Vijzelgracht 5
Vijzelgracht 5, AmsterdamDit huis werd door een zijdereder gebouwd, geen verkeerde plek zo tussen tal van Wevershuisjes. Later woonde en werkte hier een destillateur, die hier zeker ook zijn gestookte jenever in zogenaamde kelderflessen deed. Deze kelderflessen worden nog steeds in gave staat in de Surinaamse grond gevonden, alsook in bijvoorbeeld de VS en Europa, maar daar minder in gave staat.
Een zijdereder bouwt er een huis voor zichzelf
Op 14 januari 1670 werden door de stad de erven in park D geveild, waaronder ook de twee erven nr. 47 – waarop Vijzelgracht 3 en 5 kwamen- en het hoekerf nr. 48 als laatste.
Erf 47 was 22 voet breed en het hoekerf, 48, was 24 voet breed. Beide erven waren 70 voet lang. De zijdereder Jacob Isaacsz van Leyden, uit de Jordaan, werd voor ƒ 400 eigenaar van het eerste erf, nr. 47. De bakker Egbert Lubbertsz kocht voor ƒ 850 het hoekerf. Zijdereder Van Leyden bouwde twee huizen op zijn erf en ging in één ervan wonen.
Een zijdereder is iemand die spint, weeft en handelt in zijde. Zijde is een natuurlijke substantie, die als draad wordt afgescheiden door de zijderups en door bepaalde spinnen, en stolt bij contact met de lucht. Zijde werd al in de oudheid en middeleeuwen van China naar Europa geëxporteerd, het transport verliep via handelaren die de waardevolle goederen te voet en te paard over ruim 6.000 kilometer vervoerden, de routes kregen in de 19e eeuw de naam zijderoutes. Van de zijden draden werden strengen gedraaid, daar werd zijden stof van geweven. Ook kon de draad als borduurdraad gebruikt worden.
Amsterdamse zijde-industrie één van de twee grootste in de republiek
De oudste vermelding van een zijdewever in Amsterdam dateert uit 1533. In dat jaar betaalde het stadsbestuur de huishuur voor een satijnwever ‘omdat hij de neeringe van satijn te wercken alhier brengen soude’. Maar het duurde nog zeker 50 jaar voordat er opnieuw sprake was van zijdewevers die naar Amsterdam kwamen om zich hier te vestigen. Omdat er ditmaal sprake was van groepen wevers, werd hun nering nu ook succesvol. Het waren mensen die na de val van Antwerpen in 1585 naar hier kwamen om religieuze of economische redenen. Ze introduceerden hier niet alleen de zijdeweverij, maar ook de zijderederij en de zijdeververij.
Ze vestigden zich vooral in de Jordaan, in de Bloemstraten. Rond 1625 trokken de zijdewevers naar de Elands-, Laurier- of Egelantiersgracht, omdat hun eerdere huizen te klein geworden zouden zijn voor het groeiend aantal getouwen dat voor de vervaardiging van het zijdelaken nodig was. De Jordaan bleef een buurt waar, naar het zich laat aanzien, tot ver in de 18e eeuw veel zijdewevers waren gevestigd. Ook waren de Wevershuisjes, in de buurt van ons pand aan de Vijzelgracht, voor de weefindustrie bedoeld. Haarlem en Amsterdam groeiden in de loop van de 17e eeuw uit tot de belangrijkste productiecentra van zijden en halfzijden stoffen in de Republiek.
De destillateur trouwt de weduwe van een stoker
De zijdereder Jacob Isaacsz van Leyden overlijdt en zijn dochter, Helena van Leyden, erft dan het oorspronkelijke erf 47, waarop de huizen Vijzelgracht 3 en 5 staan. Na haar dood, verkocht Jan le Stordeur in 1720 het geheel aan de 44-jarige destillateur Jan Ruys, die sinds 1716 getrouwd was met Catharina Scholten, de weduwe van de in 1715 overleden stoker Joost Bispinck. Bispinck had een stokerij in zijn achterhuis op Vijzelgracht 7. En Jan Ruys huurde toen het hoekhuis op nr. 1, dat hij in 1720 ook zou kopen. Reeds in 1721 stierf Ruys, en zijn vrouw Catharina in 1722.
