De Groene Hekels
Nieuwezijds Voorburgwal 89, AmsterdamTextiel loopt als een rode draad door de geschiedenis van dit pand. Al in 1604 is het huis, dat gebouwd is nabij het Hekelveld waar vlas bewerkt wordt, voorzien van een uithangbord “De Drie Groene Hekels”. Bijna twee eeuwen later zit er een zaakje in garens dat na overname uitgroeit tot een bloeiend textielbedrijf: De Oude Damster Garenhandel. Het houdt deze functie tot het pand eind jaren zestig van de vorige eeuw leeg komt te staan en vrijwel geheel verwoest wordt door een grote brand. Dankzij de restauratie in ons omvangrijke project Blaeu Erf bleef het oude karakter van deze gevelwand behouden.
Appelman was kapitein en hartsier van de handboogschutters
Symon Ghijsbertszn Appelman had hier in 1565 twee huizen op de locatie van de huidige nummers 89 en 91. Appelman is kapitein en ‘hartsier’ van de handboogschutters en hij is – als voornaamste grondbezitter aldaar – de naamgever van het Appelmanspadt en omringende veld ter hoogte van de huidige Elandsgracht en Elandsstraat.
Samen met zijn tweede vrouw, Trijn Jans, had hij zes kinderen. Bij de boedelscheiding wordt het huis toebedeeld aan zijn zoon Jan Symonszn Appelman.
In 1595 brengt zoon Huybert uit het eerste huwelijk van Symon goederen in die toekomen aan Trijn, de 11-jarige nagelaten dochter van zijn genoemde halfbroer Jan, waaronder het huis. Dit krijgt ze overgegeven in 1602, als ze inmiddels gehuwd is met Reijer Claeszn. In 1604 verkoopt haar echtgenoot – koopman en makelaar – het huis waar ‘De Drie Groene Hekels’ uithangt.
In 1605 koopt vlaskoper Jan Janszn van Grol het huis. Gezien de naam is het aannemelijk dat Grol – of een andere vlasser – al eerder gebruik maakte van het pand. De naam Hekelveld, gelegen bij de vork waar de Martelaarsgracht overgaat in Spuistraat en Nieuwezijds Voorburgwal en al zo genoemd in officiële stukken begin 17e eeuw, verwijst ook nog naar de oorspronkelijke functie van dit stuk stad.
‘k Wou dat hij op een hete hekel zat
Een hekel is een werktuig dat gebruikt wordt in de touwslagerij. Het bestaat uit een bord, blok of plank met daarop rijen van opstaande metalen pennen waarover men de hennep of het vlas trekt om de bast te splijten, de scheven en korte vezels te verwijderen en de lange vezels te ontwarren tot het een lange, gladde bundel vormt. Daarbij wordt een speciale olie gebruikt.
Meestal gaat het hekelen in drie fasen, van grof naar fijn. De hekelaar slaat een bundel vlas om de hand en haalt het uiteinde ervan telkens over de hekel. Zijn alle onregelmatigheden verdwenen, dan is het vlas geschikt om tot lijnwaad (linnen) te spinnen.
Dat het gaat om een ietwat angstaanjagend gereedschap blijkt wel uit de uitdrukkingen waarin het voorkomt: zo betekent iemand ‘hekelen’ of ‘over de hekel halen’ scherp beoordelen of kwetsen, of dat er kwaadgesproken wordt over de persoon. Als iemand op een hekel zit, is die ongedurig en als er wordt gezegd “’k Wou dat hij op een hete hekel zat!” of “Ik wou dat ze met haar naars op een hekel voer!”, dan mag duidelijk zijn welk ongerief hem of haar toegewenst wordt.
Zijn zakenreizen maakten ze te paard en de vlag ging uit
Textiel loopt als een rode draad door de geschiedenis van dit pand. Daniel des Ruelles Jacobszoon dreef er zijn handel in wollen en katoenen garens. In 1786 werd dit voortgezet door Baarend ter Haar (1766-1828), die een associatie aanging met Eliza en Wilhelmus Lijnslager. Eerst huurde hij het pand van zijn voorganger, maar in 1791 kreeg hij het in eigendom. De koopman was pas 20 jaar toen hij zijn textielbedrijf oprichtte en had dan ook speciale toestemming van de Staten van Holland nodig om zelfstandig zaken te mogen drijven. Hij wist de firma in korte tijd tot grote bloei te brengen en uiteindelijk zou de zaak in garens en manufacturen zich over het gehele rijtje 87-95 uitbreiden.
