Kasteel Nederhorst den Berg
Slotlaan 4, Nederhorst den BergVan woonkasteel met verdedigingsfunctie tot buitenplaats met grandeur en van ruïne tot kantoorpand; kasteel Nederhorst was het in de loop der eeuwen allemaal. Na een grote brand in 1971 denken velen dat dit het einde van het kasteel betekent. Een groot deel van het kasteel gaat verloren, inclusief het volledige archief en een unieke uurwerk- en kunstverzameling, waaronder ook een Jacob de Wit schildering. Maar het kasteel wordt volledig gerestaureerd en doet nog lang dienst als kantoor, tot dit geen haalbare kaart meer blijkt. In 2022 wordt Stadsherstel officieel eigenaar van haar eerste kasteel met de bedoeling de woonfunctie na restauratie terug te brengen.
Het begon met een houten kapelletje
Rond 780 wordt op een horst in een onherbergzaam gebied een houten kapelletje gesticht. Het is het begin van de nederzetting Werinon; gelegen op een centraal punt in een wijde meander van de rivier de Vecht.
Nabij de nederzetting wordt in 1301 de eerste burcht gebouwd. Nederzetting en kasteel bevinden zich op de grens tussen Graafschap Holland en Het Sticht Utrecht, een strategische plek aan de rivier de Vecht met haar handelsverkeer en lucratief vanwege de ontginningen en tolheffingen. Het grondgebied zal in de loop der tijd nu eens tot Utrecht en dan weer tot Holland behoren, tot het in 1819 uiteindelijk bij Noord-Holland wordt gevoegd.
Het kasteel draagt aanvankelijk de naam ‘Ter Horst’ en vanaf 1381 ‘Nederhorst’. De oorsprong hiervan is niet met zekerheid te zeggen. Een verklaring is de ligging in het ‘neder-quartier’ van Utrecht, terwijl zich in het ‘opper-quartier’ nabij Rhenen tot 1528 een kasteel Hoogerhorst bevond.
Meer lokaal is sprake van een langgerekt stuifduin uit de laatste IJstijd die twee heuvels omvat: ‘Den Berg’, waarop de kapel en de nederzetting zijn gebouwd en waarnaar het dorp vernoemd wordt en de – lagergelegen – horst waarop het kasteel staat. Eind 17e eeuw worden de namen van dorp en kasteel gecombineerd: ‘den Berg tot Nederhorst’.
Ter verdediging van de bezittingen
Het kasteel is in 1301 gebouwd door ‘knape’ Alfer Baron van Wulven, die het ‘huys’ opdraagt aan zijn leenheer, in ruil voor bescherming. Van Wulven is in die tijd een bekende naam in de regio. Het gezag, waaronder de rechtspraak en de inning van belastingen, lag in handen van dit vooraanstaande ministerialengeslacht en ook had zij grote belangen in de ontginningen van het moerassige gebied. Het was een ruwe en instabiele tijd vol vriendjespolitiek en conflicten, zeker voor degenen met bezittingen en macht. Niet vreemd dat de Van Wulvens behoefte voelden aan een verdedigingswerk tegen vijandelijke aanvallen. Alfer zelf moet nog een kind zijn geweest toen de eerste bouwplannen rond 1280 vorm begonnen aan te nemen: vermoedelijk werd hij rond 1275 geboren. Zijn vader zal waarschijnlijk dan ook de initiator van de bouw zijn geweest.
Uit ons bouwhistorisch onderzoek komt naar voren dat het kasteel van oorsprong waarschijnlijk een drie-zalen complex is geweest. Zo is in de zuidgevel historisch muurwerk aangetroffen dat doet denken aan een ‘donjon’. De muurbreedte van circa vijf meter is echter te klein voor een woontoren, die over het algemeen muren van minstens 8 meter breed hadden.
Het type ‘compact zaaltorenkasteel’ werd samengesteld uit meerdere bouwdelen en bood meer comfort, wat het interessant maakte voor de lage adel, die zich iets meer kon veroorloven dan een eenvoudige woontoren.
Alfer I tot en met VII
Alfer zal later zijn ‘riddersporen’ verdienen en zijn naam veranderen in Van der Horst. Na het overlijden van Alfer wordt zijn zoon, zo’n 19 jaar oud, omstreeks 1335 eigenaar van het kasteel. Hij sneuvelt tien jaar later, op het slagveld bij Stavoren in de strijd om Friesland van Willem IV. Daarmee wordt Alfer III eigenaar, slechts vijf jaar oud. Hij geniet veel aanzien tijdens zijn leven, onder andere als vooraanstaand lid van het Ridderschap van Utrecht.
Alfer VI tenslotte behoort tot de laatste generatie Van der Horst die het kasteel bewoont. Alfer VII erft het kasteel wel, maar bewoont het niet. Als hij ongehuwd en kinderloos sterft, gaat het kasteel naar broer Dirk. Het kasteel blijft tot 1579 door vererving binnen de familie Van der Horst: een periode van ruim 250 jaar.
