Waar eens kruitmolen
’t Oorlogsschip stond

O

Overtoom 371

Overtoom 371, Amsterdam

De geschiedenis van het terrein waar nu Overtoom 371, 373 en de paardentramremise op staan, is kenmerkend voor de geschiedenis van de hele Overtoom; met een kruitmolen, een buitenplaats, een katoendrukkerij en een loodgieterij. Nu is in dit gebouw van de Hongaarse architect Andor Vogel onder meer een hardloopclub gevestigd.

1659
Kruitmolen
1709
Ontploffing kruitmolen
1719
Buitenplaats en katoenindustrie
1822
Hagel/loodgieterij
1850
Woon/winkelpandje
1888
Café
1924
Nieuwbouw
1999
Stadsherstel eigenaar
2004
Restauratie
Nu
Woningen en bedrijfsruimte
De straat
Heiligeweg

Een voetpad tussen Sloten en Amsterdam

De Overtoom is ooit in de middeleeuwen begonnen als onderdeel van een voetpad, namelijk tussen het dorp Sloten en Amsterdam. Dit weggetje kreeg de naam Heiligeweg, toen het Mirakel van Amsterdam – dat in 1345 plaatsvond – zorgde voor een toestroom van pelgrims naar de Amstelstad, die veelal deze route moesten nemen. Het was namelijk de enige zuidwestelijke toegang tot de stad. Het aantal reizigers werd zó groot dat de Heiligeweg in het begin van de 15e eeuw verbreed werd. Rond 1430 werd de naast de weg liggende sloot tot een vaart vergraven, zodat voortaan ook schepen langs deze route naar de stad konden komen. Dit werd de Overtoomse Vaart genoemd.

Een overtoom is een installatie waarbij een schip over land van het ene in het andere water wordt getrokken, met het doel een waterpeilverschil te overwinnen. De overtoom kan worden gezien als een voorloper van de schutsluis. Een andere term is overhaal.

Door de toenemende welvaart en de groei van de stad in de 16e en 17e eeuw werd het verkeer over het water intensiever en werden de boten groter. Eerst lieten beurtschippers uit Leiden zich nog gewoon overhalen, maar uiteindelijk werd de Overtoom een overslagplaats voor de grotere schepen en het eindpunt voor de veren en trekschuiten op Leiden en Aalsmeer. In de loop der tijd was de overhaal een grote attractie geworden. Voor veel Amsterdammers werd het een uitje om een tochtje er naar toe te maken.

Molens
Rosmolen ‘t Oorlogsschip

De Amsterdamse waren rosmolens

In het begin van de 16e eeuw was er nog niet veel bedrijvigheid. Het meeste land aan weerszijden van de Overtoomse Vaart was van oudsher in handen van de Amsterdamse gasthuizen. Die verhuurden de grond, of gaven deze in erfpacht uit, waarmee zij inkomsten verwierven voor hun liefdadige werk. Meestal werd de grond gebruikt als weiland.

Maar, met de toename van de welvaart en de daarmee gepaard gaande bevolkingsgroei werd Amsterdam in de loop van de 16e eeuw overvol. Hinderlijke of gevaarlijke bedrijven werden naar buiten de stad verplaatst. De Overtoomse Vaart bood uitstekende gelegenheid voor de aan- en afvoer van producten. En zo verscheen hier een concentratie van kruitmolens. Zo ook op wat nu ons terrein is. De regenten van het Sint Pietersgasthuis gaven de grond in 1659 in erfpacht uit aan Ysak Emmerik, om er een kruitmolen en stoof op te zetten. De rosmolen, genaamd ’t Oorlogsschip, kwam via vererving in handen van Gijsbert Pelgrom. Pelgrom was eigenaar toen het bedrijf in juli 1709 ontplofte. Hij kreeg geen toestemming om ter plekke de molen te herbouwen.

Aan het begin van de 18e eeuw waren er nog vier kruitmolens langs de Overtoomse Vaart in gebruik. Nieuwe kruitmolens werden voortaan in de polders ver buiten de stad opgericht.

Buiten
Katoenindustrie

Om te spoelen en bleken was schoon water nodig

De Overtoomse Vaart werd een geliefde plek voor Amsterdammers die de stad wilden ontvluchten. Voor degenen die een uitstapje wilde maken kwamen er verscheidene herbergen langs de Vaart te staan. Degenen die op meer structurele wijze de stad wilden ontvluchten, legden er pleziertuinen aan, al of niet met een buitenhuisje, en er verrezen zelfs echte buitens. Sommige van deze buitens dienden tegelijk als kantoor en opslagplaats van een bedrijf. Want de Overtoom bleef grotendeels een industrieel karakter behouden. In plaats van de in 18e eeuw verdwijnende kruitmolens, kwam een weliswaar minder gevaarlijk, maar wel overlast veroorzakende bedrijfstak; de katoendrukkerij.

Op ons terrein werd een buitenplaats ingericht door de kinderen van Gijsbert Pelgrom. In 1719 omschreven als “een plezierplaats met behuizing”. Waarschijnlijk was toen ook al op een deel van het terrein een katoendrukkerij gevestigd, want in 1715 wordt er op het land er achter katoen gedroogd.

Vijftig jaar later, in 1769 verkocht een kleindochter van Pelgrom een deel van het land, met daarop een “huis, erf, tuinmanswoning en tuin”. Op het andere deel stond op dat moment de katoendrukkerij “Het Moorinnetje” die zij 8 jaar later, in 1777, ook van de hand deed. In 1815 werd deze katoendrukkerij weer verkocht en waarschijnlijk afgebroken. Het bewoonde deel van het terrein werd in 1789 wederom verkocht en werd toen omschreven als “huis, tuin en tuinmanswoning”.

