Kadijksplein 10
Kadijksplein 10, AmsterdamHet rijksmonument Kadijksplein 10 is gebouwd rond 1725. Een eeuw later zit hier een bakkerij waarvan de zoon – later zelf meesterbakker – zich tijdens zijn dienstplicht laat remplaceren, iets wat in die tijd in een contractje bij de notaris kan worden vastgelegd. Vaak zijn het de minder bedeelden die de ‘honneurs’ waarnemen.
Nog weer later is het pand onderdeel van een café: de thuishaven van veel zeelieden die hun tijdelijk onderkomen in het naastgelegen Zeemanshuis hebben. Ze brengen muziek en exotische gerechten met zich mee. Als blijk van vertrouwen laten ze soms hun spaarbankboekje achter. Ook nu is het een café, met een gezellig terras bij de Scharrebiersluis.
Drie eigenaren zetten hier vijf huizen neer
De percelen van het huidige Kadijksplein worden in 1722 uitgegeven. Sibout Bollart koopt in januari van het daaropvolgende jaar vijf erven en een ‘snep’. In 1724 verkoopt hij twee van de erven aan drie kopers: Harmanus Swartwout bezit de helft; Jan Schudderus en hoedenstoffeerder Aernout Schrijver elk een kwart. Ze laten er vijf huizen en erven naast elkaar bouwen die in 1727 gereed zijn. In datzelfde jaar verkoopt Schrijver zijn deel aan meester-timmerman Schudderus, zodat er twee eigenaren overblijven.
In 1730 koopt Claas Leendertszn van Brasil – die zich ook Claas van Houten laat noemen – het huis met het huidige nummer 10. Nadat hij en zijn weduwe Jacoba Willems zijn overleden, verkoopt haar tweede echtgenoot en weduwnaar het pand in 1755. Op zijn beurt overlijdt de koper, Gerrit Lammes, in 1764 en zijn weduwe Anna Roothart in 1779, beiden worden begraven in de Oosterkerk. Zo komt het pand in 1780 in eigendom van Jan hendrik Albertszn, en in 1785 na zijn overlijden weer van Caspar Hendrik Tegelaar.
Wie geen zin had in dienstplicht kon zich laten vervangen
Begin 19e eeuw zat broodbakker Jan Hendrik Krummer in het pand. In april 1822, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was nog jong, kreeg zijn zoon Jan Casper een oproep. Toen hij nog een jongetje van 7 was, in 1810, werd de militaire dienstplicht ingevoerd in Nederland, destijds nog onderdeel van het Franse keizerrijk. Voor zijn grote leger liet Napoleon iedere jongeman van circa 18 jaar zich inschrijven, waarna een loting bepaalde wie dienst moest nemen (‘de loteling’).
Ook onder koning Willem I bleef de dienstplicht: de Nationale Militie. Al vanaf het begin waren er dienstplichtigen die hier onderuit probeerden te komen en tot 1898 kon je daarvoor een remplaçant – vaak uit een lagere klasse – inhuren. Voor de notaris die dit contractueel vastlegde verschenen voornamelijk leden van de bourgeoisie en rijke kooplieden van de grachtengordel. Slechts in een enkel geval ging het om iemand van eenvoudiger komaf.
Ook Jan Caspar, nummer 2963, hoorde bij de 39 lotelingen die zich in de laatste twee weken van april 1822 meldden voor plaatsvervanging. Zijn vader stond hem hierin bij en ook aanwezig was de Utrechtse schoenmaker Frans Fleuter: de remplaçant. De vader van Frans ontving hiervoor in totaal ƒ 160: vier jaarlijkse termijnen van ƒ 15 en de rest aan het eind van de dienstjaren: als men er zeker van was dat de taak was volbracht.
Neefjes en nichtje deelden één moederborst
Op de begane grond van het pand is al jarenlang een café gevestigd dat de ingang heeft in het hoekpand Kadijksplein 11-12. Nu is dat café Orloff, maar tot in de jaren tachtig zat hier café ‘Pleinzicht’.
Er schuin tegenover, op Hoogte Kadijk 15 (in 1967 gesloopt en vervangen door nieuwbouw) woonden de zussen Bep en To Damen met hun gezin. Op de eerste verdieping bij Bep werd Mien geboren, terwijl To op de tweede in dezelfde maand beviel van Nelis. Toen To niet genoeg melk bleek te hebben bracht zij haar hongerige zoon een verdieping lager. Ook de jongere broertjes van Mien en Nelis deelden weer de moederborst van Bep. Over een hechte familieband gesproken!
