Professor Tulpstraat 42
Professor Tulpstraat 42, AmsterdamEr zijn veel 19e-eeuwse gebouwen gesloopt, en het duurde ook wel even voordat de gebouwen uit die periode weer werden gewaardeerd. Gelukkig kwam het bij de Professor Tulpstraat net op tijd.
Slopen voor nieuwbouw
In de vorige eeuw werd de bouwproductie uit de periode rond het einde van de 19e eeuw niet zo gewaardeerd zoals nu. Tijdens colleges kregen, volgens de restauratiearchitect van ons project, Willem van Gils, de studenten afschrikwekkende dia’s te zien van verkrotte en volgebouwde binnenterreinen in De Pijp en van direct na de bouw ingestorte panden in de Dapperbuurt.
Zonder twijfel ging het hier om speculantenbouw van de eerste orde, maar ook gebouwen uit de betere buurten konden op geen goedkeuring rekenen. In de colleges architectuurgeschiedenis werd begonnen met de Jugendstil/Art Nouveau; de eclectische stijlen van de 19e eeuw werden afgedaan als kleinburgerlijke suikertaartarchitectuur. In de voetnoten was er alleen plaats voor Cuypers, vaak alleen in het licht van de vergelijking met het echte genie Berlage. Het eindoordeel luidde zonder meer: zo snel mogelijk slopen en vervangen door nieuwe sociale woningbouw.
Niet altijd ging het om sloop, geeft Van Gils aan. De gemeente Rotterdam ontdekte dat de huren van op hoog niveau gerenoveerde woningen lager waren dan die van nieuwbouw. Uitsluitend om deze reden werd toen besloten om grote delen van de oude wijken te renoveren. De procesmatige en bouw- en woontechnische aanpak was voorbeeldig. De liefde voor wat er stond ontbrak echter volledig: kunststof kozijnen en kunststofbeplating voerden de boventoon. Het armoedige beeld dat hierdoor ontstond, draagt aanzienlijk bij aan de verloederde aanblik van deze wijken.
Beleid is nu gericht op herstel
In Amsterdam lag de nadruk meer op sloop-nieuwbouw; de bebouwing die tijdelijk nog bleef staan, werd (gelukkig?) met rust gelaten. Tegenwoordig heten wijken als De Pijp in makelaarstaal het “Quartier Latin” van Amsterdam, en de betere eind 19e-eeuwse panden aan de Weesperzijde of rond het Concertgebouw zijn alleen voor de meer welgestelden in onze samenleving bereikbaar. Vele panden uit deze tijd hebben een beeldbepalende of zelfs monumentale status gekregen. Het beleid van de gemeente Amsterdam is nu gericht op het behoud en herstel van waardevolle bebouwing uit deze tijd.
Ergens in de jaren negentig van de vorige eeuw moet deze “Umwertung aller Werte” hebben plaatsgevonden. Ineens was er waardering voor deze periode. Kwam dit door de toegenomen rijkdom en burgerlijkheid c.q. nostalgie? Of zien we nu in dat de bebouwing uit deze periode wel degelijk kwaliteiten heeft? Feit is dat het einde van de 19e eeuw een bijzonder dynamische periode was. Na 150 jaar van stilstand kwam de economie weer volop op gang en werd in korte tijd de basis gelegd voor onze huidige infrastructuur. De recente geschiedenis van de Professor Tulpstraat laat de omslag in het gemeentelijk beleid zien. In het nog steeds vigerende bestemmingsplan uit de jaren zestig rustte een openbare groenbestemming op het gebied. Dit was de tijd van de verkeersdoorbraken, cityvorming en nadruk op licht en lucht in de stedenbouw, aldus Willem van Gils.
Zo kon het gebeuren dat midden jaren negentig van de vorige eeuw een nieuwbouwplan was ontwikkeld waarvoor alle bestaande bebouwing aan de even zijde van de Professor Tulpstraat gesloopt moest worden. Er ontstond verzet tegen de sloop door de bewoners Michaël Tas en Paul Timmer. De gemeente ging mee in sloop maar liet uiteindelijk een haalbaarheidsonderzoek verrichten naar de mogelijkheden van behoud en herstel.