Bedrijfjes
De Vergulde Schenkkan

Een hagelgieterij fabriek

In de eerste helft van de 19e eeuw vestigden zich vele kleine bedrijfjes in het gebied.. De buitens

werden of gesloopt of door de industrie in gebruik genomen. Langzamerhand verstedelijkte de bebouwing door het oprichten van woonhuizen tussen de bestaande gebouwen. In het laatste kwart van de 19e eeuw kwam dit proces in een stroomversnelling. Door de economische opbloei van Amsterdam leidde dit ook in de omliggende gemeenten tot een enorme bouwwoede, om de toenemende stroom arbeidskrachten op te vangen. En om voor de nieuwe rijken een passende woonomgeving te scheppen. Uiteindelijk werd de Overtoom, met de annexatie van grote delen van Nieuwer-Amstel, op 1 mei 1896 geheel Amsterdams grondgebied. In 1901-1903 werd de vaart gedempt, vanwege de aanleg van de elektrische tram. Hiermee was de Overtoom definitief onderdeel geworden van de grote stad.

Toen ons perceel in 1822 opnieuw verkocht werd, was er een huis met achterhuis waarin een loodgieterij – genaamd De Vergulde Schenkkan – in was gevestigd. Ook staat op het perceel een fabriek, “eertijds als hagelgieterij gebruikt”. Deze affaire wordt door de koper voortgezet, want als hij op zijn beurt het perceel verkoopt, in 1834, staat hierop “de lood- en hagelgieterij” met daarbij “huis, werkplaats, loodsen, tuin en erf”.

Overtoom 371
Eenvoudig winkelpandje

Grote nieuwbouw van een Hongaarse architect

In 1850 was Overtoom 371 nog een eenvoudig winkelpandje, toen op dit terrein ‘huis Bremerlehe’ werd gebouwd. Willem Scheepmaker, van beroep winkelier woonde er toen. Tot 1888 bleef het huis een winkelwoonhuis.

Toen werd het gesloopt en is er een café neergezet. In het gemeentearchief ligt een tekening, gedateerd april 1888, van een onbekende architect, gemaakt in opdracht van H.W. de Jong. In 1890 staat deze aangetekend als koffiehuishouder. Het café heeft het lang op deze plek volgehouden. Op een foto uit 1923 is het pand te zien en in het adresboek voor Amsterdam van 1935-1936 staat nog steeds een H.W. de Jong geregistreerd op nummer 371. Een jaar later wordt het kleine huisje vervangen door het flatgebouw dat er nu nog staat. Een ontwerp van A. Vogel.

Architect Andor Vogel (Boedapest 1903 – Amsterdam 1971) was in de jaren 1920 uit Hongarije naar Nederland gekomen. Hij heeft enige tijd samen met C.J. Dik een architectenbureau gehad.

In Amsterdam en daarbuiten zijn diverse ontwerpen gemaakt en restauraties uitgevoerd. Zijn bekendste ontwerp is Hotel Smits in Utrecht (1952). Ook ontwierp hij in 1952 op buitenplaats Treslong een restaurant met een grote beurszaal voor het verhandelen van bollen. In de Treslong werd het beroemde televisieoptreden van The Beatles opgenomen.

Rol van Stadsherstel
Terugbrengen v/d gevelreclame

Stadsherstel kocht het pand op de Overtoom samen met de naastgelegen paardentramremise op nr. 373. De paardentramremise zou door de vorige eigenaar gesloopt worden. Maar mede door enthousiaste en niet opgevende buurtbewoners is zij behouden.

In de winkelruimte van nr. 371 hebben vóór de restauratie verschillende bedrijven gezeten zoals de firma Wierda. Op de zijmuur van het pand is hun muurreclame teruggekomen, dankzij een bijdrage van de Vrienden. Het bedrijf Wierda kent hier zijn oorsprong; het is hier in de jaren ’50 begonnen met een fietsenstalling. De grote baas Hendrik Wierda, wiens naam op vele plaatsen op de gevel stond, was een gewezen boer in Friesland. Zijn twee- en vierwieler imperium groeide na de oorlog uit tot onder meer een autorijschool, een motorzaak, een Fiat dealerbedrijf, een bromfietshuis en een rijwielhuis met zowel verkoop als stalling.

Nu is in het pand ‘Running Holland’, een Amsterdamse hardloopclub gehuisvest. Het is een multifunctioneel sportcentrum, speciaal bedoeld voor buitensporters bijvoorbeeld in het naastgelegen Vondelpark. In het pand is een winkel met sportartikelen, sportvoeding en er is een ruime plek om na afloop van de training even na te genieten met een drankje. Daarnaast zijn er 35 kluisjes, een oefenruimte, toiletten en douches, een kantoorruimte en een behandelruimte voor (para)medici zoals fysiotherapeuten en een sportarts. Er worden verschillende activiteiten georganiseerd. www.runningholland.nl

Meer informatie

Bronnen:
amsterdamopdekaart.nl
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher

Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
De Vrienden van Stadsherstel

Cookie toestemming
Wij gebruiken cookies om uw gebruikerservaring te optimaliseren en het webverkeer te analyseren. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Lees meer over hoe wij cookies gebruiken. Als u akkoord gaat met ons gebruik van cookies, klikt u op "Ok, ik wil verder".
instellingen
Functionele cookies: deze cookies zijn nodig voor een goed werkende website
Analytische cookies: deze cookies worden gebruikt om statistieken van de website bij te houden. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Tevens wordt het laatste octet van het IP-adres automatisch gemaskeerd.