Hoe het kasteel er tot die tijd uitziet is grotendeels onbekend. Vermoedelijk had het min of meer de huidige afmetingen, hoewel het mogelijk is dat een deel een ommuurd binnenplein is geweest. In elk geval mag het zich sinds 1536 ridderhofstede van de heerlijkheid Utrecht noemen. Om hiervoor in aanmerking te komen moest het gebouw omgeven zijn door een slotgracht en beschikken over een ophaalbrug en bijgebouwen.
Door de rivier te verleggen kon de kasteelheer tol heffen
In 1579 wordt Jonkheer Ridder Goert van Reede tot Saesveld, gehuwd met Geertruid van Nyenrode, eigenaar van het kasteel met landerijen. In totaal zeven generaties van deze machtige oude familie zijn kasteelheer en -vrouwe van Nederhorst. Kleinzoon Godaert van Reede geeft het huis rond 1630 in grote lijnen zijn huidige vierkante verschijningsvorm, met op iedere hoek een zeskantige hoektoren en omgeven door een slotgracht.
Fragmenten van het oude kasteelcomplex zijn opgenomen in het muurwerk van de zuidwestelijke gevel en zijn nog altijd zichtbaar. De voorgevel krijgt een symmetrisch aanzicht en hoewel het kasteel geen verdedigingsfunctie meer heeft, geven de torens het karakter van een versterkt slot. De tuinen krijgen een Renaissance karakter.
Ook geeft Van Reede in deze tijd opdracht tot het graven van de Rheedevaart direct ten oosten van het kasteel. Hierdoor vaart nu alle scheepvaartverkeer langs het kasteel en kan de kasteelheer tol heffen. Deze Nieuwe Vecht is in 1971 weer gedempt.
Bij de familie Van Tuyll van Serooskerken blijft het kasteel 87 jaar in bezit. Godard Willem van Tuyll van Serooskerken verbouwt en moderniseert het rond 1700 ingrijpend tot buitenplaats. Zo wordt de voorgevel verrijkt met een monumentale ingangspartij in Lodewijk XIV stijl met daarboven een balkon. Ook wordt het kasteelterrein inclusief de oprijlaan classicistisch van opzet met een as van symmetrie.
Het lusthof kwijnt weg tot het rijp lijkt voor sloop
In de jaren daarna doet het kasteel vooral dienst als buitenplaats. In de zomer ontvluchtte de elite de stad met haar stinkende grachten en verbleef men in imposante lusthoven buiten, waar ze konden jagen, musiceren, wandelen in hun aangelegde tuinen en waarmee ze hun gasten konden imponeren.
Nederhorst was zeker ook een buitenplaats met grandeur. Alleen al de bel-etage was meer dan 400 vierkante meter groot, verdeeld over zes zalen – waarvan de meeste met schouw – en vier torenkamers. Op de eerste verdieping bevonden zich de slaapkamers van het gezin en voor de gasten. De slaapvertrekken voor het personeel bevonden zich op zolder en in het souterrain, waar ook de keuken en voorraadkamers waren.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het kasteel bewoond door derden die door oorlogsschade geen woning hebben. Na de oorlog raakt het kasteel verwaarloosd. Een investeringsmaatschappij koopt het kasteel, maar van de plannen komt niets terecht en het huis raakt zodanig in verval dat het onbewoonbaar en in feite rijp voor de sloop is. Op vele plaatsen kan men door het dak en de vloeren kijken en in het hout- en metselwerk groeien zwammen.
Een verwoestende brand als de restauratie voltooid is
Het is eind 1959 de huisarts van de heer Jan Lourens Jonker – fervent verzamelaar van klokken en uurwerken waarvoor hij een geschikte locatie zoekt – die hem tipt: “Ik heb een kasteel voor je!” Nadat zij de huisbewaarder een ‘riks’ (Rijksdaalder, Ƒ2,50) geven, mogen ze het terrein op om een kijkje te nemen en Jonker is verkocht.
Met gebruik van oude bouwmaterialen restaureert hij het kasteel en de bijgebouwen. Maar net als de restauratie vrijwel voltooid is, breekt in 1971 een grote brand uit in een van de ruimtes die dan als kantoor in gebruik is. Het complete dak inclusief de torenspitsen en een groot deel van de vloeren, kozijnen en luiken wordt verwoest. Behalve het metselwerk blijft er vanaf de eerste verdieping vrijwel niets gespaard van het kasteel. Ook de unieke uurwerkverzameling gaat verloren én het gehele eeuwenoude archief, inclusief een kist vol grote, zeer belangrijke stukken, die net een jaar eerder vanuit het centraal archief in Den Haag naar het kasteel was teruggebracht.
Maar de eigenaar geeft niet op. Binnen een week is het kasteel alweer voorzien van een nooddak om verdere schade zoveel mogelijk te voorkomen. En vervolgens wordt het kasteel, inmiddels overgedragen aan de door Jonker opgerichte Harmine Wolters-Stichting, opnieuw gerestaureerd. Twee jaar later in 1973 is de restauratie voltooid.
