Ziekenboeg Paardentramremise
Overtoom 373, AmsterdamDe paardentramremise waar paarden gestald werden behorende bij de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij had ook een ziekenboeg. Maar niet alleen zieke paarden werden in dit complex gestald ook paarden tégen ziekten. Paarden die meehielpen aan een medicijn kregen hier een bedje van stro.
De paarden die het serum leverden stonden in onze stal
Amsterdam werd in de 19e eeuw regelmatig getroffen door dodelijke infectieziektes. In 1883 bijvoorbeeld bezweken 984 Amsterdammers aan een heftige difterie uitbraak. Difterie/kroep leidde tot ontsteking en zwelling van de keel en bovenste luchtwegen, waardoor verstikking dreigt. Het laatste kwart van de 19e eeuw stond in het teken van baanbrekende ontdekkingen in de medische wetenschap.
Zo werd in Berlijn de bacil ontdekt die difterie veroorzaakt en de Fransman Emile Roux isoleerde de bacterie afgescheiden gifstof, difterietoxine. De Duitse hoogleraar Emil von Behring ontwikkelde in 1890 een serum en na talloze dierproeven – Roux met geiten, Von Behring met paarden – werd het in 1894 toegepast op mensen. De resultaten waren verbluffend: in Berlijn genas 87 procent van de patiënten. In Amsterdam werd het serum door speculanten opgekocht waardoor de prijs het vijfvoudige werd.
Het Emma kinderziekenhuis zamelde daarop geld in, isoleerde het toxine en spoot daar paarden mee in. Een trampaard, toepasselijk Roux gedoopt, leverde al bij de tweede poging antidifterieserum. Ook een tweede paard, Behring gedoopt, werd aangeschaft. Het paardenstel werd gratis gestald bij onze remise.
Al in het eerste jaar dat de twee paarden serum produceerden, overleden nog maar 34 van de 391 kinderen. Het ziekenhuis gaf een deel van het wondermiddel gratis weg, waardoor de macht van de speculanten werd gebroken.
Dames en heren deelden een koets
In 1839 bestond er in Amsterdam geen openbaar vervoer. Wel werden vanuit de stad diverse verbindingen met andere steden onderhouden. De Amsterdamsche Omnibus Maatschappij (AOM) is in 1871 ontstaan toen enkele in de binnenstad werkende heren besloten om te gaan ‘carpoolen’. In plaats van dat de heren elk met hun eigen rijtuig stadwaarts gingen, namen zij iedere ochtend om half negen samen één koets. Hun echtgenotes volgden soms hun voorbeeld wanneer ze naar de stad gingen. Binnen korte tijd waren er vier koetsen nodig. In dat jaar werd het plan geboren om een omnibus maatschappij op te zetten.
In eerste instantie huurden ze paarden in, maar al in 1873 werden er paarden gekocht en dus complexen zoals onze gebouwd. Door het grote succes van de AOM ging men al snel nadenken over verbetering van de service. Vanwege de Amsterdamse bestrating, keien in bijna de hele stad, en de gebrekkige vering van de voertuigen was een ritje met de omnibus een weinig comfortabele ervaring. Daarom kwam de directie in 1873 met een plan om op het gehele lijnenstelsel rails aan te brengen en dit om te zetten in wat men het ‘paardenspoor’ noemde. In 1876 gaf de gemeente pas toestemming voor de algehele vertramming van het omnibus net.
De kosten voor de noodzakelijke stedenbouwkundige aanpassingen – zoals het verbreden van wegen en het verzwaren dan wel verlagen van bruggen – werd volgens een bepaalde verdeelsleutel tussen de gemeente en de AOM verdeeld. Het aanleggen van de tramlijn gebeurde onder leiding van ir. A.L. van Gendt. De architect die in 1876 ons complex zou ontwerpen.
Tussen het hoekpand Overtoom 373, oorspronkelijk het kantoor van de AOM en de stallen, beide scheppingen van Van Gendt, bevindt zich de ziekenboeg van het complex. Verder bestond het complex uit een smederij en op het grote achter terrein bevonden zich twee grote loodsen voor de wagens.
Het geheel was zwaar verwaarloosd en er waren zelfs sloopplannen. Er waren ook nieuwbouwplannen waarop de ziekenboeg en de paardentramremise behouden zouden blijven. Het hoekpand zou wel moeten wijken. Gelukkig gingen alle sloopplannen niet door, mede dankzij de behoud-acties van de buurt.
De ziekenboeg is na restauratie onderdeel geworden van het kantoor, gevestigd in de paardenstal. Aan het begin van de steeg is in de bestrating na restauratie een stuk haarmansrail opgenomen. Deze rail, een geschenk van het Electrische Museum Tramlijn, is de directe opvolger van de paardentramrail die helaas niet meer bestaat. Maar spoorbreedte en productiewijze komen overeen.
De monumentenbeschrijving over de ziekenboeg
In de monumentenbeschrijving van de paardenstal staat er dit over vermeld: De ziekenstal is tegen de kopgevel geplaatst van de paardentramremise, aan de zijde die is gericht naar de Overtoom.
De voorgevel van de ziekenboeg gaat schuil onder een grote overkapping met aan de voorkant verticaal geplaatste houten delen.
De gevel had links oorspronkelijk twee gedeelde rondboogramen waaronder later dubbele staldeuren zijn aangebracht. De in de middenas geplaatste deur (kraalschoten) heeft een 3 x 2 ruits bovenlicht onder de strek en sluitsteen. Het deurkozijn is geprofileerd en rust op hardstenen neuten.
Het rechterdeel van de gevel wordt in beslag genomen door een drieruits venster onder een rollaag. De linkerzijgevel is voorzien van gerabatte delen. De achtergevel vormt de scheidingswand met aangrenzende bebouwing.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher