Vijzelgracht 39
Vijzelgracht 39, AmsterdamVijzelgracht 39 is al geruime tijd in ons bezit. Het winkelwoonhuis kent een fascinerende geschiedenis: als onderdeel van de grote stadsuitbreiding van 1658 speelde het al een rol in de steeds maar uitdijende stad van de welvarende 17e eeuw, toen de leerlooierijen hiernaartoe werden verplaatst vanuit de Jordaan. Van een leerlooiersfamilie via een nazaat van de regentenfamilie Bickers en generaties winkeliers komt het uiteindelijk bij Stadsherstel terecht.
Van een pand met zicht op het water naar pand aan de weg
Op 14 januari 1670 werden de eerste erven in dit deel van de stad geveild. De Vijzelgracht dateert uit de tijd van de Vierde Uitleg in 1658 en is vermoedelijk vernoemd naar de 17e-eeuwse bewoners van deze buurt; Cornelis en Jan Vijselaar.
In de jaren zeventig van de 17e eeuw lag rond de Vijzelgracht een buurt die men het ‘Noortse Bosch’ noemde. De naam verwees naar de hier voor de fundering van de zogenaamde wevershuisjes gebruikte heipalen van Scandinavisch grenen.
Door de grote stadsuitbreiding kwam er ruimte vrij en om de textielnijverheid te stimuleren stelde de stad Amsterdam grond ter beschikking aan onder meer het Burgerweeshuis, de Gasthuizen en het Leprozenhuis. Zij bouwden net binnen de stadsgrenzen huisjes voor wevers, wolkammers en spinsters. In totaal telde de buurt in die tijd ruim 200 wevershuizen. Van de huurpenningen konden zij de wezen voeden en kleden.
Tijdens de late 19e en de eerste helft van de 20e eeuw lagen in de buurt rondom de Vijzelgracht de kenmerkende gebouwen van de meel- en broodfabriek ‘Holland’. In 1933 werd besloten de gracht te dempen, waardoor de Vijzelgracht een straat werd. Van een pand met uitzicht op water werd ons nummer 39 een pand aan de weg.
Gebouwd op het terrein van een looierij
In juni 1674 verkopen Burgemeester en Thesaurieën het erf – waarop in elk geval de hedendaagse panden Vijzelgracht 37 t/m 45 zijn gebouwd – voor ƒ 2003 en 8 stuivers aan Abraham van der Voort. Het erf wordt genoemd onder looierijen en omschreven als gelegen aan de Looierstraat (de huidige Nieuwe Looiersstraat) en de Dwarsgracht (Vijzelgracht). Abraham en zijn zoon Elbert zijn leerkopers en mogelijk ook leerlooiers. In een latere verkoopakte is namelijk sprake van een kalkkuip op het perceel.
Nadat huiden waren ontdaan van vuiligheden als vet, bindweefsel en vleesresten werden de haren van de huiden verwijderd met behulp van een kalkkuip. De vellen werden ondergedompeld in een kuip met kalkoplossing, ook wel kalkmelk genoemd. De kalkkuip bestond uit een kuil die aan de binnenzijde bekleed was met planken of vlechtwerk dat afgesmeerd was met klei. Afhankelijk van het soort leer en het gewenste eindresultaat werden de huiden korter of langer in een meer of minder sterke kalkoplossing ondergedompeld.
Bij deze verkoop, in 1718, verkoopt de schoondochter van de inmiddels overleden Van der Voort ongeveer de helft van dit erf met de bijbehorende opstal, lopend tot aan het pakhuis en de genoemde kalkkuip van de familie van der Voort. Een prieel gelegen aan de Vijzelgracht is niet inbegrepen.
