De Drye Rotgansen
Droogbak 17, AmsterdamToen dit fraaie hoekpand gebouwd werd lag het nog pal aan het IJ, waar de scheepvaart de scepter zwaaide, de zeelieden dorstig waren en waar de rotganzen overwinterden. Ons pand kende dan ook een loodsman, en een lijnslager en blokmaker die respectievelijk touwen en katrollen maakten voor de koopvaardijschepen. Maar ook bierbeschooiers, die ervoor zorgden dat het bier rijkelijk kon vloeien. Én: drie rotganzen in de geveltop. Het uitzicht is met het aanplempen van land en de bouw van gebouw De Droogbak flink veranderd, maar mooi wonen is het hier nog steeds.
Lakens, haringen of toch zeilen?
Bij de stadsuitbreidingen van na 1585 zochten veel zeilmakers, schippers en loodsen hun plaats buiten de oude Haarlemmerdijk aan de scheepsrijke IJ-kant, terwijl de Nieuwendijk meer een winkelstraat werd met veel lakenkopers.
De herkomst van de naam ‘Droogbak’ die in de loop van de 17e eeuw het oorspronkelijke ‘Brouwerskaai’ overnam zorgt nog altijd voor hoofdbrekens. Eerst werd het in verband gebracht met deze lakenkopers. Deze waren echter niet langs het IJ gevestigd en droogden hun lakens op de daken van hun huizen, waarop zij lakenramen hadden aangebracht. Andere verklaringen zijn een in 1613 hiertegenover op palen in het IJ gebouwde Stadsherberg – ofwel ‘drooggasterij’ – en een haringdrogerij die bij de Visschersstraat hoorde. Logisch zou ook zijn dat deze raadselachtige Droogbak te maken had met het drogen van de zeilen.
Vanaf 1600 worden op deze locatie de erven door Burgemeester en Thesaurieën verkocht en op 22 november 1601 kopen Claes Reyniersz en Syvert Pietersz Sem er twee erven, buitendijks bij de oude Haarlemmerpoort gelegen. In mei 1604 verkoopt Syvert zijn erf aan zijn buurman Claes. En een kleine maand daarna verkoopt deze het erf, 16 voet breed en ca. 31 voet lang, aan loodsman Albert Jacobsz. Bij de verkoop wordt de bepaling meegegeven “welverstaende dat op dit erve nyet en sall mogen gedaen werden ’t ambacht van smeden ofte andere ’t aambeelt gebruyckende”.
Rotganzen streken in groten getale neer op de drassige landen rond het IJ
Jacobsz bebouwt het erf en in de gevel komen drie rotganzen, zo blijkt uit dit eenvoudige versje uit 1606, bewaard bij een loterij:
“De twee kinderen van Albert Jacobsz, lootsman, jonck van jaren,
Kregen sij een goet lot sij soudent wel bewaeren.
Per de twee kinderen van Albert jacobsz, lootsman, in de drie Rotgansen bij de Haerlemmerstraet te Amsterdam”
De herkomst van de keuze voor rotganzen is niet bekend. In de 17e eeuw kwam in de directe omgeving tussen Brouwersgracht en Haarlemmerstraat een Rotgansgang / Rotgangssteegje. Ook was er bij de Haarlemmersluis een huis van de weduwe van ene Pieter Jacobs, waar in 1588 ‘de Rotgans uythangt’ en in 1656 is er ‘De Rotgans’ in de Vinkenstraat.
De rotgans ofwel ‘Branta bernicla’ is een kleine wit zwarte gans met een ver klinkende ‘rott-rott’, het geluid waarnaar het dier vernoemd is. Rotganzen overwinteren in ons land en verblijven dan bij voorkeur in de kustgebieden, waar ze van oudsher de zeegrasvelden begraasden, in groepen van soms wel duizend vogels. De drassige, zilte omgeving van de zeearm die het IJ toen was zal ongetwijfeld veel van deze ganzen hebben aangetrokken.
Bierbeschooiers en bloockmaecker
In 1626 koopt Jan Teunisz Bol bij de boedelverkoop van de weduwe van Albert Jacobsz het erf met huis voor ƒ 4200,- en na zijn overlijden verkoopt zijn weduwe Grietgen Dircx het huis zonder winst of verlies door aan haar vader.
Later treffen wij hier lijnslager Claes Arisz van Leeck aan, die zijn touwen op de schepen afzette. Zijn erfgenamen verkopen in 1642 ‘De Drye Rotgansen’ aan Jan Jacobsz Noorman, bierbeschooier. Ook de volgende koper in 1660 is bierbeschooier en in 1662 wordt Willem van Sevenhoven eigenaar. Hij is dan vingerhoedmaker, maar bij zijn overlijden staat bierbeschooier als laatste beroep vermeld. Zo pal tegenover de in het IJ gelegen Stadsherberg met alle zeelieden die aan de wal hun vertier zochten zal er dan ook genoeg bier aangeleverd moeten worden. Maar daarnaast zijn er ook nog steeds de aan de zeevaart gelinkte beroepen, zoals zeilmakers.
