De Keijser
Zandhoek 13, AmsterdamDit was de eerste restauratie van Stadsherstel. Een in de kern 17e eeuws pand gebouwd door de naamgever van het eiland Reinier Reael. Later was dit het pand van de opa van Jacob Olie. Jacob fotografeerde hier onder andere zijn oranjegezindte buutgenoten toen koningin Wilhelmina voorbij reed, als dank voor haar gouden koets.
Vernoemd naar de eigenaar van ons pand
De Zandhoek is een verbinding tussen de Grote Bickerstraat en Bokkinghangen in Amsterdam. De straat (feitelijk een kade) aan het Westerdok is gelegen op het Realeneiland en ontleent zijn naam aan de zandschepen die daar in het verleden hun ladingen losten.
De familie Reael bezat hier veel grond, zij werd ook naamgever van het eiland. Kapitein Reinier Reael (1588-1648) liet bijvoorbeeld tussen 1645 en 1648 het blok percelen aan de Zandhoek tussen de Zoutkeetsgracht en de Taanstraat bouwen. Op nummer 14, ook eigendom van Stadsherstel, bevindt zich de gevelsteen de Gouden Reaal. De Reaal was een Spaans/Portugese munt, in dit geval met een afbeelding van Keizer Karel V, die aan het begin van de 17e eeuw over de hele wereld kon worden gebruikt.
Zandhoek 13 is rond 1645 gebouwd. Het pand is later eigendom van Reiniers dochter Alida Reael (1617 -1678), echtgenoot van Johannes Commersteijn. Het pand blijft ruim 150 jaar in de familie en in 1724 verkopen hun nazaten het aan Jan de Putt voor f.2800,-. Het monument wordt bij die verkoop als volgt omschreven: ‘’een huis en een erf, gelegen op het Realeneiland, op de Zandhoek, naast het hoekhuis, nu of eertijds genaamd ‘de Keijser’’.
Huis van de grootvader van Jacob Olie
In 1790 koopt Jacob Oly de helft van het huis en erf voor ƒ 1600. Zijn zoon Hendrik Oly betaalt in de periode 1790-1833 het precariorecht voor een regenbak vóór het huis. Dit bedrag was 16 stuivers. De bekende Amsterdamse fotograaf Jacob Olie (1834-1905) is een kleinzoon van Hendrik Oly. Hij woonde boven, op nummer 10, met zijn vijf jaar oudere zus Stijntje (Christina) en hun moeder Aagje Eelmersdochter Blank Mooy, de derde vrouw van zijn in 1846 gestorven vader Jacob Olie. Nummer 10 was al enkele generaties lang eigendom van de familie. In 1805 had grootvader Hendrik Olie het inwendig laten verbouwen en naar de smaak van die tijd laten decoreren, met stucwerk en plafondschilderingen in de voorkamer van het benedenhuis.
Jacob Olies vader, grootvader en overgrootvader waren houtvlottersbazen geweest, evenals zijn twee ooms. Twee van zijn halfbroers hadden hetzelfde beroep gekozen. In die tijd werd aan de Zandhoek vlotten gemaakt voor de Zaan van het hout, dat de Zaandammers op de houtveilingen in Amsterdam kochten. Jacob Olie zelf werd geen vlottenbouwer; hij verdiende zijn dagelijks brood eerst als timmerman en bouwkundige, later als tekenleraar en directeur van de eerste ambachtsschool van Nederland. In zijn vrije tijd legde hij vooral het Amsterdamse leven vast door het te fotograferen.
Koningin Wilhelmina kwam altijd voorbij
Eind 19e eeuw en begin 20ste eeuw stonden de bewoners van de Zandhoek bekend om hun Oranjegezindheid. Zo zamelden ze met andere Oranje- en buurtverenigingen geld in voor de gouden koets, die in 1898 aan Koningin Wilhelmina bij haar inhuldiging als cadeau werd aangeboden. Op nummer 13 woonde één van de bestuursleden van de Oranjebond, Arie de Looper en zijn vrouw Dolle Griet. Arie was één van de 19 commissie leden die zich bezighield met het feest, dat hij zelf helaas niet meer zou meemaken. Men begon al in 1895 met de organisatie. De festiviteiten begonnen in Amsterdam. Langs de inhuldigingsroute waren de straten versierd met vlaggen, bloemen erepoorten, optochten en parades.
De leden van de Oranje- Vriendenkring wilden Wilhelmina een vaderlands cadeau geven. De Amsterdamsche Rijtuigenfabriek Spijker kreeg de opdracht om een koets te ontwerpen. Zij bouwden sinds 1880 rijtuigen voor de elites van het Gooi en Amsterdam, maar ook voor Oosterse vorsten. Alle benodigdheden voor het bouwen van de koets moesten uit het koninkrijk komen. Helaas lukte dat niet met het goud. Spijker nam de opdracht zeer serieus want, toen bleek dat er een Belg had meegewerkt aan de koets, lieten ze dat stuk opnieuw maken door Nederlandse handen.
Koningin Wilhelmina zou in de jaren daarop bij haar rijtoeren door Amsterdam altijd een groet brengen aan de bewoners van de Zandhoek.
In de buurt gaat een populaire anekdote rond: dat rond 1890 een jonge bewoonster (Margaretha Amons) van de Zandhoek, sindsdien Dolle Griet genoemd, bij een bezoek van regentes Emma en het jonge koninginnetje Wilhelmina aan de Zandhoek, spontaan de calèche was binnengewipt om de kleine Willemien een stevige pakkerd op de wang te drukken.
In 1851 woont er op nr. 13 een koperslager en in 1864 en ook in 1879 een vlotter. In 1893 wordt er sterke drank in het klein verhandeld en in 1902 wordt het winkelhuis verkocht waarin een tapperij en slijterij gevestigd is, met afzonderlijk verhuurde kelder en bovenwoningen.
Stadsherstel koopt het 17e-eeuwse huis – met 18e eeuwse gevel en klokvormige rollagentop – in 1957 van een belegger. Deze had het enkele maanden daarvoor gekocht via de voogd van de minderjarige Alfred Bernard Davids (geb. 1942). Alfred was de erfgenaam van zijn opa, de Joodse koopman Barend Snoek (1876-1943), getrouwd met Rachel Snoek Hagenaar. Zij beiden, alsook de ouders van Alfred Davids, zijn in de oorlog omgebracht.
Dit huis was het eerste pand waarvan de restauratie door Stadsherstel werd voltooid: in 1959. Het was een gedeeltelijke restauratie, vanwege de bestedingsbeperking. De architect IJ. Kok begeleidde de restauratie. In de daarop volgende jaren is er ook door anderen druk gerestaureerd in de Zandhoek, zodat niemand meer het woord ‘vervallen’ of ‘morbide’ voor de Zandhoek zou durven te gebruiken.
Na bijna 40 jaar bleek een kleine renovatie nodig en kwam toen ook een plaquette op de pui.
Bronnen:
Stadsarchief Amsterdam
De Gouden Koets uitgave PTT post
Jacob Olie, focus publishing