Historische stal van de Engelbertha hoeve
Hoge Morsweg 140, LeidenToen de laatste boer de in verval geraakte hoeve ‘Welgelegen’ verliet had hij niet kunnen vermoeden dat die zou uitgroeien tot mogelijk de bekendste horecagelegenheid van Leiden: de Engelbertha hoeve. Vernoemd naar uitbaatster Engelbertha Favier, die er het eerste decennium de (tafel)lakens uitdeelde, is het vervolgens maar liefst 30 jaar liefdevol geleid door het echtpaar Arslanagic. Om de boerderij waar zij al die tijd zo goed voor gezorgd hebben te kunnen behouden zochten zij contact met Stadsherstel. Nu worden er 11 appartementen opgeleverd op dit prachtige stekje aan de Oude Rijn.
Hergebruik van materialen maakt het lastig om de bouwhistorie te achterhalen
Vermoedelijk dateren de oudste resten van hoeve ‘Welgelegen’ uit de 17e eeuw. Dit geldt voor het woongedeelte, de wagenschuur en mogelijk ook voor de lage stal aan de rechterzijde, al is dit niet met zekerheid vastgesteld. Het pleisterwerk op de gevels van deze stal bedekt het onderliggende metselwerk en eventuele andere bouwsporen. Sommige balken in de stal zijn vermoedelijk 18e-eeuws, maar omdat ze voorzien zijn van een kleine kraal, is het waarschijnlijk dat deze hergebruikt zijn vanuit een andere ruimte. Bij het onderhoud van boerderijen worden vaak materialen hergebruikt, dit maakt het soms lastig om de ouderdom en bouwhistorie te bepalen.
Zeker is dat de lage stal er al staat in 1832 als de opvallende en zeldzame T-vorm voorkomt op de kadastrale kaart. Het pand is dan eigendom van de vermogende Amsterdamse grootgrondbezitter Andries Stadnitski (1782-1839), zakenman bij het door zijn vader opgerichte bankiershuis Stadnitski & Van Heukelom, Amsterdams eerste handelaar in Amerikaanse effecten en landerijen.
Na de Franse bezetting vertrekt Stadnitski uit Amsterdam naar Buitenplaats Rhijnhof. De nabijgelegen boerderij wordt door hem verpacht. Na zijn overlijden laten zijn weduwe Suzanna van Heukelom – inderdaad, de dochter van zijn zakenpartner – en kinderen alle bezittingen veilen in ‘t Heerenlogement in Leiden.
In de jaren van leegstand raakt de hoeve in verval
In 1839 wordt Jan Pieterszn van Egmond eigenaar van de boerderij en bijbehorende landerijen, die hij verpacht tot 1858 waarna hij er zelf gaat wonen. Na hem volgen nog vier generaties Van Egmond, tot de laatste vertrekt in 1977.
De gemeente Leiden heeft het Morsgebied inmiddels overgenomen van Oegstgeest en heeft interesse in de grond voor woningbouw, maar Arie van Egmond gaat pas akkoord als ook de opstallen worden overgenomen. Uiteindelijk koopt de gemeente hem uit, zonder zich verder te bekommeren om de opstallen. Nog enige tijd mag het gezin er blijven doorwerken, zonder pacht te betalen; dan vertrekken boer Arie, vrouw en jongste zoon Leen naar een woonboerderij in Zoeterwoude. Daarmee komt een eind aan een eeuwenlang boerenbedrijf.
De volgende dag reeds blijkt de boerderij gekraakt door een buurjongen die de wacht houdt met zes bouviers en herdershonden. Daarna volgen jaren van leegstand en verkrotting. Veel gaat verloren in die periode. Zo worden de wit met blauwe oudhollandse tegeltjes van de schouw in de koepelkamer geroofd en de steen die de andere zoon, Jan, ooit heeft aangetroffen in de tuin met daarop het jaartal 1666 (mogelijk een overblijfsel van de eerste bebouwing), raakt spoorloos.
“Niks daarvan, ben je nu helemaal! Je noemt het de Engelberta hoeve en daarmee uit!”
Uiteindelijk zorgt het verval ervoor dat de beoogde projectontwikkelaar zich terugtrekt. En dan is daar het echtpaar Favier dat hier hun droom wil verwezenlijken: een gerenommeerde horecagelegenheid. Ooit begonnen als piccolo in het Scheveningse Grand Hotel, heeft Bram Favier inmiddels naam gemaakt met hotel-restaurant ‘Nieuw Minerva’, samen met zijn vrouw Engelberta ‘Engeltje’ Favier-Zandbergen.
Engeltje, een lieflijke bijnaam voor een stevige persoonlijkheid en geduchte zakenvrouw: als een ware veldheer, met vele ogen in de rug, deelde Engelbertha haar commando’s uit en was je het niet eens met haar handelswijze? Dan waren er genoeg andere horecagelegenheden. Het leverde haar bij opposanten het imago op van ‘kenau’, maar zelf zat ze daar niet mee, alles voor de klant: “Je moet in zo’n bedrijf niet aan jezelf denken”.
Onvermoeibaar en met zeer veel hart voor de zaak – “het houdt je jong” – begonnen zij aan dit nieuwe avontuur. Een grote verbouwing, door aannemersbedrijf Du Prie, volgt en in september 1981 is de opening van de Engelbertha hoeve: “Ik wilde het nieuwe restaurant zoiets als Morsrestaurant of Rijnoever noemen. ‘Niks daarvan, ben je nu helemaal!, riep mijn schoonzoon uit. ‘Je noemt het de Engelberta hoeve en daarmee uit! Mijn schoonzoon is dus de naamgever geweest en ik ben met die naam best wel in m’n sas. De Hoeve, dat ben ik.”