De zaken werden voortgezet door de voogden, later door twee echtgenoten van hun dochter, Maria Bispinck. De erfenis werd in 1734 verdeeld tussen Maria en haar broer Johannes. Maria kreeg het hoekhuis op Vijzelgracht nr. 1, dat zij al bewoonde, en haar broer Johannes kreeg de beide andere huizen. In 1739 droeg Johannes Bispinck officieel het huis op Vijzelgracht nr 7, met de stokerij, aan zijn zwager en zuster Maria over. Het echtpaar verhuisde toen blijkbaar van het hoekhuis naar de Vijzelgracht nr.3 en verhuurde het huis op nr. 7, om dit tenslotte in 1757 te verkopen. In 1742 droeg Johannes Bispinck het derde huis op de Vijzelgracht, nummer 5, in eigendom over aan de toenmalig bewoner Jacobus Bronsvelt.
Vierkante flessen genoemd naar hun verpakkingsmateriaal
In Amsterdam waren er diverse (jenever)destilleerderijen. Dat kwam onder andere doordat in de Amsterdamse haven alle mogelijke grondstoffen hiervoor werden opgeslagen. Zo was er de stapelmarkt voor graan, het hoofdbestanddeel van jenever, en er kwamen veel specerijen binnen van over de hele wereld, die ook gebruikt werden in de te stoken sterke drank. Jenever werd over de hele wereld verhandeld en het was ook een ruilmiddel bij het verkrijgen van tot slaafgemaakten.
De drank werd in zogenaamde kelderflessen vervoerd. Dat waren groene flessen, die door hun vierkante vorm makkelijk in kisten met schotten en aangevuld met stro pasten. Die kisten werden ‘kelders’ genoemd. Op die manier konden ze over de wereldzeeën worden vervoerd. En zo komt het dat we deze kelderflessen nog steeds overal ter wereld kunnen tegenkomen. Sinds de Tweede Wereldoorlog is er in Suriname een stijgende belangstelling ontstaan voor de aldaar gevonden oude dikwandige flessen uit de 17e en 18e eeuw. Terwijl in Europa en in de VS van deze oude flessen meestal slechts scherven gevonden worden, vindt men in Suriname nog veel gave exemplaren. Dit komt door het warme klimaat, waardoor de flessen niet kapotvriezen.
In 1880 was meer dan 80% van alle gedistilleerde dranken die in de wereld werden gedronken afkomstig uit Nederland.
Maar de likeurstokerijen verkochten hun drankjes ook in proeflokalen in de stad, zoals bij Wynand Fockink in de Pijlsteeg. Hun stokerij zit ook nog steeds in een door Stadsherstel gerestaureerd pand in de Pijlsteeg.
Het pand Vijzelgracht 5 werd in de vorige eeuw steeds bouwvalliger, maar toch zaten er in de loop der tijd tal van bedrijfjes in, zoals een zaak in kantoor en schrijfwaren, een winkel in o.a. schoenwerk, een sportzaak en een sleutelwinkel. Na onze restauratie kwam er in dit pand en in het buurpand weer een aan drank gelieerd bedrijf: de sinds 1880 in Amsterdam gevestigde Hart’s Wijnhandel.
Later verhuisden zij naar een ander pand op de Vijzelgracht. Boven de wijnhandel kwamen drie woningen, die ruimer waren dan voorheen omdat er nu maar één gezamenlijk trappenhuis kwam met ons pand op Vijzelgracht 3. Leuk om te melden is dat er in het hoekhuis, ook een Stadsherstelmonument, na de restauratie in 1971 weer een café kwam. Eigenaar Piet de Leeuw noemde het Myrabelle, genoemd naar zijn mooie vrouw Myra.
Bronnen:
Maand van de geschiedenis; kelderflessen
Colenbrander, S.: Zolang de weefkunst bloeit : zijdeweverijen in Amsterdam en Haarlem, 1585- 1750.
ANTIEKE GEBRUIKSFLESSEN IN SURINAME, klein:
Amstelodamum, maandblad 58, 1971,blz 138 e.v. door Isa van Eeghen.
Weetje over de kruikenruiker van Otto Meyer
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher