Weteringstraat 1
Weteringstraat 1, AmsterdamIn 1885 werd op deze plek een huis gebouwd dat een uitbreiding was van het pand op de hoek met de Prinsengracht. Maar al in 1672 stond hier een huis. Er woonde een zijdegrofgreinwerker, een ambacht dat destijds in hoog aanzien stond, een jongen die zich later als vrije kolonist zou vestigen bij de Maatschappij van Weldadigheid en een Oost-Indisch ambtenaar die hier met vrouw en dochter vanuit Batavia arriveerde. Het gebouw is een goed bewaard gebleven voorbeeld van 19e-eeuwse bouwkunst.
Het eerste huis op deze plek wordt gekocht door een zijdegrofgreinwerker
De Weteringstraat dateert uit de tweede helft van de 17e eeuw. De naam herinnert aan de Wetering, die oorspronkelijk van buitenaf in het Spui uitmondde. De Boerenwetering is hier nog een restant van. De Schans was vroeger de wal aan de binnenzijde van de stadsmuur. De buurt doet aan als een dorp in de stad met veel kleine huisjes van niet meer dan twee verdiepingen, ooit gebouwd als wevershuisjes.
De eerste vermelding van dit erf met nummer 38 dateert van 1670 als Burgemeester en Thesauriers het voor ƒ 256,- uitgeven. Een jaar later verkoopt Goossen Cents het alweer, nog onbebouwd, voor ƒ 350,- aan koekenbakker Andries Muyden, die ook erf nummer 39 (het huidige Prinsengracht 600 en 602) in bezit heeft. Hij laat er een huis bouwen dat weer een jaar later, in 1672 gereed is. Muyden verkoopt het in datzelfde jaar voor ƒ 1600,- waarvan ƒ 1200,- direct wordt voldaan en ƒ 400,- in mei 1673.
Koper is IJsbrant Pietersz Moreau, een zijdegrofgreinwerker. Dit waren wevers van grof grein, een zwaardere kwaliteit zijdeweefsel dat vooral voor linten en hoedenbanden gebruikt werd. Zijdegreinwerker, zowel grof als fijn, was een hoogwaardig handwerk, dat graag binnen de poorten van een stad werd gehaald. Zeker in Amsterdam kregen zulke vaklieden bijvoorbeeld meteen geschikte huisvesting aangeboden.
Onderling worden de parten doorverkocht
In 1710 en 1711 koopt Annittie Bouwes respectievelijk ¾ en ¼ part van het huis van de erfgenamen van Moreau en betaalt hier ƒ 800,- en ƒ 250,- voor. Hierna wordt de zaak nog wat ingewikkelder, want het ¾ part kocht zij samen met haar dochter Bastiaentie van Amstel. Bastiaentie is voor de helft erfgename van Annittie en heeft daarbij nog haar eigen aandeel in het huis: na het overlijden van haar moeder is zij daarmee voor 22/32 eigenaresse van het huis geworden.
Op haar beurt heeft Bastiaentie twee erfgenamen: Cornelis Steur, zoon van Bastiaentie en haar laatste echtgenoot Cornelis Albertsz Steur en dochter Marretje Hendrikse Verhaal uit een eerder huwelijk. Beiden erven dus 11/32 part en Marretje verkoopt in 1755 haar deel aan haar halfbroer. In 1756 wordt hij eigenaar van nog eens 5/16 part, dat de andere dochter van Annittie, Steijntje Cornelis, geërfd had en daarmee heeft hij het volledige huis in bezit gekregen. Na het overlijden van Hendrina van Beek, kinderloos weduwe van Steur, wordt het huis in 1784 voor ƒ 2550,- verkocht aan Dirk Stokhorst. Na het overlijden van zijn weduwe wordt in 1803 Hendrik Hanel eigenaar voor ƒ 1070,-.
In de Maatschappij van Weldadigheid heerste een streng regime
In 1805 woont in de kelder J. Boesiek en in het huis Jacques André Papelard. Van Papelard (1760-1816) weten we dat hij geboren is in Frankrijk, zo’n 90 kilometer westelijk van Parijs en werkzaam was als schoolonderwijzer in de Franse taal. In 1805 was hij inmiddels voor de tweede keer getrouwd met schoonmaakster Cornelia ten Rouwelaar en had hij in totaal negen kinderen, er zouden er nog twee volgen.
Zijn gelijknamige zoon (1794-1854) uit het eerste huwelijk was destijds 14 jaar. Later zou hij zich met vrouw en dochter als ‘vrije kolonist’ vestigen bij de Maatschappij van Weldadigheid. Tussen 1846 en 1850 zou hij hier in het bedelaarsgesticht te Ommerschans werken als zaalopziener.
De joodse Hartog Sak (1852-1923), die tussen 1916-1918 een slagerij uitbaat op Prinsengracht 600 is in een van de drie andere koloniën geboren, namelijk Willemsoord. Deze vrije kolonie voor arme stedelingen was in 1820 gesticht bij Steenwijkerwold, het van origine bosrijke gebied buiten Steenwijk. Het regime was er streng met veel orde en regels, en die regelmaat was ook terug te vinden in het dorp en de verkaveling: kaarsrecht en eentonig, “Alles monotoon, zelfs de houtwallen. Geen verrassing, geen kronkelweggetjes”. Er waren allerlei voorzieningen, zelfs eigen koloniegeld, en Willemsoord had relatief veel opleidingsmogelijkheden voor de jeugd. Daarnaast kende het een hoog aantal arme joodse kolonisten in een eigen buurtje, de Jodenpol, met een Israëlitisch bijschooltje en een kleine synagoge. In 1860 woonden er nog 24 joodse gezinnen in de kolonie Willemsoord.
