens overleden zus. Fowls had de overige 4/19 van de helft geërfd dus met deze aankoop hebben linnenwinkelier Purmerend en zijn echtgenote het gehele huis in bezit, dat ze de maand erop verkopen.
In het stoephek liet de eigenaar de initialen van zijn vrouw aanbrengen
Eigenaar wordt wieldraaier Pieter Wiltschut en het hoekhuis blijft in de familie tot 1746 als convooiloper Jan Salm (1704-1762) het koopt voor ƒ 4600,-. Zijn familie woont hier dan al minstens een kwart eeuw als huurder. Van Salm weten we dat hij in 1742 ƒ 210,- huur betaalde bij een inkomen van ƒ 800,- en dat hij één dienstbode had. In 1744 gaat hij als weduwnaar in ondertrouw met Aletta van Dijk (1723-1791).
In 1752 kreeg het pand zijn huidige uiterlijk met klokgevel en een fraai snijwerk boven de deur: De Vergulde Salm. Ook kwam er een rococo stoephek van smeedwerk waarin naast een ketting en een doorboord hart het monogram van zijn echtgenote werd aangebracht: AvD. Deze monogrammen met initialen waren in de 18e eeuw erg in de mode, zeker als er geen familiewapen was zoals bij vele doopsgezinden, waartoe de familie Salm behoorde. Ook dit huwelijk is kinderloos gebleven en na Salm’s overlijden erft zijn vrouw ½ part in zowel dit huis als het naastgelegen pand, het huidige Stromarkt 39-43 dat Salm in 1758 heeft gekocht.
Was het belastbaar vermogen van Salm bij zijn overlijden nog op ƒ 9000,- getaxeerd, dertig jaar later wordt Aletta voor ƒ 135.000,- in de Collaterale Successie aangeslagen. Het huis aan de Stromarkt, waar zij is blijven wonen, doet daarbij ƒ 5000,-.
Gevlucht uit Duitsland
Dankzij een trouwe nieuwsbrieflezer kunnen wij nog een hoofdstuk aan dit verhaal toevoegen, namelijk dat van het begin van de Nederlandse geschiedenis van de familie Wilhelm. In 1787 kwam Frans Wilhelm aan in Amsterdam als vluchteling uit Duitsland. Frans had om nog onopgehelderde redenen huis en haard in Bohemen verlaten en kwam op dat moment vanuit Gemen in het Münsterland (thans Borken). Zoals velen arriveerde hij per boot in de haven van Amsterdam. En zo kwam hij terecht bij de nabijgelegen ‘Strooimarkt’, waar schepen massaal stro losten voor de vele paardenstallen in de stad, met daaraan het huis ‘De Vergulde Salm’. Het huis behoorde toe aan het echtpaar Jan Salm en Aletta van Dijk en gezien hun achtergrond stond het ook wel bekend als ‘op den doopsgezinde’. Salm was inmiddels al overleden en zijn weduwe verhuurde woonruimte in het grote huis. Hier nam Frans Wilhelm zijn intrek, hij wist werk te vinden als smid en leerde kennelijk al snel Geertruij Deeken kennen want reeds in 1788 huwden zij. Geertruij kon niet schrijven en dus werd volstaan met een kruisje.
Het huis vererfde naar de families Meijer en Verweij, die het pand verhuurden tot zij het in 1867 voor ƒ 3725,- van de hand deden. In 1805 was het onbewoond, blijkt uit de huurderskohieren. In 1853 werd het huis bewoond door weduwe C. Donker-Kuhn, in 1864 door schoolhouder D. Ruhl en in 1879 kleermaker J. Christensen.
De familie schonk ons een nieuwe zalm
De familie Salm bleef altijd geïnteresseerd in het huis en belegde er in 1915 een vergadering van hun Vereniging der Familie Salm. In het jaarverslag noteerden zij “Het aanzien van de buurt is verminderd, de huizen er om heen zijn winkelhuizen of werkplaatsen geworden; maar nog altijd werpt de lantaarn aan den ingang van de Gouwenaarssteeg haar matten lichtschijn in het hoekkamertje, dat eenmaal misschien Jan Salm’s kantoor of spreekkamertje was, en nog altijd toovert de heldere maan, als zij Aletta’s hekje beschijnt, de mooie schaduw-arabesken op den grond, die bij den morgenstond verbleeken of verdwijnen, zooals het beeld van de vroegere bewoners ook verbleekt en bijna verdwenen is”.
Hoezeer zij betrokken waren bleek bij de restauratie van dit pand. Sinds de 18e eeuw sierde een uit eikenhout gesneden zalm het deurkalf. Van oorsprong verguld; in het begin van de 20e eeuw had de schilder het wit gekwast. De asymmetrische kuif is een kenmerk van de louis XV-stijl. Toen wij het huis in 1973 kochten was de prachtige zalm inmiddels verdwenen, tot groot verdriet van de familie Salm. In het monumentenjaar 1975 schonken zij ons ter afronding van de restauratie een reconstructie van het smeedijzeren stoephek, een fraai snijraam boven de voordeur mét een nieuwe houtgesneden zalm die de oude plaats boven de deur heeft ingenomen.
Het deurkalf is een reconstructie door Hans ’t Mannetje naar een tekening van H. M. Misset uit 1900 van het 18e-eeuwse origineel.
Dit monument kochten wij samen met de panden aan de Stromarkt 15, 19 en 21 en de aan de achterzijde grenzende Gouwenaarssteeg 13 (oude nummering) van Sonesta Real Estate. Zij hadden deze panden en de kavels waar ze hun hotel bouwden gekocht van de Arbeiderspers.
Hoe anders had de Stromarkt eruit gezien als eerdere plannen waren doorgegaan? Toen in 1928 werd begonnen met de bouw van de Arbeiderspers was het de bedoeling om de Stromarkt breder te maken en direct op de Nieuwendijk te laten aansluiten.
Stromarkt 37, voorheen nummer 17 is voorzien van een zeer fraai geornamenteerde halsgevelachtige klokgevel uit 1752 met gebogen lijstvormig fronton met voluten en kuif, lambrequins onder inspringende aanzetstukken, weelderige voluten in aanzetstukken en een houten onderpui. Op de ‘Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten’ uit 1928 komt het winkelwoonhuis al voor en is het nog voorzien van de “deuromlijsting, waarin een visch”. De stijl is een overgang van Lodewijk XIV naar XV, die al meer naar de tweede neigt.
In 1976 werd de omvangrijke restauratie van Gouwenaarssteeg 13, Smaksteeg 24, Stromarkt 15, 17, 19 en 23 opgeleverd. In totaal werden hier 12 woningen en 6 winkels gerealiseerd.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam Cultuur-Historische Vereniging
Amsterdam Monumentenstad
Amsterdamsche huizen 1600-1800 Slothouwer, D.F., 1928
Delpher
Gevelstenen van Amsterdam
Grachten van Amsterdam
Stadsarchief Amsterdam
Stromarkt, serie Monumentenmonografieën, nr. 4, uitgave Vereniging
Vrienden van de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel, 1986
Met dank aan Anton Wilhelm
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: G. de Klerk
Restauratieaannemer: Woudenberg
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
Familievereniging Salm