Dat deze straat nu weer een hersteld stadsgezicht heeft, mag een klein wonder heten. Lange tijd leek het erop dat hier kolossale nieuwbouw gerealiseerd zou worden. Stadsherstel zou dan zeker geen eigenaar van de panden zijn geworden. Dat wij nu toch met enige trots over dit project en over de bijzondere restauraties kunnen schrijven, is vooral te danken aan de speciale rechtsvorm van ons bedrijf, de naamloze vennootschap.
Dit ‘naamloos’ is een woord dat juist niet bij onze aandeelhouders past, want wij verkeren in de gelukkige omstandigheid dat veel aandeelhouders zeer betrokken zijn bij het wel en wee van Stadsherstel. Onze aandeelhouder Delta Lloyd was met zijn afdeling Vastgoed al lange tijd betrokken bij de ontwikkeling van de Tulpstraat. De bebouwing in deze straat verkeerde in slechte staat, vooral door grote funderingsproblemen. De straat was namelijk deels op een oud bolwerk van de stadsmuur gebouwd. Lees meer over de Professor Tulpstraat 30.
Behoud van 19e-eeuwse gebouwen
Een vastgoedontwikkelaar zal bij de desolate aanblik van de straat niet snel denken aan herstel. Hij ziet nieuwe kansen met goed verzorgde nieuwbouw, zeker als een deel van de panden al reddeloos verloren lijkt en een ander deel van het te realiseren volume in de oorlogsjaren is neergehaald en toch nieuw moet worden gebouwd. Bovendien was er geen sprake van enige bescherming van de panden vanwege een monumentale status. Zo ontstond hier een ambitieus plan voor nieuwbouw. Daarbij werd voorbijgegaan aan de historische ankers van dit buurtje. Deze omstandigheid riep een reactie op van degenen die juist wel sterke betrokkenheid voelden met de historie van dit stukje stad.
Het duurde even, maar de argumenten van degenen die de geschiedenis van de straat wilden bewaren, werden steeds serieuzer genomen door de gemeente, waardoor het proces van projectontwikkeling stagneerde. De ontwikkelaar zocht naar creatieve mogelijkheden om de impasse te doorbreken. In deze fase ontstond het gelukkige contact tussen Stadsherstel en haar aandeelhouder. Delta Lloyd tastte de mogelijkheden tot restauratie af bij de partij waar men al jaren alleen maar over stadsherstel hoorde praten. Al snel kon in goede samenwerking met het Stadsdeel Amsterdam-Centrum een haalbaar plan worden ontwikkeld. Delta Lloyd en Stadsherstel hebben vervolgens in nauwe samenwerking ieder de helft van de even zijde van de straat hersteld.
Architect van het Nationaal Stadion
Van 1920 tot 1931 had architect Harry Elte in dit pand zijn kantoor, waar hij ook van 1924 tot 1926 woonde. Hij ontwierp ook het pand voor diamantair Mauritz Saks op nummer 22-28. Lees meer (naar nr 22-28) Elte’s vader was een orthodox-joodse godsdienstonderwijzer, tevens hoofdredacteur van het Nieuw Israëlitisch Weekblad, en had daarmee een invloedrijke positie in de Amsterdamse joodse gemeenschap.
Na op de Ambachtsschool te zijn afgestudeerd als meubelmaker, bekwaamde zoon Harry zich in de bouwkunst door avondonderwijs en als leerling bij diverse architecten, zoals Van Arkel en Berlage. Nadat hij zich in 1909 als zelfstandig architect had gevestigd, kreeg hij werk van vooral joodse opdrachtgevers. Tot aan de Tweede Wereldoorlog ontwierp hij een groot aantal kantoren, woonhuizen en het Nationaal Stadion op het Stadionplein. Tijdens de Olympische Spelen werd het nog als oefenstadion gebruikt.
In 1925 werd hij architect van de Nederlandsch Israëlitische Hoofdsynagoge (N.I.H.S.). De meeste bekendheid geniet Elte tegenwoordig met zijn synagoge aan het Jacob Obrechtplein, geïnspireerd op het werk van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright. Het heeft een prachtig art deco-interieur en behoort tot de belangrijkste 20e-eeuwse synagogen van Europa. In 1944 overleed hij aan een longontsteking in Theresienstadt.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher