Het kruidenierswinkeltje van Albert Heijn in de Joodse buurt

R

Rapenburg 93

Rapenburg 93, Amsterdam

Dit pand kent een lange Joodse geschiedenis. Eind 19e eeuw woonden hier tot wel negen gezinnen tegelijk. Onder hen een Joodse goochelaar en zijn vrouw, een liedjeszangster. Begin 20e eeuw wordt het woonhuis verbouwd en komt er een vestiging van Albert Heijn, die in 1931 weer vertrekt. Het Joodse winkeliersechtpaar Wegloop neemt de kruidenierszaak over tot zij in 1943 worden afgevoerd en vermoord, net als alle andere bewoners van dit pand. Wij konden dit verkrotte pand redden voordat dit stukje historie voorgoed verloren zou gaan. Nu wordt er weer gewoond.

18e Eeuw
Bouw
1910
Verbouwing
2014
Stadsherstel eigenaar
2017
Restauratie
Nu
Woningen
Eiland
VOC en Admiraliteit

De armste vervolgde Joden vestigden zich hier

Het Rapenburg was de hoofdstraat van het gelijknamige eiland, dat net als Uilenburg en Valkenburg (Marken) een van de drie aangeplempte eilanden in het IJ is die in 1593 binnen de stad kwamen te liggen. Rapenburg was aan de oostzijde verbonden aan de toenmalige schans en dus feitelijk geen eiland. Hier werden de scheepswerven van de VOC en de Amsterdamse Admiraliteit gevestigd, met daarnaast houthandelaren, als toeleveranciers. Van rijke kooplieden tot timmerlieden en metselaars: velen speculeerden hier in de aankoop van bouwpercelen. Rond 1670 waren de meeste werven verhuisd naar elders en kreeg het eiland steeds meer een woonfunctie.

Het zijn niet de rijken die hier gaan wonen, de bewoners zijn voornamelijk gevluchte Joden. Het wordt een dichtbevolkt en armoedig stukje stad met veel eenkamerwoningen, sloppen en gangen en stinkende grachten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vele Joodse bewoners vanuit dit hart van de oude Amsterdamse Jodenbuurt weggevoerd en vermoord. Na de oorlog is een groot deel van de totaal verpauperde buurt gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw, de brandweerkazerne en het IJ-tunneltracé dat de straat in tweeën heeft gedeeld.

Eigenaren
17e en 18e Eeuw

Sinds 1718 is sprake van een huis met achterhuis, erf en wal

De oudste overdracht dateert van 1636 als de scheepstimmerman Gerrit Vos uit Medemblik en zijn echtgenote Aegje Pieters het perceel kopen. Aegje is Gerrit’s tweede echtgenote, al bij zijn eerdere huwelijk met Harmentje Roelofs in 1627 woonde hij op Rapenburg. In 1656 verkoopt Jacob Jansz Vos, erfgenaam en latere echtgenoot van Aegje, het erf voor ƒ 690,- aan Marrij Simons, weduwe van Cornelis Claesz Outewael. Tot zeker 1683 komen we deze naam tegen op dit adres.

Bij de overdracht in 1718 is sprake van een huis en erf, een achterhuis en een wal. Govert de Jonge koopt het voor ƒ 3500,- van Cornelis Trip, gehuwd met Maria Leseutre.
In 1745 verkoopt Joost Koster, gehuwd met Sara Roelofs en tenminste sinds 1733 eigenaar, het pand voor ƒ 5500,- aan Abraham le Grand. Gijsbert van Deventer, echtgenoot van zijn enig nagelaten kind Maria le Grand, verkoopt het in 1751 voor ƒ 4700,- aan Abraham’s weduwe Dina de Greef. De erfgenamen van haar zoon Abraham van Omering verkopen het in 1773 voor ƒ 4400,- aan Jacob en Adriaan Vlasvat. Uiteindelijk komt het in bezit van schoonzoon Bernardus de Bie, die het in 1797 verkoopt aan Gerrit van der Linde. Het huis is dan flink in waarde verminderd want het brengt slechts ƒ 1625 op. In 1811 verkoopt Gerrit aan zijn schoonzoon Frederik Overhoff en dochter Christina van der Linde.