Mien en Nelis trouwden beiden begin jaren zestig en betrokken de zolderetage. In 1964 kopen Nelis en Miens echtgenoot Joop samen ‘Café Concert De Groote Slok’ op de hoek met de Hoogte Kadijk en noemen het ‘Café Pleinzicht’ met hun vrouwen achter de tap.
“We smeerden briefjes van 5 gulden in met poep”
De inkomsten wisselden, zo herinneren Miens jongere broer Chris Dokter en haar dochter Karin Kersting zich: “Als het weer eens tegenzat legden alle familieleden ringen en kostbaarheden bij elkaar om naar de lommerd te brengen.” De lommerdbriefjes werden goed bewaard en uiteindelijk werd alles altijd weer terug gekocht.
Veel zeelieden uit het naastgelegen Zeemanshuis wisten het café jaar-in-jaar-uit te vinden. Zo ontstond een hechte vertrouwensband: sommigen gaven zelfs hun spaarbankboekje, dat ‘aan toonder’ uitbetaald kon worden, bij Mien in bewaring als ze weer op de grote vaart gingen. Zeelieden van alle nationaliteiten kwamen ook thuis op de Hoogte Kadijk om een bokswedstrijd van Muhammed Ali te zien, of hun muziek en hun kookkunsten te delen; Karin realiseerde zich later pas hoe bijzonder het was om zo op te groeien.
Ook Chris heeft goede herinneringen aan zijn jeugd op de Kadijken. “We zwommen bij de sluis en waren veel in Artis, dat op onze looproute lag zowel naar oma als naar school op de Plantage Badlaan. En op straat haalden we natuurlijk kattenkwaad uit. Zoals een briefje van 5 gulden insmeren met poep en op straat leggen, en dan maar wachten op een ‘vinder’. Of we verkochten heel serieus korreltjes maanzaad als libido verhogend middel. Als tieners gingen we dansen op Wittenburg waar de oude huizen doorlopende zolders hadden, zodat we bovenlangs de hele straat doorliepen.”
In 1996 benaderde de gemeente ons om in navolging van eerdere restauraties op de Kadijken het Kadijksplein onder handen te nemen. Omdat het subsidieklimaat intussen behoorlijk was veranderd, was het een hoop rekenwerk om het project haalbaar te maken. Heel wat plattegronden passeerden de revue en de gezamenlijke partijen moesten als denktank steeds weer met alternatieve oplossingen komen.
De panden werden vervolgens gefundeerd en verstijfd, waarna de voorgevels nauwgezet gerestaureerd zijn. De panden aan het Kadijksplein hebben alle een houten onderpui. Een stalen pui, achter de oorspronkelijke houten of bekleed met een houten beschieting, voorkomt scheef zakken.
Het pand op nummer 10 is samen met 8 en 9 – alle drie rijksmonumenten – het meest herkenbaar vergeleken met de oorspronkelijke bebouwing. Bij het vernieuwen van het voegwerk zijn per pand proefmonsters opgezet om het type snij- of knipvoeg exact te kunnen bepalen.
Na de restauratie keerden enkele oud-bewoners en alle bedrijven – die in tijdelijke containers aan de overzijde gebivakkeerd hadden – terug. De kaal aangeleverde casco’s konden zij naar eigen wens en smaak inrichten. Het Kadijkseiland is met dit gezamenlijk optreden weer een heel aantrekkelijke leefomgeving geworden.
Vrienden bedankt
De strook met stoepzones aan de voorgevels was in de loop der tijd sterk verarmd. Terwijl juist de aanwezigheid en afwisseling van hardstenen stoepplaten, gesmede of gegoten ijzeren hekwerken, stoeptreden en steile, diepe toegangen tot kelders de beleving van de semi-openbare ruimte compleet maken. Dankzij een bijdrage van de Vrienden konden hier de hardstenen stoepen en trappen met gietijzeren balusters teruggebracht worden.
Word ook Vriend en maak dit soort restauraties mogelijk.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Delpher
De socialistische gids; maandschrift der Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, 1927
Interview Chris Dokter en Karin Kersting, 2022
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Sytze Visser
Restauratieaannemer: Vink Bouw BV
Constructeur: ing. A.T. Brands
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
De Vereniging Vrienden van Stadsherstel