“We worden nog altijd herkend als we door Leiden lopen”
Menig trouwerij werd gevierd in de Engelbertha hoeve, waaronder in 1983 die van de in voormalig Joegoslavië (Kroatië) geboren Aldo en de Nederlandse Diny Arslanagic die elkaar in Zwitserland ontmoet hebben, waar Aldo destijds werkte.
Het bruidspaar kan op dat moment nog niet voorzien dat zij in 1989 het bedrijf zullen overnemen van mevrouw Favier-Zandbergen, die het etablissement na het overlijden van haar echtgenoot in 1984 alleen bestiert. Uiteraard met hulp van haar personeel, waaronder inmiddels ook Aldo.
Ook onder leiding van de Arslanagics blijft de naam Engelbertha hoeve en groeit de zaak in dertig jaar tijd verder uit tot een begrip in Leiden en omstreken. Aldo: “Leiden is gewoon een groot dorp: alle ‘Leienaren’ kennen de Engelbertha Hoeve. Vrijwel iedereen is er weleens geweest voor een etentje, bruiloft, partij, condoleance of zakelijke lunch. Als wij door Leiden lopen worden we ook nu nog door veel mensen herkend en krijgen we altijd veel waardering voor ons restaurant.”
In overleg met Monumentenzorg passen Aldo en Diny het restaurant verder aan naar hun wensen en laten ze in 1993 een naastliggende woning bouwen in bijpassende stijl, waar ze nog altijd wonen. “Een geweldige tijd”, aldus Aldo: “We hadden echt bijzondere horeca: een uitstekend restaurant met een leuke ambiance en een mooie sfeervolle tuin met een eigen aanlegsteiger.”
“Ik ging van armoe de lege boerderij maar stofzuigen”
Toen Aldo de zestig naderde en dacht over stoppen, passeerden verschillende scenario’s de revue. Zijn kinderen wilden de zaak niet overnemen en daar had hij begrip voor. Grote restaurantketens hadden wel belangstelling, maar Aldo kon zich niet vinden in hun rigoureuze verbouwplannen. “Uiteindelijk kwam Stadsherstel die er nu elf appartementen in bouwt met al het moderne comfort, maar ook met behoud van zoveel mogelijk authentieke details.”
Het afscheid viel niet mee. Sommige personeelsleden werkten hier al 25 jaar. “We wilden het graag goed en zorgvuldig afronden en het positieve gevoel behouden. Daarom zijn we blij met de manier waarop Stadsherstel de herbestemming en restauratie aanpakt.”
Toch was het een moeilijk moment voor Aldo toen de hoeve leeg kwam te staan. Vooral om te zien hoe snel de natuur een leegstaand gebouw overneemt. “Het werd er vies en stoffig en uit armoe ging ik er dan maar stofzuigen, ik kon dat niet aanzien.”
Aldo kent het gebouw natuurlijk als zijn broekzak en heeft er vele herinneringen. Hij wilde tijdens de restauratie de bouwvakkers niet in de weg lopen, maar vond het maar al te leuk als de opzichter hem kwam vragen naar een bepaalde leiding en hij weer even de vorderingen kon bekijken: “Het is echt plaatje om te zien!”
In 2019 werden wij eigenaar van dit eeuwenoude rijksmonument, onze eerste aankoop in de sleutelstad. Na een ingrijpende restauratie keert na ruim vier decennia horeca de woonfunctie terug.
Begin 2022 zijn 11 energiezuinige huurwoningen in het middensegment opgeleverd, in oppervlakte variërend van zo’n 50 tot 150 vierkante meter. De lage stal was oorspronkelijk deels varkensschuur en deels onderdeel van het woonhuis. In het restaurant waren hier oorspronkelijk de hal met garderobe, de toiletten en een berging gesitueerd, later kwam hier een kleine eetzaal. Nu komen er twee appartementen, elk van ca. 70 m2. met een interne trap en een woonkeuken op de begane grond. Du Prie was betrokken als aannemer. Een oude bekende, want zij voerden ook de grote verbouwing in de jaren 1979-1981 uit.
We hebben de restauratie uitgevoerd met behoud van de bewaard gebleven historische onderdelen en de bouwkundige structuur en met veel aandacht voor duurzaamheid: het complex is volledig gasvrij gemaakt en daken, gevels en ramen zijn geïsoleerd. Ook is een warmteterugwinning-installatie geplaatst.
De tuin, aan de Oude Rijn gelegen, krijgt naar wens van de gemeente een openbaar karakter.
Vrienden bedankt
De Vrienden van Stadsherstel hebben bijgedragen aan de restauratie van de zo kenmerkende luiken.
Word ook Vriend en maak dit soort restauraties mogelijk.
Bronnen:
Bureau MoNed
Historische Vereniging Oegstgeest
Witte Weekblad Oegstgeest 2005
Leidsche Courant 1974, 1985
Archief Stadsherstel
Aan dit project hebben meegewerkt:
Architect: Architektenburo Marcel van Dijk vof
Aannemer: Du Prie | Bouw & Ontwikkeling BV
Bouwhistorische verkenning: Bureau MoNed
Bouwtoezicht: Van Leeuwen Bouwmanagement
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
Nationaal Restauratiefonds (NRF)