Sint Nicolaasstraat 70-84
Sint Nicolaasstraat 70-84, AmsterdamEen verwoestende brand maakte in één klap een eind aan een van de grootste heroïnepaleizen in het Amsterdam van de jaren zeventig. Ooit gekraakt als ludieke actie door de Kabouters, hadden de krakers van het eerste uur plaatsgemaakt voor drugsverslaafden. De buurt klaagde en zag het verval met lede ogen aan, terwijl iedereen angstig naar de pijpen danste van de ongekroonde koning van dit krakersbolwerk: Sjakie. De eeuwenoude monumenten waren geblakerd en gehavend, maar niet klein te krijgen. Als onderdeel van het omvangrijke ‘Blaeu Erf’ complex, destijds ons meest omvangrijke restauratieproject, zijn de panden weer uit de as herrezen.
In dit pand wonen twee schoolmeesters en een diamantsnijder
De eerst bekende eigenaar van het pand is Jan Corneliszn Cray, glazenmaker, die het pand in elk geval vanaf 1565 in bezit heeft. Na zijn overlijden krijgt lantaarnmaker Melchior Corneliszn bij de boedelscheiding het huis, dat dan geschat wordt op f 1500,- in bezit. Melchior is in 1611 gehuwd met Crijntgen Crijnen Craey, haar broer Kornelis Krijnen Kray, is daarbij getuige.
Daarna wordt Alexander van Hartsteen, diamantsnijder, eigenaar. Alexander is gehuwd met Sara Bayllieux. Carel van Hartsteen trouwt in 1634 met Abigael Willems; hij woont op dat moment op hetzelfde adres als zijn broer Alexander. Carel trouwt nog tweemaal, zijn beroep tijdens het tweede ondertrouw is huikenmaker, bij zijn derde huwelijk is hij schoolmeester.
In 1659 wonen ook broer Hendrick, Frans schoolmeester, en zijn vrouw Helena van Nieulant op dit adres. Na het overlijden van Alexander en Saertje wordt het huis in 1662 door hun erfgenamen – waaronder Carel en Hendrick – verkocht.
Het laatst bekende gebruik van het pand is als het tot 1953 de schilderswerkplaats is van J. van Arkel. In 1963 staat het pand als ‘vervallen’.
De ‘lieve revolutie’ van de Kabouters
Toen eigenaar Tabak eind jaren zestig van de vorige eeuw geen vergunning kreeg om op de plek van een aantal panden op de hoek Nieuwezijds Voorburgwal / Sint Nicolaasstraat een parkeergarage te realiseren, werden de panden aan hun lot overgelaten. Ze stonden symbool voor het zo ervaren onrecht en wanbeleid van de om-woonruimte-schreeuwende-stad. In 1970 hesen de Kabouters er hun rode vaandel.
De Kabouterbeweging was een ludieke protestbeweging die zich op onconventionele wijze hard maakte voor zaken als milieu en woningnood. In februari hadden zij op de Dam de Oranjevrijstaat opgericht, waarvan de grenzen samenvielen met die van Nederland. De Oranjevrijstaat kreeg een eigen (schaduw)regering met departementen voor kraakpanden, tweedehandswinkels en biologische voedingswinkels. Tegen dit decor werd het gigantische krottencomplex gekraakt als uiting van de ‘lieve revolutie’ die de ideologische Kabouters voor ogen hadden. En hoewel een knokploeg de nieuwe bewoners een hartelijk welkom wilde heten en de politie klaarstond om te ontruimen, kregen de krakers het gelijk aan hun zijde: de desbetreffende percelen waren niet in gebruik dus was geen sprake van lokaalvredebreuk.
Onder leiding van ex-provo Roel van Duijn zou de partij Amsterdam-Kabouterstad in dat jaar vijf zetels veroveren in de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen, waarmee zij in één klap de vierde partij in de raad werd. De fractie viel uiteindelijk door interne conflicten uiteen.
Kamertjes van hardboard, twee kranen en drie WC’s
Eind 1972 werden de panden een tweede maal gekraakt, dit keer door veertig alternatieve jongeren, die zich er permanent wilden vestigen. Op de gevels verschenen spandoeken met “Woningnood is crimineel – leegstand is misdadig”. Het was op Sinterklaasavond en de krakers lieten een Sinterklaas opdraven die in de ludieke stijl van die dagen de wethouders ontving in de kraakpanden.