Bewoning
Joodse goochelaar

In nog geen 25 jaar van drie naar negen gezinnen

Het pand van vier verdiepingen (huis en kelder, en 1 en 2 hoog) bestond in de loop der tijd uit verschillende wooneenheden. Uit de huurderskohieren weten we dat er in 1805 drie kamers verhuurd werden, aan Saartje Joseph, Willem Diergaarden en aan A.W. Prins. Zij betaalden jaarlijks een huur variërend van 26 tot 46 gulden. Christ Koster bewoonde het huis voor ƒ 130 en de kelder werd gehuurd door de weduwe Koning, zij betaalde ƒ 80 huur.

In 1851 woonden er drie gezinnen in het pand. De meeste mannen werkten als ambachtsman of werkman, sommigen hadden geen beroep. Allemaal waren zij van Christelijke huize.

In de periode 1864-1874 werden de vier verdiepingen bewoond door zeven gezinnen. De verdiepingen waren toen in voor en achter gesplitst. In de periode 1874-1892 nam het aantal gezinnen nog meer toe tot negen en nu waren het grotendeels Joodse gezinnen van vooral koopmannen die er woonden. Lang woonden de meesten niet op dit adres, binnen 1 of 2 jaar verhuisden ze weer. De Joodse goochelaar en kunstenaar Joseph Heinemann (geboren 1840) woonde hier van 8 december 1892 tot 17 november 1894 met zijn vrouw Betje Kloot (geboren 1837), die ‘liedjeszangster’ was en ventster, en drie van hun kinderen.

Kruidenier
Vroege Albert Heijnvestiging

Overblijfsel van 18e-eeuwse gang

In september 1908 wordt de kelder onbewoonbaar verklaard. De achterkamers verdwijnen als wooneenheid. Verdieping 1-hoog komt in gebruik bij het huis als er een kruidenierswinkeltje van Albert Heijn komt in 1911. Deze kruidenier, in 1847 door de grootmoeder van de stichter van Albert Heijn begonnen met een winkeltje in Oostzaan, had in 1910 al 33 winkels met een omzet van maar liefst 1,5 miljoen gulden en was in 1914 met 47 kruidenierszaken de op één na grootste. Deze vroege vestiging maakte deel uit van de snelle groei die het bedrijf begin 20e eeuw doormaakte.

Om het pand geschikt te maken voor deze functie is het in 1910 verbouwd. Hierbij is een 18e-eeuws doodlopend steegje tussen de panden Rapenburg 91 en 93 dat leidde naar de achterhuizen, verwijderd. We troffen de overblijfselen aan tijdens onze restauratie: de muur naar de buren rustte op verroeste en doorhangende stalen balkjes in de onderliggende keldermuur.

Van 1911 tot 1913 woont op 1-hoog de zetwinkelier Hendrik Kok met zijn vrouw en twee kinderen, gevolgd door kruideniersbediende Willem van Ommeren ook met vrouw en twee kinderen tot en met 1920. Winkelbediende Willem van Geenen en zijn vrouw wonen er tot 1921, en tenslotte Jan Rood, winkelier ‘bij de firma A. Heijn’, eveneens met vrouw en twee kinderen tot 1925. In 1931 verkoopt Albert Heijn dit winkelpandje.

Holocaust
Vier Joodse gezinnen

Niemand van de bewoners in 1941 overleeft de holocaust

In 1941 woont op alle vier de verdiepingen een Joods gezin. Alle bewoners komen om in 1943, de meesten in Sobibor. Zo wordt het gezin op 2-hoog van bakker Daniël Sternefeld, Christina Sternefeld-Waterman, hun 13-jarige zoon Simon en zevenjarig dochtertje Ali bij aankomst op 23 april direct vergast.

