Pijlsteeg 39
Pijlsteeg 39, AmsterdamDoor de pandjes verzamelaars Wynand Fockink en hotel Krasnapolsky is er veel gesloopt in deze steeg in de vorige eeuwen. Maar toch zijn er nog juweeltjes te bewonderen, zoals diverse gevelstenen én ons kleine pandje op nr. 39 in een rijtje van vijf dat wij van hotel Krasnapolsky overnamen. In de Pijlsteeg was een combinatie van diverse ambachten vertegenwoordigd; in ons pand zat een kunsthandelaar, verderop in de steeg woonden en werkten ook andere ambachtslieden en er waren kunstenaars gevestigd die blij waren met de bordelen.
Vele uitbreidingen van het hotel
De Pijlsteeg is in de vorige eeuw geheel in bezit of in gebruik geweest van hotel Krasnapolsky. Zij namen het bezit/gebruik van de destilleerderij Wynand Fockink over en bouwden hun imperium uit. Daar was toen niet iedereen blij mee. Zo was begin 20e eeuw A. Polman, een buurman aan de Warmoesstraat met zijn restaurant het Polmanshuis, niet zo blij met de aankopen van Krasnapolsky richting de Pijlsteeg. Die aankopen deed Kras nadat ze een afwijzing van de gemeente kreeg voor het verhogen van haar oude koffiehuis met een etage.
Maar Kras ging verder. Zo wilde men graag aan de Dam zitten. Toen Kras vlak vóór de tweede wereldoorlog het laatste huisje tussen Krasnapolsky en het Polmanshuis bij het hotel kon trekken kwam die wens steeds dichterbij. Er kwam een nieuwe vleugel met zeventien kamers en een nieuwe ingang. Toen ze in 1950 het Polmanshuis van haar buurman kon kopen, en met het geld dat daarna beschikbaar kwam uit het Marshall plan kon uitbreiden, realiseerde Kras de langgekoesterde wens; een plek aan de Dam. Door die uitbreiding werd ze het grootste hotel in Amsterdam en veranderde haar naam in Grand Hotel Krasnapolsky. Door het verder aankopen van percelen in onder andere de Pijlsteeg, bleef Kras zich ook na 1950 nog uitbreiden.
Hij maakte ook afbeeldingen van Stadsherstelmonumenten
De Pijlsteeg was niet altijd in het bezit van één groot bedrijf geweest. Zo groeide in de 18e eeuw één van de belangrijkste topografische kunstenaars, Reinier Vinkeles, op in deze steeg. Afbeeldingen van Amsterdam van Reinier en anderen waren in de 18e eeuw erg in trek bij de Amsterdamse burgers. Reiniers tekeningen geven een precies beeld van het Amsterdam van die tijd.
Hij werd in 1741 in een Amsterdams gezin geboren. Zijn ouders, Harmen Vinkeles en Elizabeth Prengers, lieten hem dopen in de Hervormde Zuiderkerk. Zijn vader had in de Pijlsteeg een rouwwinkel. Hier kon men verschillende dingen die voor een begrafenis nodig waren huren, zoals rouwkleding en drinkgereedschap. Harmen Vinkeles had een gemiddeld inkomen. Het gezin had geen dienstboden, rij- of vaartuigen of paarden ter beschikking. Het huis dat ze huurden, was in vergelijking met andere huurpanden niet duur. Reinier kwam dus uit een gewoon middenstandersgezin. De buurt waarin hij opgroeide, was niet de meest vooraanstaande of nette omgeving die men zich kan voorstellen. Zo waren er in de Pijlsteeg en omgeving diverse bordelen te vinden. Reinier was naast (pen) tekenaar ook actief als etser, graveur, kunstverzamelaar en boekillustrator. Hij maakte o.a. een afbeelding van ons pand aan de Kalkmarkt 13.
