Keizersgracht 62
Keizersgracht 62, AmsterdamOmstreeks 1660 laat de doopsgezinde koopman Jan Pietersz Neckevelt het huidige woonhuis Keizersgracht 62 bouwen. Sindsdien wonen er kapiteins, kooplieden, een scheepsmakelaar, een arts en bekende families zoals Bunge die er de basis legt voor de gelijknamige multinational. Later wordt het pand gebruikt als boekenmagazijn en – na een zeer grondige restauratie – als muzieklyceum en nu als Euro Business Center.
Gebouwd in de stijl van het Hollands Classicisme
In 1616 wordt hier een zeer eenvoudig huis gebouwd, in 1647 huurt een welgestelde weduwe, Maria Ruychaver Maartensdr. dochter van een Haarlemse burgemeester het huis. Zij was getrouwd met koopman Jan Gerritsz Meerman, die onder meer zaken doet in het Caribisch gebied. Hij weet de latere zeeheld Piet Hein vrij te krijgen uit diens gevangenschap in Cuba. Als Maria overlijdt, wordt het huis verkocht aan Jan Pietersz Neckevelt en diens schoonzoon.
Neckevelt is een afstammeling van de fanatieke doopsgezinde familie Hooghsaet en handelt onder meer in tulpen. Hij laat het oude huis deels afbreken en bouwt het huidige huis in de stijl van het Hollands Classicisme. Na jaren van verhuur wordt het in 1742 verkocht aan oud-schipper Frans van Neck die het ook gaat bewonen.
Frans van Neck is voormalig kapitein van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie. Hij maakte diverse reizen naar ‘de Oost’, onder andere met de Coxhoorn en fluitschip de Goudriaan. Tijdens zijn laatste verblijf in Batavia is hij wellicht aan de dood ontsnapt, want het rommelt in 1740 op het eiland Java. Drie weken voor zijn vertrek is hij (vrijwel zeker) getuige van één van de bloedigste episodes van de VOC: de opstand der Chinezen en de daaropvolgende massamoord.
Een inboedel met juwelen, goud- en zilverwerk, ‘rariteiten’ en Oost-Indische Porceleinen
In 1784 wordt het huis verkocht aan de 40-jarige Pieter Ruurds, scheepsmakelaar en cargadoor uit Enkhuizen. Ruurds is zijn carrière begonnen als schipper op het kofschip Juffrouw Blok. Hiermee zeilt hij naar Porto (zout, wijn, olie en kurk), Riga en Dantzig (hout). Omstreeks 1770 begint hij met zijn zwager Thomas Asma de firma Asma en Ruurds, die zich voornamelijk bezighoudt met de verkoop van schepen in het Nieuwezijds Heerenlogement aan de Haarlemmerstraat. Nu het West Indisch Huis van Stadsherstel. De zaken gaan goed. Met name het jaar 1782, waarin ze veertien schepen verkopen met een gezamenlijke waarde van ƒ 244.000,-. Pieter Ruurds heeft dan geld genoeg de Keizersgracht 62 te kopen, met het oog op zijn uitbreidende gezin. Helaas sterven één jaar later zijn pasgeboren dochter en vrouw.
Als zijn zoon 13 is overlijdt Ruurds op 52-jarige leeftijd. Thomas Asma treedt op als voogd van zijn neef. Hij geeft enkele makelaars opdracht de ‘nette en zindelyke’ inboedel van zijn overleden zwager verkopen. Een inboedel met ‘moderne Mahonyhoute, Nooteboome en andere Meubelen’, juwelen, goud- en zilverwerk, schilderijen, ‘rariteiten’, en een ‘groote party oude blauwe gecouleurde Oost-Indische Porceleinen’, zo prijst de Amsterdamsche Courant aan. Als het huis leeg is verhuurt hij het.
Bunge & Co groeit uit tot een multinational
In 1811 wordt Johann Peter Gottlieb Bunge de nieuwe huurder; de grondlegger van het Bunge-imperium. Veertien jaar woont hij er met zijn vrouw en negen kinderen. Bunge, geboren in 1781 in het Duitse Remscheid, vertrekt op zeventienjarige leeftijd naar België waar hij in verschillende handelshuizen werkt. Als toezichthouder op een zeilschip reist hij onder meer naar Martinique, maar zijn pogingen om handel te drijven mislukken.
Na dit avontuur vestigt hij zich in Amsterdam waar hij in 1804 samen met twee vennoten het handelshuis Bunge, Reusch & Co opricht. Hij is dan pas 23 jaar. Negen jaar later wordt het ontbonden, want het zijn moeizame tijden voor nieuwe Amsterdamse handelshuizen. De internationale concurrentiepositie is verslechterd. Door verzanding hebben grote schepen steeds meer moeite de Amsterdamse haven te bereiken. Maar vooral het Napoleons continentaal stelsel, dat handel met Engeland verbiedt, heeft een desastreus effect op de Amsterdamse economie.