Een ‘Witje’ ging verloren bij de brand
Voor de brand van 1971 bevond zich in de salon van het kasteel een ‘Witje’. Op het schoorsteenstuk ‘Allegorie van Bacchus’ waren een geit en vijf spelende putti (mollige kinderfiguurtjes, over het algemeen mannelijk en naakt) met muziekinstrumenten afgebeeld. Ook stond er een grote tuinvaas met druiven op: het schilderij stond in het teken van wijngod Bacchus.
Dit schoorsteenstuk ging bij de brand helaas geheel in vlammen op. Door welk van de eigenaren het geplaatst is, is ons niet bekend. Dit kan gebeurd zijn tijdens een van de diverse verbouwingen of restauraties, in de periode van halverwege de 18e eeuw tot zelfs de 20e eeuw, toen de heer Jan Lourens Jonker eigenaar werd, aan toe.
Mogelijk is het ‘Witje’ afkomstig van Keizersgracht 444-456. Nadat het kasteel lange tijd in bezit is geweest van adellijke Utrechtse families verkocht Jan Arend Godert de Vos van Steenwijk het kasteel in 1774 namelijk aan de Amsterdamse bankier John Hope, destijds een van de meest gefortuneerde mannen van Europa. Zijn vader Thomas heeft in 1758 voor zijn bankiershuis Hope & Co het riante pand aan de Keizersgracht verworven, waarvoor de vorige eigenaar een aantal schilderingen had laten vervaardigen door Jacob de Wit. Mogelijk behoorde deze schildering hiertoe en is die herplaatst in het kasteel.
Hopelijk wordt de oorspronkelijke ontwerptekening van Jacob de Wit nog gevonden, of kunnen aan- of verkoopgegevens in veilingcatalogi opheldering geven voor wie Jacob de Wit dit verloren gegane ‘Witje’ ooit schilderde.
Bij de restauratie na de brand is op de schouw een nieuw ‘Witje’ geschilderd: de ‘Allegorie op de lente’.
Sinds maart 2022 is Stadsherstel officieel eigenaar van haar eerste kasteel! Na jaren van gebruik als kantoorruimte brengt Stadsherstel in goed overleg met de voormalige eigenaar, de Harmine Wolters Stichting, de woonfunctie terug, zoals die er oorspronkelijk was in het vroeg 14e eeuwse kasteel.
Op deze manier kan Stadsherstel ervoor zorgen dat dit unieke erfgoed behouden blijft voor komende generaties. Diverse onderdelen van het kasteelcomplex waaronder het koetshuis, een schuur, de parkaanleg, het toegangshek, de tuinvazen en toegangsbruggen hebben een monumentale status.
In het kasteel en de bijgebouwen op het terrein worden betaalbare huurwoningen gerealiseerd. Stadsherstel verbouwt het complex in fasen: In de eerste fase worden in het hoofdgebouw (het kasteel zelf) 14 appartementen en twee publiekstoegankelijke ruimtes gemaakt. Ook worden in deze fase drie sociale woningen in de monumentale schuur gerealiseerd.
Het toegankelijk houden van monumenten is onderdeel van de missie van Stadsherstel. Dankzij deze semiopenbare ruimtes in het kasteel en het beter toegankelijk maken van een deel van de tuin voor het publiek wordt het kasteel weer meer onderdeel van de gemeenschap.
Stadsherstels insteek bij restauraties is: behoud en herstel van het monument gaat vóór vervanging. Bij de restauratie zal dan ook zoveel mogelijk de bestaande ruimte-indeling en oorspronkelijke materialen aangehouden worden. Alleen als het nodig is voor de nieuwe woonfunctie zullen ingrepen – mits passend binnen de culturele waarde – gedaan worden.
Over het kasteel en het ontstaan van Nederhorst den Berg is door prof. dr. Els N.G. van Damme een boekje geschreven waaraan wij bijgedragen hebben.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
De Adellijke Stichting van Nederhorst den Berg in de vroege Middeleeuwen (themanummer van de Historische Kring), prof. dr. Els N.G. van Damme, 2021
Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Oudheden, geöpent, opgeheldert en wydlopig beschreven (deel 5), Matthaeus Brouërius van Nidek, R.G. en Isaak le Long, MDCCLXXI (1771)
Joost de Vree (website)
Kasteel Nederhorst (website)
Molendatabase
Tussen Vecht en Eem, 1993
Weekblad van Buiten
Aan dit project werken mee:
Bouwhistoricus: Monumenten Advies Bureau
Architect: Verlaan & Bouwstra architecten
Constructeur: Constructiebureau de Prouw
Adviseur ruimtelijke ordening: Rho adviseurs voor leefruimte bv
Adviseur bouwfysica, installaties en brandveiligheid: B&I ontwerp en advies
Adviseur asbest: Van Santen Advies
Adviesbureau energiebesparing: Energielabel Holland
Landschapsarchitect: Stichting In Arcadië
Ecologie: Arda Adviesbureau voor natuur, cultuurhistorie en planontwikkeling
Verhuur: JJ&B, verhuur en beheer
Samenwerking:
Het project wordt ontwikkeld in samenwerking met de Godard Stichting en de vorige eigenaar van het kasteel, de Harmine Wolters Stichting
Gemeente Wijdemeren
Provincie NH (Subsidie onderzoek duurzaam hergebruik monumenten)