Dit was het hoofdkantoor van het Leger des Heils
Zoals gezegd hebben Wynand Fockink en later hotel Krasnapolsky veel verandering teweeggebracht in de steeg. Ze bouwden en verbouwden diverse gebouwen. Zo gaf Wynand Fockink in 1870 opdracht om tussen de Pijlsteeg en de Damstraat een indrukwekkend gebouw neer te zetten in classicistische stijl. Beneden waren drie winkelruimtes en boven 30 kantoorlokalen, die werden verhuurd aan instellingen die een representatieve ruimte zochten. Onder het gebouw door werd een ruime passage gemaakt, met een deur die toegang gaf tot een brede trap naar de kantoren op de bovenverdiepingen. Door die passage heen keek je vanuit de Damstraat precies op het 17e eeuwse proeflokaal Wijnand Fockink, de passage kreeg ook zijn naam.
In 1927 werd het complex gesloopt en vervangen door een betonnen kolos van V&D. Later was dit het hoofdkwartier van het Leger des Heils. Krasnapolsky sloopte dit later weer voor haar hoteluitbreiding. In 1997 is er een hele nieuwe hotelvleugel gerealiseerd, de zogenaamde Royal Wing met 98 kamers. Een glazen overkoepeling over de Pijlsteeg verbindt dat deel met het hotel.
Slurpen aan een likeurtje
Gelukkig zijn er nog een paar gevelstenen bewaard die in de door Kras gesloopte panden hebben gezeten. In de rechtermuur van de ingang vanaf de Pijlsteeg naar de zomertuin van het Krasnapolsky, zijn drie gevelstenen (een stoel, een tekst en een met het woord ‘Liefde’) ingemetseld. Die van de stoel toont een simpele houten stoel met hoge rug en biezen zitting en het jaartal “Anno 1728”.
De steen zat oorspronkelijk in de gevel van nummer 9, waar in 1742 een stoelenmaker woonde en werkte. Na de sloop van het huis lag de steen vervolgens jarenlang in de kelder van Krasnapolsky, samen met de twee andere stenen. De steen met tekst, over de eerste steenlegging, werd in 1759 in de steeg gerealiseerd. Mogelijk waren de eerste steenleggers, Johannes Hendricus en Maria Cornelia, broer en zus. In 1998 kon de Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen de directie van het hotel overhalen de stenen op te laten knappen.
Het is een wonder dat er na de bouwwoedes van de 2 grote bedrijven nog monumenten in de Pijlsteeg staan. En zelfs één uit 1679, Pijlsteeg 31, het proeflokaal van Wynand Fockink. Het is eigendom van Kras maar gerestaureerd door Stadsherstel en hier nog te vinden, u kunt er zelfs nog een likeurtje slurpen aan de bar, echt zoals het hoort.
In dit pand, oud nummer 37, en de naastgelegen Stadsherstelmonumenten bevindt zich de destilleerderij van Wynand Fockink we namen ze over van Kras. In het huisje met de 18e eeuwse halsgevel is 1 woning met bedrijfsruimte gerealiseerd. In dit huisje is veel bedrijvigheid geweest; hierin vestigden zich, net zoals in de rest van de steeg veel ambachtslieden.
In 1760 staat De Witte Klok in de gevel en in 1797 woont er een metselaar en daarna een schoenmakersknecht, een dienstbode en behanger. In de 19e eeuw wonen er een visverkoper, naaister, boekdrukkersknecht, twee onderwijzeressen, twee zusjes die korsettenmaakster waren en een matroos. Maar ook trok het kunstenaars aan, zoals Reinier Vinkeles die verderop in de straat woonde en die in de bordelen in de straat gewillige modellen vond. En daarbij hoorde dan ook weer kunsthandelaren.
Mathijs Hals woonde met zijn gezin in dit huis. Hij erfde in 1633 van zijn in Indië overleden broer Jan Hals. In 1662 overleden Mathijs kort na elkaar en lieten vier kinderen na en een grote hoeveelheid kunstwerken. Waaronder meer dan dertig werken van bekende meesters zoals twee gezelschappen van Dirck Hals, de jongere broer van Frans Hals, twee trony’s (gezichten) van Rembrandt, twee landschappen van Ruysdael. En verder nog zo’n twintig schilderijen van minder bekende schilder.
Bronnen:
Buigen voor een borrel
www.hart.amsterdam.nl
Boek Bouwmeester A.C. Bleijs van Willeke Jeeninga en Laura Jonkhoff
www.wynand- fockink.nl
gevelstenenvanamsterdam.nl
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Architectenbureau Rappange BV Amsterdam
Restauratieaannemer: Vink Bouw BV