Kloveniersburgwal 14
Kloveniersburgwal 14, AmsterdamDit huis was één van de vier huurhuizen van het Bethaniënklooster, die zij begin 16e eeuw aan de Kloveniersburgwal lieten bouwen. Naar één van de eigenaren van het huis werd een fort in Ghana vernoemd. Ook was Jacob Hooy, van de kruidenwinkel, even eigenaar van ons pand.
Een van de vier huurhuisjes
De Kloveniersburgwal vormde de grens van de derde stadsuitbreiding van Amsterdam, die omstreeks 1425 was gerealiseerd. Aan de stadzijde kwam een muur te staan waar vooral boomgaarden en tuinen van diverse kloosters aan grensden, en soms ook huisjes die de kloosters verhuurden. Ook op ons erf stond een huisje, in dit geval van het spinhuis van het Bethaniënklooster.
Dit vrouwenklooster werd bij de alteratie in 1578 geconfisqueerd door de stad. Zij verkochten in 1590 hun huis nummer 4 aan Pieter Rodingh, toentertijd o.a. handelaar in huizen. Dit ‘getimmert’ is 20 voet breed en 28,5 voet diep met een leeg erf van 20 voet maal 24 voet. Pieter Rodingh koopt ook het naastgelegen ‘getimmert’ en erf, nummer 5. Aan de overzijde, waar nu de Klovenierssteeg koopt hij ook een erf, en de steeg wordt enige tijd de Pieter Rodingssteeg genoemd.
Zijn kleinzoon, Dr. Albert Coenraads Burgh (1593-1647), oud- burgemeester en raad van Amsterdam, woont tot 1639 in ons huis, dat hij erfde. Dat waren de bierbrouwer Coenraad Matthijsz. Burgh en Brechte Pieter Rodingsdochter. Albert kreeg als kind, na de dood van zijn opa al een toelage van 43 gulden per jaar. Na zijn studie vestigde hij zich in 1618 als geneesheer in Amsterdam. Hij trouwde met Anna Wolphaerts van Diemen.
Fort in Ghana vernoemd naar Dr. Albert Coenraads Burgh
Albert C. Burgh was een belangrijk man en meerdere malen burgemeester, hij staat afgebeeld op een schuttersstuk. En hij was ook gezant. Zo vertrok hij in 1629 naar Denemarken, omdat de koning van Denemarken de tol in de Sont en op de Elbe had verhoogd. In 1631-1632 maakte hij een reis naar Moskou, als gedeputeerde in de Staten-Generaal van de Nederlanden, om te proberen van Tsaar Michael I van Rusland een graanmonopolie voor de Republiek te verkrijgen.
In 1638 werd Burgh samen met drie andere Amsterdamse burgemeesters geportretteerd door Thomas de Keyser. Het schilderij verbeeldt het moment dat zij het bericht ontvingen dat Maria de Medici in aantocht was. Burgh verkocht haar de beroemde rozenkrans, die door Piet Hein in Salvador was veroverd.
Daarna schonk zij een schilderij van zichzelf met de rozenkrans, dit sierde enige tijd het stadhuis. Deze burgemeesters namen het besluit het oude stadhuis te vervangen door het exemplaar op de Dam. Albert was ook bewindhebber van de West-Indische Compagnie (het fort Coenraadsburg in Ghana is naar hem vernoemd). Albert stierf op 24 december 1647 in Novgorod tijdens een nieuw gezantschap en werd herbegraven in de Oude Kerk. De broer van Albert, Abel, kocht in 1622 een ander Stadsherstelmonument; het tegenwoordige De Pintohuis.
De slager voor alle kameraden
Albert verkoopt in 1639 het huis aan Cornelis Felt. Het wordt dan “de Granaetappel” genoemd. En in 1737 wordt het ook nog een tijdje “De leeuw zonder hoofd” genoemd. In 1742 wordt het pand bewoond door Lakenkoopman Jan Bijvoet. In 1754 verkopen de erfgenamen van Felt het huis aan Cornelis Kleerbesem. Het wordt dan nog steeds “de Granaetappel” genoemd en is het 2e huis van de hoek met de Koestraat. Kleerbesem laat het verbouwen tot twee huizen onder één dak : De Granaatappel en de Orangeappel.
