De Berg
Singel 496, AmsterdamSinds 1862 is hier de bomen- en plantenmarkt. Elke dag werd het groen over het water aangevoerd en tot op de dag van vandaag is de Bloemenmarkt een drijvende markt waarvan de kramen in de gracht liggen. Op dit idyllische stukje gracht in een opvallend huis met dubbele stoep woonde Frans Kuijper, deelnemer aan de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam en later bondscoach van het nationaal waterpoloteam.
Een gracht vol rijksmonumenten
Rond 1428 werd het Singel als stadsgracht gegraven tussen het IJ en de Amstel bij het Muntplein. Samen met de Kloveniersburgwal en de Geldersekade vormde het de Stedegracht.
Tot de uitleg van 1585 vormde het Singel de westelijke stadsgrens, daarna verloor het haar verdedigingsfunctie en veranderde de vestinggracht geleidelijk in een woongracht. Het oorspronkelijke plan was dat het Singel in bebouwing en allure zou aansluiten bij de grachtengordel, de naam werd zelfs gewijzigd in Koningsgracht, als eerbewijs aan Koning Hendrik IV van Frankrijk, een belangrijk bondgenoot van de Republiek. De naam sloeg niet aan, wel herinnert het Koningsplein hier nog aan.
Aan de westkant kwamen nieuwe erven vrij die spoedig werden verkocht, voornamelijk aan prominente bewoners van de binnenstad. Maar echt grote huizen konden hier niet worden gebouwd omdat de erven minder diep waren. Het Singel bleef dan ook achter bij de Heren- en Keizersgracht. Toch is het Singel een aantrekkelijke gracht met een grote diversiteit aan gebouwen en architectuur. Het Singel telt maar liefst 278 rijksmonumenten, waaronder Singel 496.
Dit gedeelte van het Singel heette in de 17e eeuw ook nog enige tijd ‘Over ’t Leidsche Veer’, vernoemd naar de veerschuiten naar Leiden die aan de overzijde van het water tussen de Heiligeweg en de Munt lagen.
Een opvallende verschijning
Het perceel waar nu Singel 496 staat, was in 1614 in eigendom van Adriaen Janszn, schipper. Of het toen bebouwd was, is onbekend. Wel staat er al een huis op de stadskaart uit 1625 van Balthasar Florisz van Berckenrode. In 1683 wordt “een huis en erf met een achterhuis daaraan” verkocht.
In 1736 wordt Matthijs Berg eigenaar voor ƒ 1200 contant. Hij laat het huis 3 jaar later grondig verbouwen of opnieuw optrekken. Zelf blijft Berg tegen een jaarhuur van ƒ 200 op de Prinsengracht wonen, het woonhuis aan het Singel – dat hij De Berg noemt – verhuurt hij voor ƒ 350. In 1753 brengt het bij veiling ƒ 9750 gulden op. De naam bevindt zich boven de hijsbalk, onder de mooi versierde klokgevel.
Het pand wordt in 1937 omschreven als “van zonderlingen bouwtrant; hoog en smal als het is, bezit het (…) twee stoepen, die, naar elkander gericht, elk tot een der beide deuren leiden.” Ook ons pand aan de Oudeschans 52 kent een dergelijke gevelindeling met twee symmetrische stoepen. De linker ingang leidt tot het benedenhuis, de rechter tot de drie bovenwoningen. In het midden is de toegang tot het souterrain waar zich in dat jaar een ‘bloemenaffaire’ bevindt, niet verwonderlijk met haar ligging aan de bloemenmarkt.
“Coquetterie is geen zonde”
In 1862 verhuisde de bomen- en plantenmarkt van de Sint-Luciënwal naar de huidige locatie aan het Singel, tussen het Koningsplein en het Muntplein. Voor verschillende koopwaren bestonden verschillende markten en hier konden de Amsterdammers terecht voor hun planten en bomen. Snijbloemen waren er in die tijd nog nauwelijks, dat kwam pas in de jaren 60 van de 20e eeuw.
Tot op de dag van vandaag is het een drijvende markt: de kramen zijn bevestigd op boten die in de gracht liggen. Dit is een overblijfsel uit de tijd dat de dagelijkse verse aanvoer via het water gebeurde. Inmiddels is de bloemenmarkt vooral een toeristische attractie die weinig meer met bloemen te maken heeft; de plantenmarkt op maandag bij ons op het Amstelveld is een aangenaam alternatief. Al zijn wij misschien bevooroordeeld.
Te midden van de bedrijvigheid van de markt waren rond 1898 de Gebroeders Goedhart, ‘Zuiveraars van Rijks- en stadsgebouwen’ gevestigd op nummer 496. Niet alleen deden zij aan bestrijding van ratten en muizen, motten en mieren. Ook konden zij pijnloos overtollig haar en dons bij dames verwijderen. Niet met de ratticide maar met het onschadelijke acrinol. Gaf ook nog een mooie huidkleur. Want: “coquetterie is geen zonde!”, zo waren de gebroeders Goedhart van mening.