De romantiek van het ‘heerlijk avondje’ in december was echter van korte duur: men verrekte simpelweg van de kou in die immense ruimten die de laatste jaren vooral als showroom in gebruik waren geweest. Pogingen om de centrale verwarming in de panden weer aan de praat te krijgen mislukten en al na een paar maanden vertrokken de eerste idealisten. Hun plek werd vooral ingenomen door drugsverslaafden. De sfeer in de panden en de verhouding met de buurt verslechterden al snel; er kwamen klachten over het lawaai, de dealers en de junkies, over kleine diefstallen.
Met hardboard waren dertig kamertjes getimmerd en met twee kranen en drie WC’s was het geen luxe woonsituatie. Ene Sjakie die er ook was komen wonen was een handige jongen, iets waaraan grote behoefte was, en hij zorgde voor het onderhoud en de meeste reparaties. Daarnaast betaalde hij waarschijnlijk de elektriciteitsrekening.
“Het was een schooltje goudvissen, en Sjakie was de haai”
Hoewel er wat rommelige huisvergaderingen waren, had niemand echt de leiding tot Sjakie in dat gat sprong en zich met een grote mond en veel bravoure opwierp tot ‘De Baas’.
Sjakie was een bekende in ‘the scene’, de Amsterdamse drugwereld en werkte zich op tot de ongekroonde koning van een van de naar schatting 30 heroïnepaleizen in de stad: ‘Het Fort van Sjakie’. Sjakie kwam uit de ‘pikwereld’ en betaalde alles in kwartjes die hij met behulp van een koevoet uit de parkeermeters grabbelde. Ook van de andere krakers probeerde hij ‘pikkeneurs’ te maken; in ruil voor gestolen waren leverde hij heroïne a la minute. Dit gaf hem een machtspositie en niemand protesteerde dan ook tegen zijn zelfbenoemde status. Ook met de politie had hij een bijzondere band, want behalve crimineel was hij ook tipgever, die andere dealers verlinkte.
Het moet er destijds een treurige toestand zijn geweest, een politieagent vatte het als volgt samen: “Zo’n samenlevinkje van zo’n dertig junkies aan de Nieuwezijds vormt natuurlijk een totaal weerloze groep, totaal vervreemd en geïsoleerd levend. U moet ze zien als een schooltje goudvissen, dat angstig in een kringetje zwemt en waar de haaien op afkomen. Zo’n haai was Sjakie.”
De buurt klaagde en hield zijn adem in, en uiteindelijk gebeurde in 1974 waar men al die tijd al bang voor was: een grote brand brak uit, waarbij een dode en gewonden te betreuren waren. De krakers zochten snel elders hun heil en de panden werden dichtgetimmerd. Weer en wind hadden vrij spel.
Eigenaar Tabak overlijdt in hetzelfde jaar en zijn erven verkopen het troosteloze complex aan de firma Renac, die het in 1978 na langdurige onderhandelingen aan Stadsherstel verkoopt. In het grootste en meest omvangrijke restauratieproject van Stadsherstel tot dan toe, ‘Blaeu Erf’ (genoemd naar de beroemde cartografen-uitgeversfamilie), worden maar liefst twintig panden in het gebied tussen de Nieuwezijds Voorburgwal, Sint Nicolaasstraat en de Sint Geertruidensteeg in twee delen gerestaureerd. De even panden aan de Sint Nicolaasstraat worden bij deze tweede fase aangepakt.
Het meest te lijden gehad van de verwoestende brand hebben de panden op nummer 54 (het huidige nummer 68), nummer 58 (nu 88-90) en 56 (nu 70-84), waar de brand ontstond. Dit 18e-eeuwse pand is dan ook evenals de beide belendingen geheel herbouwd. Daarbij is de 19e-eeuwse kroonlijst weer teruggebracht. Evenals in de nummers 46, 48, 54 en 58 werden hier H.A.T.-eenheden (woningen voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens) gerealiseerd.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam Monumentenstad
Blaeu Erf, het restauratieproject van Stadsherstel, 1984, uitgave Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel
Delpher
Stadsarchief Amsterdam
Het vrije volk: Democratisch-socialistisch dagblad, artikel “Het fort van Sjakie”, 07-12-1974
Aan dit project hebben meegewerkt:
Aannemingsbedrijf H.J. Jurriëns BV