Westerkade 24-25
Westerkade 24-25, AmsterdamWie vanaf de Marnixstraat de Bloemgracht opgaat kent het ongetwijfeld: een vrijstaand pand, iets achteraf gelegen en heel afwijkend van alle rijwoningen aan weerszijden van de Lijnbaansgracht. Al in de 17e eeuw was hier bebouwing, gelegen aan de Bulleback Sluys, waar een watermonster zijn schuilplek zou hebben. Eeuwenlang waren de Jordaankindertjes gewaarschuwd: niet te dicht bij het water komen. Later stond het wel bekend als het ‘Piratenhuis’, dankzij de levensgrote reclame voor een sigarettenmerk op de zijgevel.
De lakenververs kwamen hier langs op weg naar de bleekvelden
In de 19e eeuw werd de Marnixstraat aangelegd op de 17e-eeuwse stadswal met bolwerken, de Schans. De verdedigingsgordel bestond uit een binnengracht (de huidige Lijnbaansgracht) en een met steen beklede aarden omwalling die omringd werd door de Singelgracht, die destijds 60 meter breed was. Al op de stadskaart van Balthasar Florisz van Berckenrode uit 1625 is een ophaalbrug te zien: de Raem Brugh. Stadsbouwmeester Daniël Stalpaert heeft de brug in zijn ontwerp van 1662 vervangen door een kleine poort in de stadsmuur: de Raem Poort.
Het poortje gaf toegang tot de bleekvelden met de lakenramen buiten de stadsmuur en zo komt het ook aan zijn naam: de geverfde stoffen werden namelijk op houten ‘ramen’ te drogen gelegd. Aan de Bloemgracht zaten de lakenweverijen en lakenververs die tot dan gevestigd waren aan de Raamgracht en Verversstraat.
Halverwege de 19e eeuw, toen de stadsmuur zijn militaire functie verloren had, werd de poort gesloopt en kwam op deze plek in 1888 een eclectisch pand met zowel neo-classisistische als middeleeuwse elementen, zoals torens en kantelen. Ontwerper was assistent-stadsarchitect Willem Springer, waarschijnlijk in samenwerking met stadsarchitect Bastiaan de Greef. Velen van hen zullen het kennen als Bureau Raampoort, waar jarenlang de politie gevestigd was.
Dit watermonster peuzelde Jordaankindertjes op
Op dezelfde gedetailleerde stadskaart van Van Berckenrode staan net als nu twee huizen langs de Lijnbaansgracht en één haaks daarop aan de Westerkade, daar waar een doorbraak is tussen enerzijds de Bloemgracht en Lijnbaansgracht en anderzijds de Singelgracht. Al in 1613 wordt al melding gemaakt van de Bulleback Sluys, die over deze doorbraak is gebouwd: een ‘steenen verwulft’ dat ’s nachts met twee deuren werd afgesloten.
Volgens een oud Amsterdams volksverhaal hield zich bij het sluisgewelf voor ons pand een watermonster schuil. Jordaankindertjes konden maar beter veilig bij de waterkant vandaan blijven want deze Bullebak peuzelde ze op. In een tijd dat zwemdiploma’s niet bestonden ongetwijfeld een doeltreffend afschrikmiddel.
De naam is mogelijk een samenvoegsel van bulderen en bakkes / bek. Hoofdonderwijzer Jan ter Gouw schrijft in zijn boek Amstelodamiana (1874): “Wie was sinjeur de Bullebak? Een wezen uit de middeleeuwsche mythologie, (…) een ijselijk waterspook, dat (…) altijd op de loer lag, om den onvoorzigtige, die zich te digt op ’t kantje waagde, bij de beenen te pakken en in de diepte te sleepen. (…) bij donkeren avond kon men hem horen brullen en ’t water horen ruischen van zijn gewoel; ja, er waren lieden die zijn kop met vurige oogen over de sluisdeur hadden zien uitkijken.”
Bij het slopen van de stadswal zou de Bullebak vertrokken zijn, bestemming onbekend.
Boekje over Amsterdamse verdedigingswerken
De laaggelegen huisjes aan de Marnixstraat en molen De Bloem worden ook beschreven in het boekje ‘Stadsherstelmonumenten in Amsterdamse Verdedigingswerken’.
U kunt het boekje kopen in het Stadsherstel Winkeltje voor €5,–. Vrienden betalen slechts €1,–.
Wilt u het boekje thuis ontvangen? Stuurt u dan een e-mail aan: vrienden@stadsherstel.nl. De verzendkosten komen er in dat geval bij.
Het jongetje in het raamkozijn
Lange tijd was in dit pand een stucadoorsbedrijf gevestigd opgericht door Bernhard Blessing, die geboren was in Württemberg in 1861 en als kind met zijn familie naar Nederland was gekomen ten tijde van de Frans-Pruisische oorlog. Samen met Rosalie Hendrikx kreeg hij vijf zonen. De eerste vermelding van Blessing op dit adres is in 1901.
