Eerste Weteringdwarsstraat 95
Eerste Weteringdwarsstraat 95, AmsterdamDe familie van de eigenaresse van dit hofje; Isabella Dedel, was, – net zoals honderden Amsterdamse gezinnen in de 19e eeuw en daarvoor – mede-eigenaar van plantages. Daarmee waren ze ook mede-eigenaren van de tot slaafgemaakten die daar woonden en werkten. Ontdek welke ‘linken’ zij met Suriname hadden.
Isabella Dedel (1778-1865) was samen met haar man Isaac Hodshon (1772-1855) oprichter van het Hodshon-Dedelhofje. Ze lieten dit in 1842 bouwen voor hun protestantse dienstboden. In totaal was er plaats voor 20 oud-dienstboden. Het hofje was ondergebracht in een stichting, die overigens wel moeite had het geheel te onderhouden en te beheren. Onder de regenten van de Stichting waren in 1980 nog steeds nazaten van de familie Dedel.
Toen Stadsherstel het hofje aankocht in 1980, waren de woningen zeer slecht onderhouden. Wij nemen wel vaker panden van stichtingen over, met het doel deze duurzaam te herstellen zodat ze na restauratie weer beter functioneren en een goede toekomst tegemoet gaan. Deze woningen dienden aangepast te worden aan de huidige eisen van de tijd en waren ook erg klein. Daarom werden er van de oorspronkelijke 20 woningen en de opzichterswoning, 12 woningen gemaakt. De restauratie werd in 1985 in twee delen uitgevoerd: toen de rechtervleugel klaar was konden de bewoners over, zodat daarna de linkervleugel gerestaureerd kon worden.
Amsterdam was voor 2/3 eigenaar van Suriname
Honderden Amsterdamse gezinnen, waaronder de Dedels, waren mede-eigenaren van plantages en daarmee ook mede-eigenaren van de tot slaafgemaakten die daar woonden en werkten. Daarmee waren ze -vanuit Amsterdam- dus ook slaveneigenaren. Dat bleek in 1863 bij de afschaffing van de slavernij heel concreet, toen deze aandeelhouders stuk voor stuk financiële compensatie aanvroegen – en ontvingen – voor alle tot slaaf gemaakte mannen en vrouwen die zich op dat moment op die plantages bevonden. De tot slaafgemaakten zelf ontvingen niets, integendeel, zij moesten na de afschaffing van de slavernij nog tien jaar blijven werken op een plantage. Daarom wordt door sommigen het jaar 1873 gezien als het jaar waarin de slavernij pas echt afgeschaft is.
Familieleden die geen bestuurder van de WIC of (deels) plantage-eigenaar waren, maar wel bijvoorbeeld burgemeester van de stad Amsterdam, hadden toch ook een link met Suriname. De stad Amsterdam participeerde van 1683 tot 1795 namelijk in de ‘Sociëteit van Suriname’. Daarmee was zij van 1683 tot 1770 voor 1/3 plantage-eigenaar. En toen de familie Van Sommelsdijck haar 1/3 aandeel verkocht, werd de stad Amsterdam zelfs voor 2/3 eigenaar, en de WIC bleef 1/3 eigenaar. Suriname was Nederlandse grootste plantagekolonie en viel, omdat de gemeente er deels eigenaar van was, onder het directe bestuur van de Amsterdamse burgemeesters. Ze waren verantwoordelijk voor de vormgeving van de slavernij.
Overgrootvader, opa en vader Dedel
Veel familieleden van Isabelle Dedel hadden links met o.a. Suriname. Ze waren bijvoorbeeld bestuurder van de WIC, of hadden, net zoals vele machtige Amsterdamse families en firma’s, aandelen in Surinaamse plantages. Isabella’s overgrootvader mr. Willem Gerrit Dedel (1675-1715) was in 1706 bewindhebber van de WIC. Ook was hij schepen en secretaris van Amsterdam.
De opa van Isabella, mr. Salomon Dedel (1711-1774), was in 1738 directeur van de kolonie Berbice. Op de plattegrond van de kolonie uit 1742 staat hij bovenin met zijn wapen ingetekend. Ook was hij toen eigenaar van de plantage Oudshoorn, familielid Willem Gerrit Dedel van plantage Concordia en I. Hudde. Dedel was eigenaar van plantage Handenbos. Salomon was in 1740 bewindhebber van de WIC en in 1754 directeur van de Sociëteit Suriname. Als directeur bestuurde hij de kolonie, hief daarvoor belastingen op het transport van en naar de kolonie en in de kolonie. In 1770 richtte hij een negotiatie (leningsfonds) op ten laste van enkele planters in St. Croix, St. Thomas en St. Jan (nu onderdeel van de Amerikaanse Maagdeneilanden).
Vele planters daar, vooral op St.Thomas, hadden Nederlandse voorouders. Van de negentig plantages op St. Thomas behoorden er 66 aan Nederlandse planters. Salomon woonde aan de zuidzijde van de Keizersgracht, tussen de Reguliersgracht en Utrechtsestraat.
Firma Salomon & Willem Gerrit Dedel & Co
Isabella’s vader, Willem Gerrit (1734- 1801), was o.a. schepen, hoofdschout van Amsterdam en burgemeester in 1784, 1787, 1790 en 1793. Samen met zijn vader, Salomon, richtte hij in 1758 de firma Salomon & Willem Gerrit Dedel & Co op.
In 1769 richtte hij een negotiatie op voor Deens-Amerikaanse eilanden, met een kapitaal van 500.000 en een interest aan de obligatiehouders van 4%. Vader Dedel trouwde met de moeder van Isabelle Dedel: Jacoba van Wickevoort Crommelin. Een neef van vader was directeur van de kolonie Suriname en een andere neef had daar vier plantages.
Vrienden bedankt
Met behulp van bijdragen van de Vrienden zijn de pomp, de gevelsteen en de klok gerestaureerd.
Word ook Vriend en maak dit soort restauraties mogelijk.
Bronnen:
Geschiedenis van de Amsterdamse Slavenhandel: dr. Leo Balai
Museum van Loon
De slavernij in Oost en West: het Amsterdam-Onderzoek, Pepijn Brandon. (spectrum)
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
De Vrienden van Stadsherstel