Op 3-hoog woont een elektriciën met zijn vrouw: Hartog Swaab en Grietje Swaab-Blitz. In 1941 woont ook hun dochter Christina, die dan verkoopster is, nog bij hen in. Op 1-hoog wonen slager Abraham Kokernoot, zijn vrouw Regina Kokernoot-van Dien en hun zoon Gerrit Kokernoot, kantoorbediende van beroep. Hun tweede zoon, Maurits, die al niet meer thuis woonde zou onder andere kamp Vught en Westerbork overleven en keerde in juni 1945 terug in Amsterdam. Ook zijn vrouw Flora Espinoza overleeft de holocaust.

In het huis woont het winkeliersechtpaar Noach Wegloop en Dina Wegloop-Schellevis. Zij hebben in 1931 de kruidenierswinkel overgenomen van de grootgrutter. Bij aankomst in Auschwitz in september worden zij direct naar de gaskamers afgevoerd.

Zoon Salomon, een vertegenwoordiger, is in april 1941 getrouwd met Schoontje Wegloop-Waterman en verhuisd naar de Plantage Badlaan 4. Zij worden bij aankomst in Sobibor vermoord. Een oudere zus, Sara en broer, Jonas overleven de oorlog. Het weeskind Jacob Wegloop dat toevallig wordt geadopteerd door een echtpaar vlakbij aan de Foeliedwarsstraat 50 is geen directe familie.

Na de oorlog vestigt zich hier een drukkerij.

Rol van Stadsherstel
Een van de laatste krotten

In 2014 kochten wij vijf slooprijpe panden van Woonstichting De Key: Foeliedwarsstraat 40-52 en Rapenburg 93. Dit laatste pand is het achterbuurpand van Foeliedwarsstraat 40. De Key had een aantal jaar daarvoor de dichtgetimmerde en deels onbewoonbaar verklaarde panden gekocht met het idee het gebied te ontwikkelen, maar de markt was veranderd en de woningcorporatie had inmiddels al veel kosten moeten maken voor het inpakken en veiligstellen van de bouwvallige huizen.

Jaap Hulscher, destijds adjunct-directeur van Stadsherstel: “Het betreft een rijtje ’orde 2’ panden (…), geen monumenten maar wel panden die bijdragen aan het stadsbeeld. Onderliggend sentiment betrof ook de omstandigheid dat dit voor de oorlog een dicht bevolkte Joodse buurt is geweest en dat al heel veel van juist dit erfgoed in deze buurt is gesloopt. Men vond het een poging waard om toch nog tot herstel te komen en dacht daarbij hoopvol aan Stadsherstel. Het zijn klassieke restauratieobjecten in onze traditie: een bedreigd buurtje, sloopgevaar, verkrotte woonhuizen met bedrijfsonderstukken.”

Het lukte om deze panden, behorend tot de laatste verkrotte panden in de Amsterdamse binnenstad, te redden en ze weer tot woonhuizen te transformeren.

Vrienden bedankt

De redding van de panden aan de Foeliedwarsstraat 40-52 en Rapenburg 93 is mede mogelijk gemaakt door een aanzienlijke bijdrage van de Vrienden van Stadsherstel. Word ook Vriend en maak dit soort restauraties mogelijk.
Word ook Vriend
Meer informatie

Bronnen:
Archief Stadsherstel
Delpher
Joods Amsterdam
Joods Monument
Stadsarchief Amsterdam
Stichting Albert Heijn erfgoed

Aan dit project hebben meegewerkt:
Architect: Rappange & Partners Architecten BV
Bouwdirectie: Bureau Delfgou architectuur en monumenten
Constructeur: Duyts Bouwconstructies B.V.
Aannemer: Bouwbedrijf van den Engel b.v.

Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
Vereniging Vrienden van Stadsherstel

Cookie toestemming
Wij gebruiken cookies om uw gebruikerservaring te optimaliseren en het webverkeer te analyseren. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Lees meer over hoe wij cookies gebruiken. Als u akkoord gaat met ons gebruik van cookies, klikt u op "Ok, ik wil verder".
instellingen
Functionele cookies: deze cookies zijn nodig voor een goed werkende website
Analytische cookies: deze cookies worden gebruikt om statistieken van de website bij te houden. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Tevens wordt het laatste octet van het IP-adres automatisch gemaskeerd.