Zoon Albert erfde het huis en de zaak. De zaken gingen goed. Het pand aan de Westerkade bleef het werkadres, maar het gezin met zes opgroeiende zonen verhuisde voor de Tweede Wereldoorlog naar een woonhuis aan de Prinsengracht.
Op een foto van het ‘Piratenhuis’ in 1930 is in het geopende raam een jongetje te zien: een van Alberts zonen, namelijk Jacob of Piet. Jacob was 16 jaar toen de oorlog uitbrak. Hij hield meer van het buitenleven en werkte op een boerderij. Op een dag verdween hij spoorloos, de ploegpaarden stonden vastgebonden aan een boom. Zijn familie zocht nog maandenlang naar hem maar hun pogingen liepen op niets uit.
De oudste zoon Bernhard jr. zat in de oorlogsjaren in het verzet: hij bouwde schuilruimtes op zolders voor onderduikers. Na zijn demobilisatie uit het leger in 1940 was hij in het familiebedrijf gekomen. Het waren zware tijden voor de familie. Aan het eind van de oorlog was het werk opgedroogd en daarna moest de zaak weer vanaf de grond worden opgebouwd.
De verloren zoon werd teruggevonden door zijn jongste broer
Het lot van zoon Jacob zou pas na de bevrijding duidelijk worden. In mei 1945 ging Jacobs jongste broer Frans op goed geluk naar Centraal Station, waar terugkerende vluchtelingen werden opgevangen. Om het makkelijker te maken voor familieleden om elkaar terug te vinden waren er tafels op alfabetische volgorde van achternaam geplaatst. Tot zijn eigen verbijstering werd hij bij tafel B herenigd met zijn inmiddels dood gewaande broer. Niet dat Frans hem herkende: Jacob, 17 ten tijde van zijn vermissing, was in de tussentijd 5 centimeters langer geworden, maar vooral was hij vel over been en in slechte gezondheid. Pas toen Jacob herinneringen en namen van ooms en tantes wist te noemen, kon Frans geloven dat hij het echt was.
Jacob was als dwangarbeider te werk gesteld onder zeer slechte omstandigheden. Eerst onder de Duitsers, daarna als gevangene onder de Russen. De oorlogservaringen zouden hem nooit meer met rust laten. Uiteindelijk zou hij met een gesponsord programma voor boerenarbeiders naar de Verenigde Staten emigreren. Net daarvoor had hij zijn latere vrouw ontmoet; hij overtuigde haar om hem te volgen en samen zouden zij zeven kinderen krijgen.
Het pand aan de Westerkade 24-25 (voorheen afwisselend bekend onder de huisnummers 25 en 26), is een in de kern waarschijnlijk nog 18e-eeuws huis met grijs gepleisterde gevels en een rechte simpel geprofileerde gootlijst onder het 19e-eeuwse mansardedak met dakkapel. De zijgevel langs de Westerkade is voorzien van staafmuurankers. Het bestaat nu uit een boven- en een benedenwoning, waarbij de nummer 24 via een eigen weg bereikbaar is en de ingang van nummer 25 aan de Bullebaksluiszijde ligt.
Het maakt deel uit van een ensemble van drie panden met vier perceelnummers; de andere twee zijn gelegen aan de Marnixstraat 291 en Marnixstraat 293-295 met hun achtergevel aan de Lijnbaansgracht. In 2012 wilde de gemeente Amsterdam, die toen eigenaar was en bezig was haar vastgoed af te stoten, het complex verkopen.
In dezelfde periode werden pogingen ondernomen om de panden de status van gemeentelijk monument te geven, maar ondanks toezeggingen is dit helaas niet gelukt. Dit lag er vooral aan dat bij de beoordeling naar de interieurs werd gekeken, terwijl hiervan weinig oorspronkelijks bewaard is gebleven. De monumentale waarde zit in de afwijkende architectuur van de panden en vooral in hun historisch belang als zeldzame overblijfselen uit de tijd dat hier de stadsgrens lag.
Voor ons waren deze overduidelijke monumentale waarden reden genoeg om tenslotte tot aankoop te beslissen. Afgesproken is dat de lopende huurcontracten werden overgenomen en alleen bij een opzegging worden de woningen grondig opgeknapt. Dat is nu bij drie van de in totaal zeven woningen gebeurd. Net als onze andere panden, geven we ze daarbij een monumentale behandeling.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam op de kaart
Delpher
Dutch News, a family in war time: the story of the six Blessing brothers, Gordon Darroch, 2020
Ons Amsterdam
Rijksmuseum
Stadsarchief Amsterdam
Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad
Aan dit project hebben meegewerkt:
JCN
Prins Projecten