Twee van Baarends zonen, Joannes en Herman, volgden hun vader op in het bedrijf. Zakenreizen gingen veelal te paard – later per rijtuig en trein – en bij aankomst in een dorp gebeurde het meermaals dat de vlag uitging.
Een andere zoon was de dominee-dichter Bernard ter Haar. Bekend, maar niet door iedereen gewaardeerd. De Tachtigers bestempelden zijn moralistische poëzie als ouderwets, huisbakken en benepen en hij werd dan ook geparodieerd door Cornelis Paradijs (pseudoniem van Frederik van Eeden) in zijn bundel ‘Grassprietjes (Liederen op het gebied van Deugd, Godsvrucht en Vaderland)’.
De garenhandel Ter Haar zat hier 167 jaar
Ergens tussen 1639 en 1694 is het uithangbord van ‘De Drie Groene Hekels’ vervangen door een gelijknamige gevelsteen. Ook bij verkoop van het pand in 1755 – door de schoonvader van Daniel des Ruelles Jacobszn. – is sprake van deze gevelsteen. In 1791 is de ‘drie’ uit de huisnaam verdwenen.
Hoe het precies zit is niet te achterhalen. Wel weten we dat omstreeks 1940 op verzoek van A.E. d’Ailly een gevelsteen is (terug)geplaatst: De groene hekels. Deze d’Ailly, oom van de naoorlogse burgemeester mr. A.J. d’Ailly, was bekend als schrijver van de befaamde Historische Gids van Amsterdam en maakte zich hard voor het terugplaatsen van historisch-verantwoorde huizennamen.
De oorlogsjaren waren moeilijk. De voorraden raakten uiteindelijk uitverkocht en directeur Jacob Everard ruilde breigarens bij boeren voor voedsel voor zijn personeel. Ook zaten er enkele personeelsleden maanden ondergedoken in een schuilplaats.
Na zo’n 167 jaar gevestigd te zijn aan de Nieuwezijds werd de zaak van Ter Haar inclusief de panden in 1953 verkocht aan G. van Wees en Weiss N.V., een textielgrossier in bezit van de Hernhutters.
Zij restaureerden in 1955-1956 de panden, vol trots en historisch besef maar voelde zich 10 jaar later vanwege de slechte bereikbaarheid gedwongen het bezit te verkopen. Aan de beruchte huizenhandelaar Tabak, die de hele boel plat wilde gooien voor een parkeergarage.
Nadat Tabak de panden koopt blijven ze leegstaan tot ze gekraakt en uiteindelijk door een brand grotendeels verwoest worden. Het betekent bijna het eind van de sobere tuitgevel met natuurstenen banden.
In 1978 worden wij eigenaar en in 1985 maakt het pand onderdeel uit van het omvangrijke project Blaeu Erf 2. Helaas bleek de fundering zo slecht dat deze in zijn geheel moest worden vernieuwd. Ook had een groot aantal panden de seizoenen jarenlang zonder kap moeten trotseren. Door het voortdurend inwateren was zwamvorming ontstaan in het gehele complex. Gelukkig kon nog wel veel van het oude baksteenmateriaal worden hergebruikt: een pneumatische bikbeitel schoof als een soort scheerapparaat het cement van de bakstenen, die daarna laag voor laag uit de muur gepeld werden. De schoongemaakte stenen werden bewaard in een pand aan de Nicolaasstraat dat als magazijn gebruikt werd. Alles werd goed gedocumenteerd en opgeslagen zodat de stenen weer vrijwel op dezelfde plek teruggemetseld konden worden.
Tussen de oude bebouwing aan de Nieuwezijds Voorburgwal zijn in de loop van de tijd steeds meer kantoren en drukkerijen van krantenbedrijven verschenen. Gelukkig kon de gevelwand hier haar oude karakter behouden.
Bronnen:
Archief Stadsherstel Amsterdam
Historie Amsterdam
Monumentenstad Amsterdamsche straatnamen geschiedkundig verklaard, Gelder, A. Margaretha van, 1913
Blaeu Erf, het restauratieproject van Stadsherstel, uitgave door Vereniging Vrienden van Stadsherstel, 1984
Delpher
Economisch Archief van Nederland en koloniën, 1939
Ensie
Mens en Monument, 25 jaar Stadsherstel Amsterdam, Jaap Balk e.a., 1981
Stadsarchief Amsterdam Vloeken, een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie, P.G.J. van Sterkenburg
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: G. De Klerk / Stadsherstel
Restauratieaannemer: H.J. Jurriens B.V.