Het nieuwe pand Weteringstraat 1 vormt samen met het hoekpand één geheel
In 1851 is de hoofdbewoner stratenmaker P. Vogel, in 1864 is dit melkboer A. Koot en in 1879 Oost-Indisch ambtenaar Franciscus Henricus Antonius Mahie (1840-1880). In 1875 is hij in Batavia getrouwd met Maria Capel en in 1876 wordt dochter Jacoba Bernardina Hendrika, roepnaam Jacqueline geboren. In september 1879 komt het gezin met verlof naar Amsterdam, waar ze aan de Weteringstraat gaan wonen en Mahie in februari van het daaropvolgende jaar overlijdt. Moeder en dochter wonen daarna op diverse adressen in Amsterdam, waar moeder de kost verdient als naaister en later als huishoudster. Jacqueline vertrekt in 1884 naar Woerden waar ze waarschijnlijk naar een internaat gaat; moeder vertrekt in 1886 naar Rotterdam, maar in 1893 wonen ze weer samen in Amsterdam.
In de tijd dat het gezin Mahie hier woont, maakt de slager op Prinsengracht 600 grootse plannen voor zijn winkelpand, die timmerman-aannemer P.J. de Visser in 1881 uitvoert. Een paar jaar later, in 1885 worden panden aan Weteringstraat 1, 3 en 5 aangekocht en gesloopt en wordt het hoekpand uitgebreid met een drie ramen breed pand van gelijke hoogte en architectuur, het nieuwe Weteringstraat 1. Ook hier is slager F. Nagel de opdrachtgever en bouwkundige De Visser – die in 1890 failliet zou gaan – verantwoordelijk voor het ontwerp. Tegelijk bouwen zij de belendende bebouwing op 3-5.
Risalieten werden gebruikt voor meer reliëf en schaduwwerking
Op 22 juni 1885 is de eerste steen gelegd door de 3 ½ jarige kleinzoon van de slager, de 3e generatie Frans Nagel op het adres. Een plaquette bij de dubbele toegang aan Weteringstraat 1 getuigt hiervan. Het vergrote pand heeft de winkelingang aan de Prinsengracht 600 en woonhuizen met dubbele ingang tegen de zuidelijke bouwmuur in de Weteringstraat: de linker deur leidt tot de benedenwoning die bij de winkel hoort, de rechter naar een trappenhuis met toegang tot de royale bovenwoningen, die apart worden verhuurd. De plattegrond is L-vormig en loopt door tot achter Prinsengracht 602. Het pand in neo-Lodewijk XVI-stijl heeft twee risalieten aan de Weteringstraatzijde (de voorgevel van nummer 1 en zijgevel van Prinsengracht 600), die mede door de plaatsing van de dakkappellen een sterk verticaal accent aan deze lange gevel geven.
Een risaliet, of risalerend geveldeel, is het gedeelte van een gevel dat over de volle hoogte naar voren springt ten opzichte van de rest van de gevel. Deze geleding geeft het gebouw reliëf en schaduwwerking en zorgt zo voor het accentueren van de opbouw van het pand. Het woord is afkomstig van het Italiaanse risalto (uitbouw) en het stijlkenmerk werd vaak toegepast in de barok en het (neo-) classicisme.
Rond 1970 leek de Weteringbuurt ten dode opgeschreven, maar in de daaropvolgende jaren werden panden opgekocht en gerestaureerd. Zo kochten wij de vervallen panden Prinsengracht 600 en Weteringstraat 1 in 1974 van de BV Nationale Grondtrustee Amsterdam. De constructieve toestand van deze panden was slecht en bij de aankoop waren er verbeteringen en/ of herstellingen door Bouw- en Woningtoezicht.
Bureau Monumentenzorg had ons gevraagd om de panden te verwerven zodat ze als goede voorbeelden van 19e-eeuwse traditionele bouwkunst in de gevelrij gehandhaafd zouden blijven, hoewel ze destijds nog niet voorkwamen in het monumentenregister. Tegenwoordig is het winkelhuis met bovenwoningen een gemeentelijk monument. Het is dan ook een in hoofdvorm en detaillering opmerkelijk gaaf bewaard gebleven voorbeeld van zogenaamde aannemersarchitectuur uit het 3e kwart van de 19e eeuw.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam op de kaart
Delpher
Heemkundekring ‘De Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten’, ‘Ce livre destiné aux plus doux souvenirs’: De geschiedenis en inhoud van een aantal poesiealbums, Klaasje Douma (2017)
Mens en Monument, 25 jaar Stadsherstel Amsterdam, Jaap Balk e.a., 1981
Schackmann.nl, website over de koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid, begin 19e eeuw
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Bouwbureau Stadsherstel
Restauratieaannemer: Centraal Bouwbedrijf CBB