In 1778 verkopen de erfgenamen van Kleerbesem de huizen aan Jacob Hooy. Datzelfde jaar verkoopt hij ons pand door aan de apotheker Johan Diedrich Snethlage. Deze laat in 1795 een extra verdieping bouwen. In 1851 wordt het huis bewoond door de apotheker J.H. Knoops en van 1864 tot 1879 door de apotheker J. Berman. In 1897 vraagt de weduwe Berman toestemming voor de verbouwing van de onderpui. In 1925 is de apotheker J.D. Jeltes er gevestigd. En vanaf 1931 de slagerij van B. de Wilde, sinds 1936 genaamd ‘De Friesche Slagerij’. Tijdens W.O. II werd onder bewindvoerder W. Breedveld in ‘De zwarte soldaat’, het blad van de WA (de militaire tak van de NSB), geadverteerd met de leus ‘De slager voor alle kameraden’.
Een van Amsterdams oudste winkels
Jacob Hooy (1722-1788) is dus even eigenaar van ons huis geweest, maar langere tijd van het buurpand, waar hij een winkel begon. Jacob werd geboren in de Amsterdamse Lange Leidsedwarsstraat. In 1743 opende hij een kruidenkraam op de Amsterdamse Nieuwmarkt. Als hij getrouwd is met Dina Roosevoort in 1747,verhuizen ze naar de Barndesteeg waar hij een winkel begint. Dat is vlakbij de plek die bijna een eeuw eerder door de ‘Edele Heren van den Gerechte’ was aangewezen als Amsterdams enige medicinale kruidenmarkt: het stukje Kloveniersburgwal tussen Barndesteeg en Koestraat, bij de Nieuwmarkt. De hoveniers van Rijnsburg, Noordwijk en Hillegom werd toegestaan hier hun geneeskrachtige kruiden te verkopen.
In 1778 begint Hooy een winkel aan de Kloveniersburgwal 12. Zijn zoon Hendrik, geboren in 1751, trouwde in 1779 met Alida Duijndam, dochter van een belangrijke kruidenkweker uit Noordwijk en vanaf die tijd werden de Noordwijker kruiden ook hier verkocht. Jacob Hooy is één van de oudste nog functionerende winkels in Amsterdam en beroemd om zijn historische interieur.
Het lijkt alsof dit winkelinterieur sinds 1778 onveranderd is gebleven. Boven de toonbank prijkt een dubbele houten slang, symbool van Asklepios, de Griekse god van de geneeskunde. Er is een bascule uit 1706 en één uit 1743, met diepe koperen schalen. Ook zijn er twee koperen vijzels, uit 1691 en 1704 met het opschrift: ‘Amor vincit omni’ oftewel ‘Liefde overwint alles’.
Opmerkelijk aan dit monument, met gevel van rond 1800, is dat in het voorhuis de balklaag van vóór naar achter loopt, in de richting van de grootste overspanning. Dit is ook bij de buren, nummers 12 en 10 (Jacob Hooy) het geval. Het moeten dus nog overblijfselen zijn van het ondiepe dwarshuis met vier woningen van het klooster. Nummer 12 heeft nog de gotische balklagen boven de begane grond en 1e verdieping, alsmede de middeleeuwse kap.
Tijdens de restauratie van ons pand zijn nog meer interessante vondsten gedaan. De balken waren onderdeel van een houtskelet; er zijn sporen gevonden die verwijzen naar een dakhuis dat voorkomt op de beroemde plattegrond van Amsterdam van Cornelis Antonisz. uit 1544. Nadat de binnenmuur tussen voor – en achterhuis van zijn betimmeringen was ontdaan, kwam een zeventiende-eeuwse achtergevel tevoorschijn, uitgevoerd in schoon metselwerk met restanten van schuiframen. Van de houten kolommen (standvinken) was er helaas maar één die de voorafgaande restauraties had overleefd.
Bij de restauratie zijn de balklagen in het zicht gebracht; de standvink en één van de schuiframen in de tussenmuur zijn door planwijzigingen tijdens de bouw gehandhaafd en hersteld. De 19e-eeuwse onderpui met imitatie brute natuursteen is als vertegenwoordiger van zijn periode ook gehandhaafd.
Door deze restauratie is er een bruikbaar en mooi pand ontstaan waarin de resultaten van vijf eeuwen bouwen zichtbaar zijn gemaakt.
Bronnen:
Winkelstories.com
Jacob-hooy.nl Het Bethaniënblok van Amsterdam (Simon van Blokland/Frans Duivis)
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Beckering van Loenen & Roth
Restauratie aannemer: Aannemersbedrijf J.M. Putter