Prinsengracht 335
Prinsengracht 335, AmsterdamHet vorige huis was van een vrouw uit Valenciennes die drie maal met een boratwerker trouwde. Het dwarsgeplaatste huis werd in 1646 vervangen door een drieling, die er na de Tweede Wereldoorlog troosteloos bij stond. We maakten een reconstructie van het huis uit 1646.
Driemaal met een boratwerker getrouwd
Bij de uitgifte van de erven in dit gebied, in 1616, kocht de bleker Nanning Cornelisz drie erven (2 breed en 1 langwerpig) bij de Reestraat. Een bleker was iemand die zich bezighield met het bleken of reinigen van linnen, lijkwaden, garens en kleding. De uit vlas vervaardigde linnen garens en geweven linnen stoffen werden gebleekt om ze aantrekkelijker te maken.
Op de ondiepe erven plaatste de bleker een dwarshuis. Het erf werd in 1616 gelijk doorverkocht aan Philip de la Ruelle, een Zuid- Nederlandse immigrant en boratwerker. In 1617 wordt zijn weduwe Marie Petit eigenaar. Zij komt uit Valenciennes. De textielstad Valenciennes is een Noord-Franse stad gelegen aan de rivier Schelde. Het kant uit deze stad werd Valenciennekant genoemd. Het was een vorm van kloskant, dat in de 16e eeuw in het toen Nederlandse Valenciennes gemaakt werd. Het werd gebruikt om jurken, blouses, nachtjaponnen, lakens en slopen af te werken. Toen het kant tegen het einde van de 19e eeuw uit de mode verdween, betekende dat een grote terugval.
Marie Petit trouwt in 1618 opnieuw, nu met Michel Louigny, caffatier. (Een Caffawerker was iemand die met de stof Caffa, (een zijden weefsel van gebeeld of gebloemd fluweel) werkte. Ook deze man overlijdt, en vervolgens trouwt ze in 1619 met Jean Rogé die, net als haar 1e man Philippe, boratwerker is. En in 1624 trouwt ze, wederom weduwe, met een derde boratwerker; Pierre d’ Assonville.
Drie identieke panden
Omstreeks 1645 werd het huis eigendom van Willem Cornelisz en daarna was het huis in bezit van de timmergezel/houtkoper Pieter Cornelisz Rosevelt (1604-1648) gekomen, die het ondiepe huis liet afbreken, en het vrijgekomen erf met drie identieke panden volbouwde, met gemeenschappelijke muren en goten. Deze waren in 1646 gereed. Het middelste huis was nummer 335. Het had een hoog voorhuis achter de houten pui.
In 1653 erven de twee minderjarige kinderen (Dirck 8 jaar en Tytge 6 jaar) van Pieter en zijn vrouw Giertge Dircx Daems de drie huizen Prinsengracht 333, 335 en 337, naast nog enkele andere huizen. In 1668 is er scheiding van de boedel en wordt zoon Dirck Rosevelt eigenaar van 333 en 335 en Tytge van nummer 337. In 1668 trouwt Dirck met Engeltje Fabricius. Het huis wordt in 1674 verkocht als Dirck Rosevelt in Spanje verblijft. In 1742 is de zijdereder (zijdefabrikant) Jac. Smit bewoner van het huis, hij heeft een dienstbode.
In de 19e eeuw kreeg het huis een rechte kroonlijst en werd daarbij ook het dakvenster omhoog gebracht. Het 17e eeuwse huis van de timmergezel Pieter Cornelisz Rosevelt bleef echter verder grotendeels in stand.
Beschrijving nummer 337, maar gelijkend op 333 en 335
Het huis is 3,5 meter breed. Achter in het voorhuis was rechts de spiltrap gelegen, waarlangs men na tien treden de insteek boven de binnenhaard kon bereiken. Na nog weer drie treden kwam men in het hangkamertje, waarin – evenals in de insteek boven de binnenhaard- een bedstede was geplaatst en waar de spiltrap naar de eerste verdieping begon. Op de verdieping had de achterkamer een stookplaats. De beide andere huizen hadden een volledige insteek in het voorhuis. Het ontbreken daarvan in nummer 337 doet de functie van een winkel in het voorhuis vermoeden. De keuken was in het achterhuisje ondergebracht. Daaronder lag een provisiekeldertje en een spiltrap ging vandaar naar een meidenkamertje op zolder.
De indeling van de drie huizen werd in de loop der tijden gewijzigd. Omstreeks het midden van de 19e eeuw werden de panden in een beneden – en een bovenhuis ingedeeld. Daartoe werden er in de onderpuien aparte bovenhuisdeuren aangebracht. De toppen van de gevels werden verwijderd en vervangen door rechte daklijsten en dakkapellen, waardoor het leek of de panden met een verdieping waren verhoogd. Dit was toen wel bij nummer 333 gebeurd. Pas later kregen de andere twee eveneens een extra verdieping, waarbij de gevel werd aangepast.
Na de Tweede wereldoorlog bevond het rijtje panden op dit stukje Prinsengracht, met het buurhuis links en nog 2 panden rechts ervan, zich in ernstig verkrotte toestand. De drie huizen op de Prinsengracht, hoek Reestraat waren bij aankoop in 1959 vrijwel in ruïne. Van de nrs 335 en 337 zijn dan alleen de bovenverdiepingen en van 339 alleen het benedenhuis in gebruik. De grote bouwkundige restauratie vond plaats in 1967. Toen werd de gehele hoek, Prinsengracht 333 t/m het hoekpand met de Reestraat, 339, aangepakt. De panden zijn gerestaureerd in de stijl die ze in de 19e eeuw hadden.
De drie panden aan de Prinsengracht zijn elk in hun geheel verhuurd. Ze bevatten onder meer een hoog voorhuis met insteekverdieping, waarvoor een aantrekkelijke balustrade werd aangebracht.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Rappange B.V.
Restauratieaannemer: Gruppen