Dirk Alewijn was een zoon en kleinzoon van de Bickers
De kopers zijn meester-smid Wessel Doncker en meester-timmerman Hendrik Bisschop (die enkele jaren later in 1724 ook eigenaar wordt van de erven waarop hij onze panden Kadijksplein 5, nummer 6 en nummer 7 laat bouwen). De percelen worden in 1720 gesplitst: het hoekhuis wordt verkocht, en Hendrik Bisschop en Wessel Doncker krijgen respectievelijk nummer 41 en 39, de laatste wordt het jaar daarop als volbouwd opgeleverd. In 1732 verkoopt Wessel Doncker het pand voor ƒ 4400 aan Pierre Goglyn. In dezelfde periode zien we de naam Dirk Alewijn in het verpondingskohier in relatie tot dit pand, hetzij als eigenaar, hetzij als administrateur.
Alewijn stamt uit een bekend Amsterdams regentengeslacht. Zowel zijn moeder (Agathe) als zijn oma (Eva) van vaders zijde waren Bickers: zijn vader was met zijn nicht gehuwd. Dirk werd geboren in 1682 en studeerde in Leiden, waarna hij van penningsmeester uitgroeide tot Schepen van Amsterdam. Hij huwde met Brechtje Loten in 1717, met wie hij 8 kinderen kreeg. Van 1735 tot zijn overlijden in 1742 was hij ook lid van de Vroedschap van Amsterdam. Naast ons pand bezat hij onder andere het fraaie door zijn grootvader gebouwde buitenhuis Vredenburgh in de Beemster, waar hij dijkgraaf was.
De winkelier kroop via een luik naar de kelder
In 1786 zijn er verschillende erfgenamen, die allen een kwart of minder van het eigendom bezitten. Het pand wordt op een openbare veiling verkocht voor ƒ 3700. Hierna betrekken diverse winkeliers het pand. In de jaren 20 van de 20e eeuw is er een vis- en fruithandel gevestigd, waar op 1 februari 1929 een uitslaande brand uitbreekt in de kelder.
De brandweer had aanvankelijk moeilijkheden het vuur te bereiken. Kisten versperden de toegangsdeur naar de kelder vanaf de straat. De fruithandelaar had deze ingang niet nodig: hij kroop normaliter via een luik in de winkel naar de kelder. In de jaren vijftig was hier Bloemenhuis Butterfly en daarna een dierenwinkel die kanaries verkoopt die ‘de sterren van de hemel fluiten’.
In 1969 koopt Stadsherstel het pand waarbij er ook een aanschrijving van de gemeente is voor dringend herstel. De gemeente heeft zelf al werkzaamheden aan het pand uitgevoerd om instorting te voorkomen. Het pand is ingepakt met op-en-neren: een stutconstructie die niet op de grond rust maar aan de gevel is vastgemaakt.
Vijzelgracht 39 is in de 18e eeuw voorzien van een halsgevel met sobere, onversierde klauwstukken die nu nog prijken op de gevel. Van oorsprong is het pand mogelijk ouder, de vensterindeling op de eerste verdieping is namelijk typerend voor de 17e eeuw.
Bij overname was de bel-etage in gebruik als winkel, de eerste verdieping als opslagplek en waren de resterende twee etages het domein van stadsduiven.
Op de zolder werden gelukkig de missende delen van de verminkte zandstenen top gevonden. Van foto’s uit het Stadsarchief is af te leiden dat de top in de periode 1963-1972 is verdwenen van de gevel. Met het terugplaatsen van de delen was de geveltop eindelijk weer compleet.
De glazen kast, die zich in de aanbouw bevond is hersteld en ook het hangschouwtje in de uitbouw op de begane grond bleef behouden. Technische verbeteringen werden uitgevoerd. Zo was dit het eerste pand op dit deel van de Vijzelgracht dat als gevolg van de aanleg van de Noord/Zuidlijn een nieuwe fundering kreeg.
De benedenverdieping behield de winkelfunctie en de verdiepingen werden tot één woning gemaakt. Bij aankoop liet de gemeente weten geen bezwaar te hebben tegen het verhogen van het pand met één verdieping, maar het oorspronkelijke uiterlijk van het pandje is behouden gebleven.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam Monumentenstad
Delpher
Genealogie Online, West-Europese adel
Stadsarchief Amsterdam
Vrienden van de Amsterdamse binnenstad
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect Architectenbureau Vroom
Restauratieaannemer Schakel en Schrale B.V.