Na de val van Napoleon richt Bunge in 1818 het handelshuis Bunge & Co op. Het bedrijf groeit, mede door de aanleg van het Noord-Hollands kanaal in 1824. Tweehonderd jaar later is Bunge & Co uitgegroeid tot een graangigant. Een multinational met een omzet van bijna 58 miljard dollar (2014), 35.000 werknemers (2013), vierhonderd fabrieken en kantoren verspreid over veertig landen.
Erelid van genootschap dat zorgde voor het einde van de pokken
Van 1901 tot 1911 is Jakob Coenen bewoner van de Kiezersgracht 62. Hij wordt in 1888 benoemd door de Burgemeesters en Wethouders van Amsterdam tot geneeskundige, belast met de behandeling van behoeftige zieken buiten de gasthuizen.
Jakob Coenen was, behalve een gewaardeerd arts en ‘beminnelijke man’, tevens erelid van het Amsterdamsch Genootschap ter bevordering der Koepok-Inenting voor minvermogenden. Dit genootschap wordt in 1803 is opgericht – vijf jaar nadat de Schotse plattelandsarts Edward Jenner zijn vinding wereldkundig had gemaakt. Jenner ontdekt dat het inenten met het koepokkenvirus – een ongevaarlijke rundveeziekte – de mens effectief beschermt tegen pokken. Vandaar het woord ‘vaccinatie’ (koe betekent ‘vacca’ in het Latijn).
Het nieuws van de koepokinenting verspreidt zich razendsnel. In de Bataafse Republiek wordt vaccinatie het paradepaardje van de Verlichting. Pokken is dan, naast ouderdom, doodsoorzaak nummer één, met name onder het armere deel van de bevolking.
Na aanvankelijk verzet vanuit religieuze hoek, wordt vaccinatie in de loop der jaren verplicht. Zo krijgen Amsterdamse kinderen vanaf 1872 alleen toegang tot openbaar of bijzonder onderwijs als ze een pokkenbriefje kunnen laten zien. In 1951 sterft er voor het laatst iemand aan pokken in Nederland.
Welgestelde vrouwen komen op voor Nederlandse Huisvrouwen
Tussen 1911 en 1919 woont het echtpaar Diederik ten Bosch en Jacoba Blaauw op het adres. Diederik, zoon van een marinecommandant, is agent van de firma Küppersbusch, producent van handgemaakte ovens op kolen.
Vanwege de Eerste Wereldoorlog is er schaarste. Met name aan aardappels is een tekort. Op donderdag 28 juni 1917 zwerven groepen volksvrouwen in de Jordaan langs pakhuizen aan de grachten op zoek naar aardappelen. Als ze op de Prinsengracht een schuit met tweehonderd zakken aardappels ontdekken, wordt die geplunderd. Het begin van de Aardappeloproer. De onlusten kosten aan zes mensen het leven en er zijn honderden gewonden.
Het lot van de huisvrouwen die uren moeten wachten voor voedsel laat Jacoba niet onberoerd. Ze besluit actie te ondernemen en gaat, samen met een groep welgestelde vrouwen, deel uitmaken van een Vrouwencomité voor de Distributie. Dit comité zet de gegevens van de verschillende distributiebureaus op een rij, om zo ‘een overzicht te verschaffen van de beschikbare voorraden levensbehoeften en om aan de hand daarvan de Nederlandse huisvrouwen zo volledig mogelijk in te lichten en zo nodig een doelmatige aanwending en een zuinig verbruik van verschillende artikelen te bevorderen’. Jacoba zal later ook deel uitmaken van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen.
In 1920 krijgt Keizersgracht 62 een nieuwe huurder: de Rooms Katholieke Boek-centrale breidt zijn magazijn uit, nadat die in 1916 was gestart in het naastgelegen pand Keizersgracht 64. Vanaf dat moment loopt de geschiedenis van de twee panden synchroon. Beide grachtenhuizen worden in 1962 gekocht door Stadsherstel.
Maar het in Hollands Classicisme opgetrokken huis, met doorlopende pilasters over de hele gevel, klauwstukken met fruitmotieven in de top, siervazen op de hoek-pilasters en een gevel met een gebogen fronton is niet meer wat het was. Gebouwd in 1660 voldeed het destijds aan de nieuwe, deftige levensstijl, waaraan de steeds rijker wordende heersende elite behoefte had. De stijl is in die tijd de belangrijkste bouwstijl in de Noordelijke Nederlanden: ingetogen, afstandelijk, maar ook imposant. Maar na enkele honderden jaren is het pand in verval geraakt.
Zo werd het in 1971 ingrijpend door ons gerestaureerd. Na de restauratie, die bijna twee jaar duurt, zijn beide huizen uit de as herrezen. Na de oplevering op 1 mei 1973, neemt het Muzieklyceum zijn intrek. In 1986 verhuist het Sweelinck Conservatorium, zoals het Muzieklyceum in 1976 gaat heten, naar de Van Baerlestraat. Sindsdien is Euro Business Center de nieuwe huurder.
Bronnen:
Wij hebben dankbaar gebruik gemaakt van het onderzoek dat Arnold Korporaal verrichte in opdracht van Euro Business Center, huurder van Keizersgracht 62, 64 en het tuinhuis.
Stadsarchief Amsterdam