Als Van Sevenhoven het huis koopt staan niet alleen ‘De Drie Rotgansen’ in de gevel, maar hangt hier ook ‘De Stadt Monnickendam’ uit. Er is dan al sprake van een kelder, met twee opengaande vensters. In het pand bevinden zich op dat moment een ‘bloockmaecker’ en ‘’t winckeltge van de comenij’ (kruideniertje).
Mooi voorbeeld van een 18e-eeuwse woningindeling
Begin 18e eeuw volgen ingewikkelde deelverkopen doordat de negen erfgenamen van Van Sevenhoven hun delen aan elkaar en aan anderen doorverkopen. Vanaf 1732 weet tabakkoper Hendrik Meijer (1701-1762) steeds een deel te bemachtigen. In 1743 kan Hendrik Meijer eindelijk het laatste deel kopen en is hij voor de volle 9/9 eigenaar en bewoner van het pand.
Voor Meijer hierheen verhuisde vanaf de Buiten Wieringenstraat is het pand grondig vernieuwd. De voorgevel met een mooie houtenonderpui is uitgevoerd als klokgevel met rijke Lodewijk XIV voluten en met het oude huisteken ‘De Drie Rotgansen’ opnieuw ondergebracht in de afdekking. Het onderhuis heeft twee kelders; een voorkelder met uitgebouwd pothuis om de hoek en een achterkelder met aparte toegang in de Buiten Wieringenstraat. Ook het trapportaal – royaal voor die tijd – naar de bovenwoningen was hier via een buitentrap te bereiken.
De woningindeling is typisch 18e-eeuws met een bel-etage die via een sierlijk uitwaaierende stoep te bereiken was. Het gehele voorhuis was opgedeeld in zijkamers, zodat alleen een gang met stucwerk overbleef. De linker zijkamer had een schouw. Door de in de zijgevel aangebrachte ramen ontving de binnenkamer licht vanuit de zijstraat. Links langs de zijwand waren de bedsteden aangebracht. De 17e-eeuwse balklaag werd gehandhaafd zodat de insteekverdieping tot afzonderlijk verhuurbare étage kon worden verbouwd
Zadel- en koffermaker verkoopt het pand aan ons
Door artikeltjes in de krant van 1904 over een korte, maar hevige uitslaande brand in het huis op de hoek van het ‘Droogbakpleintje’ weten we precies wie er destijds woonden. Schoenmaker C. Blauw bewoonde het benedengedeelte en werd zich ’s ochtends een “scherpe brandlucht gewaar” en al snel sloegen de vlammen uit de 1e verdieping en later ook uit de zijgevel in de Buiten Wieringenstraat. De brand was begonnen bij de insteek, bewoond door de familie Baas. De man was kapitein op een ‘binnenbootje’ en ook zijn vrouw had juist het huis verlaten zodat men over de oorzaak van de brand in het duister tastte. Ook de 2e verdieping, waar het gezin Garrel woonde, raakte geheel uitgebrand en de Essers op de 3e verdieping hadden eveneens schade. Blauw en het winkeltje van kelderbewoner Kap hadden slechts te kampen met waterschade. Gelukkig waren de bewoners verzekerd.
Ook vanaf 1907 zit er nog een schoenmaker in de achterkelder, maar dit keer C. Kröber die meerdere malen een “flink schoenmakersjongmaatje” zoekt. Eigenaar is dan H.D. Huyer, een zadel- en koffermaker. Hij heeft het pand gekocht in 1895 gekocht voor ƒ 8000,-. In 1937 overlijdt Huyer, zijn zoon met dezelfde initialen en hetzelfde beroep koopt het huis in 1941 en zal het uiteindelijk in 1958 aan ons verkopen.
Droogbak 17 / Buiten Wieringenstraat 1 is daarmee een van de eerste panden die het in 1956 opgerichte Stadsherstel aankocht. En een prachtige aanwinst was het, dit hoekhuis met de Lodewijk XIV klokgevel voorzien van een gebogen lijstvormig fronton met de parmantige rotganzen en een grote kuif, grote eveneens gekuifde voluten, inspringende aanzetstukken, een gave 18e-eeuwse houten onderpui, fraaie frontale stoep en een pothuis met stoep met gedraaide opgang aan de zijgevel.
Het hoekhuis met houtskelet heeft een hoge borstwering op zolder die wijst op de vroeg 17e-eeuwse oorsprong van het huis. Ook de gehandhaafde insteekverdieping die bij de 18e-eeuwse verbouwing tot een goed bruikbare etage geworden is terug te leiden naar de oorspronkelijk bouwvorm.
De in 1974 gestarte restauratie duurde tot mei 1976. De bouwkundige staat, die slechter was dan voorzien en de moeilijk bereikbare en kleine bouwplaats gelegen aan een drukke verkeersweg leidden tot de nodige vertragingen.
In het pand zijn nu twee woningen. Ooit pal aan het IJ gelegen kijken de bewoners nu uit op gebouw De Droogbak, in 1884 in uitbundige neorenaissancestijl gebouwd als het prestigieuze administratiekantoor van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Alfabetische Lijst van Gangen in Amsterdam, Willem Blok, 2012
Amsterdam Monumentenstad
Delpher
Mens en Monument, 25 jaar Stadsherstel Amsterdam, Jaap Balk e.a., 1981
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: J. Riesener
Restauratieaannemer: De Vries en Kroon