Van walrustanden en brandbaar celluloid
In 1895 kun je op dit adres terecht voor kunstgebitten of kunsttanden voor ƒ 1,50 of ƒ 2,50 met goud. Voor minvermogenden is de behandeling kosteloos. De advertentie belooft een pijnloze operatie. Al vanaf de 17e eeuw neemt de vraag naar gebitsprothesen en kunstgebitten toe. Ivoren of walrustanden, geplaatst in een prothese van nijlpaardtand waarvan de pasvorm ernstig te wensen over laat.
Onderprothesen blijven door de zwaartekracht redelijk op hun plek, maar een bovengebit blijft alleen met een ophangconstructie zitten, wat spreken een kunst op zich maakt. Ze hebben dan ook de veelzeggende bijnaam ‘zwevende tanden’. Later worden gebitten voorzien van stalen bladveren waardoor je de kaken überhaupt nauwelijks nog van elkaar krijgt. Vanaf het midden van de 19e eeuw worden de tanden in rubber geplaatst, maar ook wordt geëxperimenteerd met het uiterst brandbare celluloid: niet handig voor de rokers.
Omdat de organische materialen snel verkleuren na bijvoorbeeld een glaasje port en omdat ze voor nogal wat stank zorgen, komen de porseleinen tanden in zwang, maar zelfs menselijke tanden – geroofd van bijvoorbeeld gesneuvelde soldaten te Waterloo – blijven tot het eind van de 19e eeuw geliefd. Met alle risico’s van dien want gedesinfecteerd wordt er niet.
Of een kunstgebit in alle gevallen een vooruitgang was valt dus nog te bezien.
“Wasschen is goed, baden is beter, zwemmen ’t best”
Tenminste tussen 1902 en 1930 is hier de familie Kuijper gevestigd. Vader van het gezin is van beroep kruier en aannemer van zee- en spoortransport. Voor internationale verhuizingen verkoopt hij hier regelmatig rijwielen, piano’s en andere incourante gebruiksvoorwerpen.
Hier groeit ook zoon Frans – geboren in 1900 – op, die hier tot in elk geval 1929 zal wonen. Hij sluit zich aan bij ‘zwemvereeniging De Dolfijn’, waar hij zich hardmaakt voor het belang van zwemlessen: “Slechts 3 pCt. van de bevolking kan zwemmen! Wasschen is goed, baden is beter, zwemmen ’t best!”
Zelf behoort Frans Kuijper bij de top van die 3%: in 1928 neemt hij als lange baan zwemmer deel aan de Olympische Spelen van Amsterdam en in 1931 wordt De Dolfijn met zijn waterpoloteam Nederlands kampioen. Internationaal zal hij een belangrijke figuur binnen de waterpolo worden: in 1935 wordt hij bondscoach van het nationale zevental, die hij begeleidt tijdens vier Olympische Spelen en vijf EK’s. Ook wordt hij voorzitter van De Dolfijn, nog altijd een begrip in de zwemwereld.
Zijn grote rol in de waterpolowereld blijkt wel uit de karikatuur van ‘Circus Kuyper’, met “Monsieur Frans en zijn gedresseerde zeeleeuwen”, die Kuijper in 1952 van zijn team ontving als dank voor zijn inzet.
Doordat in de achtergevel enkele oorspronkelijke vensters werden gevonden kon bij de restauratie van 1963-1965 de 18e-eeuwse roedeverdeling in de ramen ook aan de voorzijde teruggebracht worden. In het hele huis werd bovendien centrale verwarming aangelegd en in de vloeren isolatiemateriaal, een bijzonderheid en luxe in die tijd: tot in de jaren tachtig werd bij de meeste restauraties geen centrale verwarming aangelegd.
Wel kwamen de restaurateurs voor een raadsel te staan. Wat zou de lettercombinatie op de gevel nu toch kunnen betekenen? Q I O R: het leek een afkorting en dat moest haast wel Latijn zijn, met de Q van Quis, Quod of Qua – geen latinist die het wist. Restauratiearchitect Weber kwam zelf met de oplossing: Het was de afkorting van een reclameslagzin “Qualiteit is onze reclame”. Bij het verwijderen van de verflaag bleek dat de letters geschilderd waren over het oorspronkelijke gevelopschrift: De Berg. Deze naam is bij de restauratie weer in ere hersteld.
In het souterrain is al jaren Antique & Prints gevestigd, een antiquariaat met een ruime collectie antieke prenten, etsen en landkaarten van Amsterdam en daarbuiten.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amstelodamum; orgaan van het Genootschap Amstelodamum, jrg 24, 1937
Amsterdamse binnenstad
Delpher
Grachten van Amsterdam
H2Opolo
Historianet
Lezen over zwemmen
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: E.H. Weber
Restauratieaannemer: J. Kneppers